ECLI:NL:RBOBR:2024:630

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10180539
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik en schadevergoeding voor de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant op 22 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de opzegging van een huurovereenkomst door de verhuurder, [eisers in conventie], op grond van dringend eigen gebruik. De huurovereenkomst was aangegaan voor onbepaalde tijd en de verhuurder had de huur opgezegd met als reden dat hij het gehuurde zelf wilde gebruiken. De gedaagden in conventie, die het gehuurde huurden, hebben echter betwist dat de verhuurder daadwerkelijk de intentie had om het gehuurde in eigen gebruik te nemen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verhuurder niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de wil had om het gehuurde zelf te gebruiken, aangezien het gehuurde na de beëindiging van de huurovereenkomst nog steeds leeg stond. De gedaagden in conventie hebben daarom schadevergoeding gevorderd op grond van artikel 7:276 BW, omdat de verhuurder onder valse voorwendsels de huur heeft beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden in conventie recht hebben op schadevergoeding, en heeft de verhuurder veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 11.535,00. Daarnaast is de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden in conventie, die zijn vastgesteld op € 744,00. De kantonrechter heeft de vordering van de verhuurder tot beëindiging van de huurovereenkomst afgewezen, omdat deze niet langer werd gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10180539 \ CV EXPL 22-6509
Vonnis van 22 februari 2024
in de zaak van

1.[eisende partij in conventie 1] ,

2.
[eisende partij in conventie 2],
voorheen wonende in [land] , thans beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: voorheen mr. T.I.P. Jeltema, thans procederend in persoon,
tegen

1.[gedaagde partij in conventie 1] ,

2.
[gedaagde partij in conventie 2],
voorheen wonende te [woonplaats] , thans beiden wonende in [land] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie] (in mannelijk enkelvoud),
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand, mr. D.N. van Luijk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 22 december 2022, waarbij een zitting is bepaald;
- de akte overleggen producties, tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie;
- de antwoordakte in reconventie van de zijde van [eisers in conventie] , met producties;
- de mondelinge behandeling van 25 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Bij brief van 14 augustus 2023 heeft [eisers in conventie] zijn vorderingen in conventie ingetrokken. Bij e-mailbericht van 17 augustus 2023 heeft [gedaagden in conventie] aangegeven de reconventionele vorderingen niet in te trekken. [gedaagden in conventie] heeft geen bezwaar gemaakt tegen in het intrekken van de vorderingen in conventie.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling is de datum voor de uitspraak bepaald op heden.
1.4.
Na de mondelinge behandeling is op 5 februari 2024 nog een e-mailbericht met bijlage(n) van [eisers in conventie] ingekomen. Aangezien voor de indiening van dit stuk door de kantonrechter geen toestemming was verleend, is het stuk geweigerd en wordt de inhoud ervan door de kantonrechter buiten beschouwing gelaten.

2.De feiten

2.1.
[eisers in conventie] heeft van eind 2016 tot medio 2019 in de woning aan de [adres] in [plaats] gewoond. In verband met het werk van de heer [eisers in conventie] en de school van de kinderen heeft [eisers in conventie] een woning in [land] gekocht en is hij in 2019 naar [land] verhuisd. De woning aan de [adres] in [plaats] (verder te noemen: het gehuurde) heeft hij toen verhuurd aan [gedaagden in conventie] . De huurovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, met een minimum duur van 18 maanden, en is ingegaan op 30 december 2019.
2.2.
[gedaagden in conventie] woonde tot op dat moment niet in Nederland. Hij was woonachtig en werkzaam in [land] . [gedaagden in conventie] kwam in Nederland wonen omdat mevrouw [gedaagden in conventie] voor haar werk bij Philips in [plaats] werd gestationeerd.
2.3.
Per 31 maart 2021 heeft de werkgever van de heer [eisers in conventie] het dienstverband met hem beëindigd. De heer [eisers in conventie] heeft toen een eigen bedrijf opgericht. Mevrouw [eisers in conventie] werkt ook bij Philips in [plaats] .
2.4.
In 2021 danwel 2022 heeft [eisers in conventie] een woning in [plaats] gekocht waar zijn studerende dochter woont.
2.5.
In april 2022 heeft [eisers in conventie] zijn huis in [land] te koop gezet.
2.6.
Op 3 en 4 mei 2022 hebben partijen gesproken over het eventueel kopen van het gehuurde door [gedaagden in conventie] .
2.7.
