ECLI:NL:RBOBR:2025:1019

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
10961767
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. Wijsman - van Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake opzegging raamovereenkomst en schadevergoeding tussen adviesbureau en Aqua Assistance

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter in Eindhoven, staat de opzegging van een raamovereenkomst tussen [eiser], een adviesbureau gespecialiseerd in waterveiligheid, en Aqua Assistance B.V. centraal. De partijen hebben op 29 januari 2020 een raamovereenkomst gesloten, die per 1 december 2019 inging. Op 10 maart 2023 heeft Aqua Assistance de samenwerking per direct beëindigd, wat leidde tot een geschil over de schadevergoeding die [eiser] vordert.

[eiser] stelt dat hij door de opzegging schade heeft geleden en vordert een bedrag van € 25.000,00, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Hij betoogt dat Aqua Assistance de opzegtermijn van drie maanden niet in acht heeft genomen, zoals vastgelegd in de raamovereenkomst. Aqua Assistance betwist de vordering en stelt dat er geen opdrachten meer waren en dat er geen causaal verband is tussen de opzegging en de gestelde schade.

De kantonrechter oordeelt dat Aqua Assistance de opzegtermijn niet in acht heeft genomen en dat de opzegging onterecht was. De kantonrechter wijst een schadevergoeding toe van € 1.680,00, maar wijst de vordering voor reiskosten af. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan op 20 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 10961767 \ CV EXPL 24-1476
Vonnis van 20 februari 2025
in de zaak van
[eiser] ,h.o.d.n.
[bedrijfsnaam eiser],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: dhr. J.A. Rottiné,
tegen
AQUA ASSISTANCE B.V.,
gevestigd in Helmond,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Aqua Assistance,
gemachtigde: mr. L.V. Claassens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de akte eiswijziging,
- de mondelinge behandeling (zitting) van 15 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eiser] verstrekt advies op het gebied van (drink)waterveiligheid, in het bijzonder legionellapreventie, aanleg, onderhoud en beheer van drinkwaterinstallaties. Aqua Assistance is werkzaam binnen dezelfde branche en verstrekt ook advies over (drink)waterveiligheid met als expertise legionellapreventie- en beheer.
2.2.
Op 29 januari 2020 hebben partijen een raamovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met ingangsdatum per 1 december 2019, omdat partijen meer wilden samenwerken. Partijen zijn het erover eens dat de raamovereenkomst als ‘grondlegger’ dient voor de toekomstige opdrachten.
2.3.
Op 10 maart 2023 heeft de heer [A] , namens Aqua Assistance, mondeling aan [eiser] laten weten dat de samenwerking tussen beide partijen per direct zou eindigen. [eiser] heeft op 15 maart 2023 via de e-mail contact opgenomen met Aqua Assistance, omdat hij het niet eens is met de opzegging. Partijen zijn niet nader tot elkaar gekomen en uiteindelijk is [eiser] een procedure bij de kantonrechter begonnen.
Wat wordt gevorderd?
2.4.
[eiser] stelt dat hij door de opzegging schade heeft geleden. Na eisvermindering vordert [eiser] – kortgezegd – betaling door Aqua Assistance van een bedrag van € 25.000,00 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de datum van de dagvaarding (20 februari 2024). Een en ander met een veroordeling van de proceskosten aan de zijde van Aqua Assistance in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis.
2.5.
[eiser] voert als rechtsgrond aan dat Aqua Assistance ten onrechte de raamovereenkomst niet nakomt, door geen rekening te houden met de opzegtermijn van drie maanden. Bij brief van 7 juni 2023 is het beroep op nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding (6:87 BW). De schade van [eiser] is de gemiste omzet die [eiser] zou hebben kunnen maken wanneer er wel met de opzegtermijn rekening zou zijn gehouden.
2.6.
Aqua Assistance is het hier niet mee eens. Zij concludeert tot de niet ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel [eiser] de ingestelde vordering te ontzeggen als zijnde ongegrond of onbewezen. Met een veroordeling in de proceskosten aan de zijde van [eiser] en deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.7.
