Bijlage
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22
Een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…),
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. (…),
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(…)
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder 3°.
2. Aan een omgevingsvergunning worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2.10 tot en met 2.20. Indien toepassing is gegeven aan artikel 2.27, vierde lid, worden aan een omgevingsvergunning tevens de bij de verklaring aangegeven voorschriften verbonden. De aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften zijn op elkaar afgestemd.
1. Een omgevingsvergunning geldt voor eenieder die het project uitvoert waarop zij betrekking heeft. De vergunninghouder draagt ervoor zorg dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften worden nageleefd.
Artikel 2.7
Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Artikel 4 van bijlage II
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9. Het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
Beleidsregel kruimelgevallen gemeente Meierijstad(geldend vanaf 21 maart 2021 t/m heden)
Algemene voorwaarden
50%
Voor de toepassing van dit beleid geldt in algemene zin dat het bouwen binnen de bebouwde kom niet tot gevolg mag hebben dat de zone erf van het bouwperceel voor meer dan 50% wordt bebouwd.
Het bouwen buiten de bebouwde kom mag niet tot gevolg hebben dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd of dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
Bouwvlak
Voor de toepassing van deze beleidsregel geldt dat als gesproken wordt van een ‘bouwvlak’ waarbinnen het hoofdgebouw moet worden opgericht hiermee ook een bouwblok, of daarmee vergelijkbare omschrijving in een bestemmingsplan of de beheersverordening wordt bedoeld.
Indien in een bestemmingsplan of een beheersverordening een kleiner ‘bouwvlak’ dan hieronder wordt vermeld is opgenomen, dan geldt voor de toepassing van deze beleidsregel voor het ‘bouwvlak’ bij woonbestemmingen binnen de bebouwde kom het volgende:
• Gemeten vanaf de voorgevel*⁰⁰ wordt het bouwvlak bij aaneengebouwde hoofdgebouwen, geschakelde hoofdgebouwen en half-vrijstaande hoofdgebouwen geacht 12,00 meter diep te zijn;
• Gemeten vanaf de voorgevel wordt het bouwvlak bij vrijstaande hoofdgebouwen geacht 15,00 meter diep te zijn;
• Het bouwvlak wordt geacht te zijn gelegen tot op 3,00 meter uit de zijdelingse perceelsgrenzen van het bouwperceel, tenzij het bestaande hoofdgebouw op kortere afstand van een zijdelingse perceelsgrens is gelegen. Dan wordt de grens van het bouwvlak geacht te zijn gelegen op deze kortere afstand .
Minimale vereisten
Tevens gelden voor alle hieronder genoemde categorieën nog de volgende voorwaarden:
a. de stedenbouwkundig-ruimtelijke structuur van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
b. de parkeercapaciteit dient na realisering voldoende te zijn, waarbij wordt getoetst aan geldend gemeentelijk parkeerbeleid;
c. de verkeersveiligheid dient in voldoende mate te zijn geborgd;
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
e. de natuurlijke en / of landschappelijke waarden worden niet onevenredig aangetast;
f. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
g. er ontstaan geen (onevenredige) privaatrechtelijke belemmeringen.
Paraplubestemmingsplan parkeren gemeente Meierijstad
1.3beleidsregel parkeren
een beleidsregel die voor de uitoefening van de in het plan opgenomen regels uitleg geeft met betrekking tot het aspect parkeren, als bedoeld in artikel 3.1.2, lid 2 onder 'a.' van het Besluit ruimtelijke ordening;
(…)
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Normstelling parkeren
a. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor het veranderen van de functie van een bouwperceel, dient voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein of op openbaar gebied aanwezig te zijn of gerealiseerd te worden, dan wel in stand te worden gehouden.
b. Voor de in lid a genoemde voldoende parkeergelegenheid dienen de normen zoals bedoeld in de beleidsregel 'Nota Parkeernormen Meierijstad 2018' als vastgesteld op 18 december 2018, in acht genomen te worden.
c. Indien deze beleidsregels e/of de bijlagen gedurende worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels en/of bijlagen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag worden toegepast.
Artikel 4 Afwijkingsmogelijkheid
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in Artikel 2 of Artikel 3 indien:
• er in voldoende parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien op een andere wijze; of;
• het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte op eigen terrein te voorzien; en;
• er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn; en;
• er een parkeertelling aanwezig is die aantoont dat er voldoende parkeerplaatsen in de openbare ruimte aanwezig zijn die benut kunnen worden, of;
• aangetoond kan worden dat volstaan kan worden met een lagere parkeernorm.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 5 Van toepassing verklaren / uitzonderingen
dit bestemmingsplan is van toepassing op alle bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en uitwerkingsplannen van de gemeente Meierijstad die op het moment van de inwerkingtreding van dit plan in werking zijn getreden.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.