Op 16 mei 2022 heeft [eisers in conventie] een bod op zijn [land] huis ontvangen. [eisers in conventie] heeft het bod niet geaccepteerd.
2.8.
Bij e-mailbericht van 16 mei 2022 heeft [eisers in conventie] aan [gedaagden in conventie] geschreven:
“As discussed, we need to sell the houses as soon as possible so we can move forward with our plans. Without creating unnecessary pressure, the real estate person I came with has a buyer who is willing to pay €1.06m with immediate possession, however, as discussed with you, considering the current situation we are also willing to help you. If you guys are willing to purchase the house, we are willing to discuss with you the possible conditions within the €1m price range.”
2.9.
In reactie op voornoemd e-mailbericht heeft [gedaagden in conventie] aan [eisers in conventie] voorgesteld om een afspraak te maken om met z’n vieren samen te komen. [eisers in conventie] en [gedaagden in conventie] hebben een gesprek gehad.
2.10.
Bij e-mailbericht van 23 mei 2022 heeft [eisers in conventie] aan [gedaagden in conventie] geschreven:
“Thank you for meeting with us last Saturday.
As discussed, our personal situation has changed, and we are only going to sell our current home in [land] , therefore, we are no longer interested in selling our house in the Netherlands. I have communicated that already with the real estate agent so they are aware of the situation.
We are currently making our plans to move back to our home in [land] at the end of the year, and would communicate with you exact dates so you can also plan your move.
In the course of this week I'll send you a termination letter of our rental agreement with appropriate notice and conditions under the Dutch law.”
2.11.
Bij brief van 27 mei 2022 aan [gedaagden in conventie] heeft [eisers in conventie] de huur opgezegd tegen 15 november 2022 op grond van dringend eigen gebruik.
2.12.
Bij brief van 3 juni 2022 heeft [gedaagden in conventie] aan [eisers in conventie] laten weten dat hij niet instemt met de opzegging van de huur, dat de huurovereenkomst niet eindigt per 15 november 2022 en dat hij het gehuurde niet per die datum zal verlaten.
2.13.
Omdat minnelijk overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, heeft [eisers in conventie] de onderhavige procedure bij dagvaarding van 2 november 2022 aanhangig gemaakt. Hij heeft gevorderd dat de kantonrechter bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt in verband met dringend eigen gebruik.
2.14.
Medio november 2022 heeft [gedaagden in conventie] gemeld dat hij eind december 2022 uit het gehuurde zal vertrekken. Eind 2022 is [gedaagden in conventie] vertrokken uit het verhuurde en teruggekeerd naar [land] . [gedaagden in conventie] heeft het gehuurde op 26 december 2022 aan [eisers in conventie] opgeleverd en de huurovereenkomst is op 31 december 2022 geëindigd.
2.15.
[eisers in conventie] heeft vervolgens zijn vorderingen in verband met het opzeggen van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik ingetrokken.
2.16.
In februari 2023 heeft [eisers in conventie] het gehuurde te koop aangeboden. In mei 2023 heeft [eisers in conventie] het gehuurde opnieuw te koop – voor een lagere vraagprijs – en ook te huur aangeboden.
2.17.
Mevrouw [eisers in conventie] is ziek vanaf 20 maart 2023. In oktober 2023 is zij gestart met
re-integratie.
2.18.
Omstreeks oktober 2023 heeft [eisers in conventie] het gehuurde laten schilderen. Hij heeft daarvoor op 10 oktober 2023 een factuur ontvangen.
2.19.
Op of omstreeks 14 november 2023 heeft [eisers in conventie] bij de gemeente [gemeente] aangifte gedaan van vestiging in de gemeente [gemeente] komende uit het buitenland.
2.20.
Op of omstreeks 16 november 2023 heeft [eisers in conventie] een bod op zijn huis in [land] ontvangen. Dit bod was geldig tot 20 november 2023. [eisers in conventie] heeft dit bod geaccepteerd.

3.Het geschil

in conventie:
3.1.
[eisers in conventie] heeft zijn vorderingen ingetrokken.
3.2.
[gedaagden in conventie] heeft geen bezwaar tegen het intrekken van de vorderingen. [gedaagden in conventie] vordert [eisers in conventie] te veroordelen in de proceskosten.
in reconventie:
3.3.