Aqua Assistance heeft als verweer gevoerd dat op het moment van opzegging [eiser] geen opdrachten meer had van Aqua Assistance. Causaal verband tussen de door [eiser] gestelde schade en het niet in acht nemen van de opzegtermijn door Aqua Assistance ontbreekt dan ook, zo is haar standpunt. Ook was Aqua Assistance het vertrouwen in [eiser] volledig kwijtgeraakt, waardoor zij de overeenkomst per direct hebben opgezegd. Het afbreukrisico was te groot, aldus Aqua Assistance.
Aqua Assistance had een opzegtermijn van 3 maanden dienen te hanteren
2.8.
Partijen zijn het erover eens dat op 10 maart 2023 de raamovereenkomst per direct op initiatief van Aqua Assistance is opgezegd. Omdat de raamovereenkomst de onderlegger is voor de overige overeenkomsten tussen partijen zijn alle overige overeenkomsten/opdrachten op 10 maart 2023 ook door Aqua Assistance opgezegd. Beide partijen gaan daar vanuit. Aqua Assistance stelt zich op het standpunt dat deze opzegging terecht is, maar [eiser] stelt dat Aqua Assistance ten onrechte de opzegtermijn van drie maanden (artikel 2 van de raamovereenkomst) niet in acht heeft genomen. [eiser] wil de nog lopende overeenkomsten blijven uitvoeren tot 30 juni 2023, het moment waarop de opzegtermijn is verstreken.
2.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Aqua Assistance de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden in acht had moeten nemen. Het verweer van Aqua Assistance dat [eiser] zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet goed nakwam verwerpt de kantonrechter. Zou [eiser] al zijn tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst, dan ontbreekt een ingebrekestelling met een termijn voor verbetering. Dat de werkwijze van [eiser] zo ernstig afbreuk deed aan het imago van Aqua Assistance dat van haar niet kon worden verlangd eerst een ingebrekestelling te sturen heeft Aqua Assistance onvoldoende onderbouwd. Er is een voorval geweest in maart 2022. Dat gaf destijds geen aanleiding voor opzegging van de overeenkomst. Aqua Assistance kan niet in maart 2023 opzeggen - met als standpunt dat inachtneming van de opzegtermijn van drie maanden niet van haar kan worden gevergd - verwijzend naar een incident een jaar eerder.
2.10.
Door de opzegtermijn niet in acht te nemen, is Aqua Assistance de gemaakte afspraak niet nagekomen. Gelet op de omzettingsverklaring van 7 juni 2023 dient Aqua Assistance de schade te vergoeden die [eiser] heeft geleden als gevolg van het niet in acht nemen van de opzegtermijn.
Een overzicht
2.11.
[eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat ten tijde van de opzegging een aantal opdrachten waren verstrekt die hij niet heeft kunnen afronden, omdat de opzegtermijn niet in acht is genomen. De uren die hij zou hebben kunnen factureren aan Aqua Assistance voor deze opdrachten bepalen (mede) de omvang van de door hem geleden schade. [eiser] stelt dat voor de volgende werkzaamheden opdrachten zijn verstrekt:
Projecten [nummer 1] en [nummer 2]
Op moment van opzegging nog niet gestart
Project [nummer 3]
Bouwdeel [1]
Op moment van opzegging nog niet gestart
Project [nummer 4]
Bouwdeel [2]
Op moment van opzegging was deze opdracht al afgerond
Project [nummer 5]
Bouwdeel [3]
Op moment van opzegging was deze opdracht al afgerond
Project [nummer 6]
Bouwdeel [4]
Op moment van opzegging nog niet gestart
Project [nummer 7]
Op moment van opzegging waren 161 uren uitgevoerd (173 uren begroot).
Project [nummer 8]
Op moment van opzegging waren 27 uren uitgevoerd (50 uren begroot)
Project [nummer 9]
Op moment van opzegging nog niet gestart
2.12.
Partijen zijn het erover eens dat ‘project [nummer 4] (bouwdeel [2] )’ en ‘project [nummer 5] (bouwdeel [3] )’ op het moment van opzegging waren afgerond en dat de betaling door Aqua Assistance aan [eiser] voor deze opdrachten heeft plaatsgevonden en niet in geschil is. Ten aanzien van de overige opdrachten verschillen partijen van mening of de door Aqua Assistance aangeboden opdrachten ook door [eiser] zijn aanvaard.
Totstandkoming van opdrachten
2.13.