[gedaagden in conventie] vordert – na vermeerdering van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad dat de kantonrechter:
i. [eisers in conventie] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [gedaagden in conventie] , met bewijs van kwijting, van de verhuis- en inrichtingskosten ad € 6.530,-, dan wel een nader door de kanton-rechter te bepalen bedrag als tegemoetkoming in deze kosten;
ii. [eisers in conventie] hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [gedaagden in conventie] , met bewijs van kwijting, van een schadevergoeding ad € 11.535,-, dan wel een nader door UEA te bepalen bedrag aan schade;
iii. voor zover de wil om het zelf te gebruiken wel aanwezig zou zijn, een bedrag vast te stellen dat moet worden betaald indien later zou blijken dat de wil om het zelf te gaan gebruiken er in werkelijkheid niet was;
iv. betaling van de kosten van deze procedure, waaronder begrepen een salaris
voor de gemachtigde;
v. betaling van de nakosten (krachtens artikel 237 lid 4 Rv), te begroten op een half salarispunt van het toegewezen salaris voor de gemachtigde met een maximum van € 120,-, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [eisers in conventie] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
3.4.
[gedaagden in conventie] legt aan deze vorderingen, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag. Door de beëindigingsvordering van [eisers in conventie] zag [gedaagden in conventie] zich gedwongen zijn plannen om te gooien en met het gezin terug te verhuizen naar [land] . Om te kunnen verhuizen heeft [gedaagden in conventie] kosten moeten maken. [gedaagden in conventie] heeft de kosten beperkt weten te houden door een goede regeling met de nieuwe werkgever van de heer [gedaagden in conventie] , die een aantal kosten voor zijn rekening heeft genomen. De kosten die voor zijn eigen rekening zijn gebleven, bedragen
€ 6.530,-. Hij vordert op grond van artikel 7:275 BW vergoeding van deze kosten, althans een tegemoetkoming hierin.
Daarnaast is [eisers in conventie] op grond van artikel 7:276 BW gehouden tot het vergoeden van de schade van [gedaagden in conventie] . [eisers in conventie] heeft immers onder valse voorwendsels een huurbeëindiging
bewerkstelligd. De wil om het gehuurde zelf in gebruikte nemen ontbrak bij [eisers in conventie] , doordat tien maanden later het gehuurde nog steeds leeg staat, uit de voorgeschiedenis van de opzegging eveneens blijkt dat bij [eisers in conventie] de wil ontbrak om het gehuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen en dit ook volgt uit het te koop en te huur zetten van het gehuurde, nadat [gedaagden in conventie] het gehuurde had verlaten. De huurovereenkomst zou zonder deze valse voorwendsels niet zijn beëindigd. [gedaagden in conventie] zouden de kosten van verhuizen niet hebben gemaakt als de huurovereenkomst niet zou zijn beëindigd. [gedaagden in conventie] vordert dan ook deze schade van [eisers in conventie] , naast de reeds gevorderde verhuis- en inrichtingskosten. De schade van [gedaagden in conventie] is begroot op €11.535,--.
3.5.
[eisers in conventie] voert verweer. Hij stelt dat [gedaagden in conventie] heeft besloten naar zijn thuisland terug te keren, naar het huis dat hij al eerder bezat. Het is niet redelijk dat [gedaagden in conventie] de kosten voor het opknappen van dat huis van hem vordert. [eisers in conventie] heeft zijn eigen huis ook op moeten knappen, maar die kosten draagt hij ook niet over aan iemand anders. Verder zijn de verhuiskosten gedekt door de werkgever. Het is niet redelijk dat [gedaagden in conventie] geld van hem vraagt. [eisers in conventie] heeft aangeboden om [gedaagden in conventie] te helpen een ander huis in Nederland te vinden, maar daar heeft [gedaagden in conventie] geen gebruik van gemaakt. [eisers in conventie] had het huis zelf nodig. Het ontslag van de heer [eisers in conventie] had zeer grote financiële consequenties en het was voor [eisers in conventie] niet langer mogelijk beide woningen aan te houden. Er was voor [eisers in conventie] geen reden meer om in [land] te blijven wonen. Wegens omstandigheden is hij later dan gepland terugverhuisd naar Nederland. Sinds november 2023 woont hij weer met zijn gezin in het gehuurde.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie:
4.1.
De zaak heeft een internationaal karakter, nu [eisers in conventie] ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding in [land] woonde en [gedaagden in conventie] op dit moment in [land] woont. Allereerst dient daarom (ambtshalve) de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de onderhavige vordering kennis te nemen. Die vraag dient bevestigend beantwoord te worden. Nu het gehuurde in Nederland gelegen is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 24 herschikte EEX-Verordening (Verordening (EG) nr. 1215/2012) bevoegd om van het onderhavige geschil kennis te nemen.
4.2.
Partijen hebben zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het toepasselijke recht. Nu zij echter beiden hun stellingen hebben toegesneden op het Nederlandse recht, veronderstelt de kantonrechter een rechtskeuze ten processe voor Nederlands recht.
in conventie:
4.3.
[eisers in conventie] heeft in deze procedure aanvankelijk gevorderd dat de kantonrechter bepaalt dat de huurovereenkomst eindigt in verband met dringend eigen gebruik, en dat [gedaagden in conventie] wordt veroordeeld het gehuurde te ontruimen. [gedaagden in conventie] heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van [eisers in conventie] op dringend eigen gebruik onterecht is. De opzegging door [eisers in conventie] en zijn beëindigingsvorderingen hebben [gedaagden in conventie] echter doen besluiten terug te keren naar [land] . Hij heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met dien verstande dat de einddatum op 31 december 2022 wordt gesteld, met veroordeling van [eisers in conventie] in de proceskosten.
4.4.
Nadat een mondelinge behandeling is bepaald, heeft [eisers in conventie] de kantonrechter verzocht de zaak door te halen op de rol.
4.5.
De kantonrechter overweegt dat een zaak ingevolge artikel 246 Rv alleen met instemming van beide partijen op de rol kan worden doorgehaald. [gedaagden in conventie] verzet zich in zijn akte uitlating weliswaar niet tegen de verzochte doorhaling van de vordering van [eisers in conventie] , maar geeft aan dat hij zijn eigen reconventionele vordering niet intrekt. Dat maakt dat doorhaling van de zaak op de rol niet mogelijk is.
4.6.
Uit de stellingen van [eisers in conventie] volgt dat hij zijn vordering in deze procedure niet langer handhaaft, omdat [gedaagden in conventie] inmiddels uit het gehuurde is vertrokken. Op de vorderingen van [eisers in conventie] hoeft daarom niet meer te worden beslist. Wat betreft de proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eisers in conventie] als de in het ongelijk gestelde partij heeft te gelden en daarom in de proceskosten dient te worden veroordeeld. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van [gedaagden in conventie] vast op € 204,00 aan gemachtigdensalaris (1,0 punt conform het liquidatietarief voor ontruiming). Dit betreft 1 salarispunt voor het opstellen van de conclusie van antwoord. Andere proceshandelingen in conventie waarvoor een salaris gemachtigde dient te worden toegekend, zijn niet verricht.
in reconventie:
4.8.
[gedaagden in conventie] vordert verhuis- en inrichtingskosten op grond van artikel 7:275 BW én schadevergoeding op grond van artikel 7:276 BW. De kantonrechter heeft [gedaagden in conventie] op zitting voorgehouden dat hij voor beide vorderingen dezelfde verhuis- en inrichtingskosten noemt, en dat hij die kosten maar één keer vergoed kan krijgen. [gedaagden in conventie] heeft toegelicht dat hij heeft bedoeld beide bedragen te vorderen, waarbij eventueel het bedrag van de schadevergoeding aangepast dient te worden op de toegewezen verhuis- en inrichtingskosten.
4.9.
[gedaagden in conventie] vordert op grond van artikel 7:275 BW verhuis- en inrichtingskosten van
€ 6.530,-. Artikel 7:275 BW bepaalt dat indien de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik (art. 7:274 lid 1 sub c BW) toewijst, hij een bedrag kan vaststellen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten. In de onderhavige zaak is de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst echter niet door de rechter toegewezen; [eisers in conventie] heeft deze vordering ingetrokken nadat [gedaagden in conventie] had aangegeven het gehuurde te zullen verlaten. De kantonrechter heeft dit op zitting aan [gedaagden in conventie] voorgehouden. [gedaagden in conventie] heeft verzocht de vergoeding op grond van redelijkheid en billijkheid toe te wijzen, nu hij wel is verhuisd door het opzeggen van de huurovereenkomst en het instellen van de vordering door [eisers in conventie] . De kantonrechter gaat daar niet in mee, nu dit artikel niet voor deze situatie is bedoeld. Daar komt bij dat [gedaagden in conventie] de mogelijkheid heeft om op grond van artikel 7:276 BW een schadevergoeding te vorderen. De gevorderde verhuis- en inrichtingskosten ad € 6.530,- zullen daarom worden afgewezen.
4.10.