In de raamovereenkomst hebben partijen in artikel 3 een afspraak gemaakt over de wijze waarop een opdracht tot stand komt. Partijen zijn het erover eens dat met ‘wederpartij’ in artikel 3.2. wordt bedoeld de partij die de werkzaamheden zou uitvoeren. Artikel 3 omschrijft het volgende:
2.14.
De kantonrechter overweegt als volgt. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan (artikel 6:217 BW). Uit artikel 3.2 van de raamovereenkomst volgt dat de opdrachtbon het door Aqua Assistance gedane aanbod is. Voor alle door [eiser] in het overzicht (rechtsoverweging 2.11) genoemde projecten is een opdrachtbon aan [eiser] gestuurd. Maar wanneer is de opdracht aanvaard door [eiser] ? De aanvaarding is een tot de andere partij gerichte wilsverklaring die in beginsel in ieder vorm kan geschieden. Een verklaring kan uitdrukkelijk geschieden of in een of meer gedragingen besloten liggen (artikel 3:37 BW).
2.15.
Een schriftelijke of mondelinge aanvaarding van de door Aqua Assistance verstrekte opdrachten is er niet. Daar zijn partijen het over eens. [eiser] stelt zich op het standpunt dat de opdrachten die hij van Aqua Assistance heeft ontvangen stilzwijgend door hem zijn aanvaard. Aqua Assistance betwist dat.
2.16.
Voor een stilzwijgende aanvaarding van een opdracht is nodig dat de aanvaarding van de opdracht door [eiser] wel ergens uit blijkt, uit een gedraging bijvoorbeeld. Zou [eiser] zijn gestart met zijn werkzaamheden voor een specifieke opdracht dan heeft hij die opdracht aanvaard. Ook wanneer hij dat niet schriftelijk of mondeling aan Aqua Assistance heeft meegedeeld. Maar bij de genoemde opdrachten (zie rechtsoverweging 2.17 tot en met 2.19) was daarvan geen sprake. Er was geen teken waaruit Aqua Assistance kon afleiden dat [eiser] de aangeboden opdracht had aanvaard en zou gaan uitvoeren. Daarbij komt dat voor project [nummer 1] en [nummer 2] de opdrachtbonnen al in juli 2022 per e-mail aan [eiser] zijn aangeboden, maar er op het moment van opzeggen op 10 maart 2023 nog geen werkzaamheden door [eiser] waren verricht. Op grond van artikel 6:221 lid 1 BW vervalt een schriftelijk aanbod wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] de projecten genoemd onder rechtsoverweging 2.17, 2.18 en 2.19 niet (binnen redelijke termijn) heeft aanvaard zodat het Aqua Assistance vrij stond om de opdracht zelf of door een andere derde partij te laten uitvoeren.
Projecten [nummer 1] en [nummer 2]
2.17.
Wat betreft projecten [nummer 1] en [nummer 2] heeft [eiser] in productie 15 en 16 twee e-mails van 17 juni 2022 en 13 juli 2022 overgelegd afkomstig van Aqua Assistance. Uit deze e-mail blijkt niet dat [eiser] de opdrachten met de bovenstaande projectnummers heeft aanvaard. Ook anderszins is niet gebleken van aanvaarding van deze opdrachten door [eiser] . Voor zover de schade betrekking heeft op gemiste omzet in verband met projectnummers [nummer 1] en [nummer 2] wordt deze afgewezen.
Projecten [nummer 3] (Bouwdeel [1] ) en [nummer 6] (bouwdeel [4] )
2.18.
Ter onderbouwing van de stelling wat betreft bovenstaande projecten legt [eiser] productie 17 en 18 bij de dagvaarding over. Uit beide producties maakt de kantonrechter niet op dat [eiser] daadwerkelijk deze opdrachten heeft aanvaard. Ook anderszins is niet gebleken van aanvaarding van deze opdrachten door [eiser] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] nog aangedragen dat projecten [nummer 3] tot en met [nummer 6] deel uitmaken van één grote opdracht, waarvan project [nummer 4] en [nummer 5] waren afgerond en de aanvaarding van de projecten [nummer 6] en [nummer 3] daarin besloten lagen. De kantonrechter volgt [eiser] niet, aangezien dit afzonderlijke projecten zijn met afzonderlijke opdrachtbonnen. De tekst van artikel 3.2 van de raamovereenkomst is duidelijk. De opdracht bon moet worden aanvaard. Aanvaarding, door uitvoering, van andere opdrachtbonnen die gelijktijdig per e-mail zijn verstuurd maakt niet dat alle opdrachtbonnen in die e-mail zijn aanvaard.