Daarnaast vordert [gedaagden in conventie] op grond van artikel 7:276 BW een schadevergoeding van € 11.535,-. Hij stelt dat [eisers in conventie] onder valse voorwendsels een huurbeëindiging heeft bewerkstelligd. De wil om het gehuurde zelf in gebruik te nemen ontbrak bij [eisers in conventie] doordat het gehuurde tien maanden nadat de huur is beëindigd, nog steeds leeg staat. Uit de voorgeschiedenis van de opzegging blijkt eveneens dat bij [eisers in conventie] de wil ontbrak om het gehuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen en dit volgt ook uit het te koop en te huur zetten van het gehuurde, aldus [gedaagden in conventie] .
4.11.
Art. 7:276 BW bepaalt dat indien de verhuurder het verhuurde heeft opgezegd met een beroep op dringend eigen gebruik, en de huurder daarna heeft ingestemd met beëindiging, de verhuurder jegens de huurder tot schadevergoeding gehouden is als blijkt dat de wil om het gehuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen bij de verhuurder in werkelijkheid niet aanwezig is geweest. Behoudens tegenbewijs wordt vermoed dat de wil om het verhuurde duurzaam in eigen gebruik te nemen in werkelijkheid niet aanwezig is geweest, indien niet binnen een jaar na het einde van de overeenkomst het verhuurde duurzaam door hem in gebruik is genomen (art. 7:276 lid 2 BW).
4.12.
Bepalend is of de wil om het gehuurde in eigen gebruik te nemen aanwezig was ten tijde van de uitspraak van de rechter op de beëindigingsvordering, respectievelijk ten tijde van de toestemming van de huurder in de beëindiging van de huur. Dat betekent dat het peilmoment is, de datum wanneer [gedaagden in conventie] heeft gemeld dat hij eind december 2022 uit het gehuurde zal vertrekken. De kantonrechter zal als peildatum hanteren 30 november 2022, te weten de datum waarop de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagden in conventie] door de rechtbank is ontvangen. Van een eerder bericht van [gedaagden in conventie] dat hij instemt met beëindiging van de huur is niet gebleken.
4.13.
Vast staat dat het gehuurde elf maanden na de instemming van [gedaagden in conventie] en tien maanden na de daadwerkelijke beëindiging van de huurovereenkomst nog leeg stond. Pas na het indienen van de akte vermeerdering eis door [gedaagden in conventie] , waarin hij schadevergoeding van [eisers in conventie] vordert wegens het ontbreken van de wil om het gehuurde zelf in gebruik te nemen, heeft [eisers in conventie] zijn intrek in het gehuurde genomen, althans heeft hij zich ingeschreven in de gemeente [gemeente] .
[eisers in conventie] heeft toegelicht dat er omstandigheden waren die ervoor gezorgd hebben dat hij later dan gepland naar Nederland, naar het gehuurde, is teruggekeerd. De vader van mevrouw [eisers in conventie] is in januari 2023 ziek geworden en zij moest er voor hem zijn. Vervolgens is mevrouw [eisers in conventie] in maart 2023 ziek geworden. Op advies van de dokter moest zij het rustig aan doen en is de verhuizing uitgesteld. Hij heeft echter wel plannen gemaakt om terug te keren, en het huis opgeknapt. In maart 2023 speelde er ook een reorganisatie bij Philips, waar mevrouw [eisers in conventie] op dat moment al 10 jaar werkte. Zij kreeg te horen dat ze mogelijk ook ontslagen kon worden. Dat leverde (financiële) stress op en gedurende een korte periode heeft hij beide huizen, zowel het gehuurde als het huis in [land] , te koop moeten zetten. Snel daarna heeft hij de beslissing genomen om terug te keren naar Nederland omdat het gezin zich daar fijner voelt. Hij heeft de prijs voor het huis in [land] verlaagd, een lager bod voor het huis in [land] geaccepteerd en hij is teruggekeerd naar Nederland.
4.14.
Met [gedaagden in conventie] is de kantonrechter van oordeel dat het verhaal van [eisers in conventie] niet consistent is. Begin mei 2022 wil [eisers in conventie] het gehuurde verkopen en heeft hij het ook aan [gedaagden in conventie] te koop aangeboden. Eind mei 2022 heeft hij vervolgens de huurovereenkomst met [gedaagden in conventie] opgezegd wegens dringend eigen gebruik. Eind november 2022 heeft [gedaagden in conventie] laten weten te zullen vertrekken uit het gehuurde per eind december 2022, maar vervolgens zet [eisers in conventie] het gehuurde in februari 2023 te koop. Dat valt niet te rijmen met zijn wens om terug te keren naar het gehuurde. De verklaring die [eisers in conventie] daarvoor gegeven heeft is niet overtuigend. Hij stelt dat mevrouw [eisers in conventie] in maart 2023 te horen kreeg dat ze als gevolg van een reorganisatie misschien ontslagen zou kunnen worden, maar het gehuurde stond al op 7 februari 2023 te koop (productie 5 van de zijde van [gedaagden in conventie] ). Vervolgens heeft [eisers in conventie] het gehuurde in mei 2023 voor een lagere vraagprijs te koop en daarnaast ook te huur aangeboden (productie 5 van de zijde van [gedaagden in conventie] ). Concrete aanknopingspunten dat [eisers in conventie] tussen het voornemen om het gehuurde te verkopen in 2022 en het daadwerkelijk te koop aanbieden in februari 2023 de wil heeft gehad om het gehuurde in eigen gebruik te nemen, zijn er niet. Weliswaar heeft [eisers in conventie] het gehuurde in oktober 2023 (dus ruim na het peilmoment) laten schilderen, maar dat kan ook zijn gedaan om het huis aantrekkelijker te maken voor de verkoop.
Gezien de gang van zaken, waarbij ook wordt meegewogen dat [eisers in conventie] zich pas bij de gemeente [gemeente] als ingezetene heeft ingeschreven nadat [gedaagden in conventie] in zijn akte schadevergoeding heeft gevorderd wegens het ontbreken van de wil om het gehuurde zelf in gebruik te nemen, heeft [eisers in conventie] niet aannemelijk gemaakt dat bij hem op 30 november 2022 daadwerkelijk de wil bestond om het gehuurde zelf in gebruik te nemen. Dat betekent dat [gedaagden in conventie] aanspraak kan maken op schadevergoeding op grond van artikel 7:276 BW.
4.15.
[gedaagden in conventie] heeft de door hem gemaakte kosten onderbouwd met bonnen (overgelegd als productie 7). Hij heeft op zitting toegelicht dat de gevorderde kosten, enkel de kosten zijn die niet zijn vergoed door de werkgever van meneer [gedaagden in conventie] . De werkgever van mevrouw [gedaagden in conventie] heeft geen kosten vergoed, omdat zij haar baan heeft moeten opzeggen door de verhuizing naar [land] . De werkgever van meneer [gedaagden in conventie] heeft enkel betaald voor de uiteindelijke verhuizing. Het was echter noodzakelijk meerdere keren naar [land] te vliegen, ter voorbereiding van de voorhuizing. Die kosten zijn niet vergoed. Een grote kostenpost betreft de AirBnB kosten voor december 2022. [gedaagden in conventie] heeft toegelicht dat die kosten noodzakelijk waren, omdat hij al zijn spullen moest verschepen in een container. Nadat de spullen verscheept waren, moest zijn gezin ergens verblijven totdat zij ook naar [land] vertrokken. Hij heeft geprobeerd deze kosten zo laag mogelijk te houden, ze hebben met het gezin ook nog een periode bij vrienden verbleven voordat ze naar [land] teruggingen. De overige kosten betreffen inrichtingskosten voor de nieuwe woning die hij als gevolg van de verhuizing heeft moeten maken, aldus [gedaagden in conventie] .
Met deze toelichting en de overgelegde bonnen heeft [gedaagden in conventie] de door hem gemaakte kosten als gevolg van de verhuizing naar [land] voldoende onderbouwd. [eisers in conventie] heeft de hoogte van de door [gedaagden in conventie] gevorderde schadevergoeding verder ook niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van € 11.535,00 zal daarom worden toegewezen.
proceskosten
4.16.
[eisers in conventie] wordt in overwegende mate in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden in conventie] worden begroot op:
- salaris advocaat € 609,00 (1,5 punten × tarief € 406,00)
- nakosten €
135,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 744,00
4.17.
De gevorderde wettelijke rente over de nakosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
5.1.
verstaat dat [eisers in conventie] zijn vordering niet handhaaft;
5.2.
veroordeelt [eisers in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 204,00;
in reconventie:
5.3.
veroordeelt [eisers in conventie] hoofdelijk tot betaling aan [gedaagden in conventie] van een schadevergoeding van € 11.535,00;
5.4.
veroordeelt [eisers in conventie] in de proceskosten van € 744,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisers in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.5.
veroordeelt [eisers in conventie] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
5.6.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2024.