Voor zover de schade betrekking heeft op gemiste omzet in verband met projecten [nummer 3] (Bouwdeel [1] ) en [nummer 6] (bouwdeel [4] ) wordt deze afgewezen.
Project [nummer 9]
2.19.
Ter onderbouwing van de stelling wat betreft project [nummer 9] wordt een e-mailcorrespondentie overgelegd waaruit volgt dat [eiser] een ureninschatting maakt en vervolgens [B] de opdracht aan Aqua Assistance verstrekt. De kantonrechter kan hieruit niet afleiden dat [eiser] het aanbod van Aqua Assistance uiteindelijk heeft aanvaard. Ook anderszins is niet gebleken van aanvaarding van deze opdrachten door [eiser] . Voor zover de schade betrekking heeft op gemiste omzet in verband met project [nummer 9] wordt deze afgewezen.
Aqua Assistance dient de al aangevangen werkzaamheden te vergoeden
2.20.
In onderstaande projecten zijn partijen het erover eens dat aan een deel van het project uitvoering is gegeven door [eiser] voorafgaand aan de opzegging:
Project [nummer 7]
Op moment van opzegging waren 161 uren uitgevoerd (173 uren begroot).
Project [nummer 8]
Op moment van opzegging waren 27 uren uitgevoerd (50 uren begroot)
2.21.
[eiser] stelt dat hij deze projecten door de opzegging op 10 maart 2023 niet heeft kunnen afronden. In project [nummer 7] waren 12 uur nog niet uitgevoerd. In het project [nummer 8] waren 23 uur nog niet uitgevoerd. [eiser] stelt schade te hebben geleden omdat Aqua Assistance hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om in de opzegtermijn (die gehanteerd had moeten worden) deze opdrachten af te ronden en de gewerkte uren te factureren aan Aqua Assistance. In totaal komt de vordering neer op € 2.800,00 aan gemiste omzet.
2.22.
Aqua Assistance betwist dat er nog respectievelijk 12 en 23 uur nodig was om deze opdrachten af te ronden. Aqua Assistance legt uit dat het begrote urenbudget niet volledig besteed hoefde te worden en dat het streven was om minder uren aan het project te besteden. Daarbij wordt ook vermeld dat het gebruikelijk was voor [eiser] om alle projecten ‘vol te schrijven’ en de begrote uren ook te facturen. De projecten zijn inmiddels afgerond door andere adviseurs van Aqua Assistance.
2.23.
In rechtsoverweging 2.10 heeft de kantonrechter geoordeeld dat Aqua Assistance ten onrechte geen opzegtermijn heeft gehanteerd. Indien de opzegtermijn van drie maanden was gehanteerd, had [eiser] de kans gehad om deze projecten – die wel door hem (stilzwijgend) waren aanvaard – af te ronden. Door [eiser] is onbetwist gesteld dat hij gemiddeld 70 uur per maand besteedde aan opdrachten van Aqua Assistance. In de periode van drie maanden (de overeengekomen opzegtermijn) had [eiser] de gestelde 35 uur kunnen werken.
Aqua Assistance heeft uitgelegd dat de projecten inmiddels zijn afgerond door andere adviseurs. En hoewel het streven van Aqua Assistance was om de projecten in minder uren af te ronden, is niet gebleken dat de andere adviseurs de projecten ook in minder uren hebben afgerond. Daarbij komt dat partijen het erover eens zijn dat [eiser] altijd zijn begrote uren volledig nodig had om de opdracht te kunnen uitvoeren en altijd alle begrootte uren factureerde aan Aqua Assistance. Ook voor deze projecten was dit (waarschijnlijk) het geval geweest. Het uurtarief dat [eiser] in 2023 hanteerde bedroeg € 80,-. Daar zijn partijen het over eens.
2.24.
[eiser] vordert in deze procedure schadevergoeding als gevolg van niet nakoming door Aqua Assistance. Schade is een netto bedrag. Hoewel [eiser] zich op het standpunt heeft gesteld dat omzet en winst voor hem gelijk zijn, volgt de kantonrechter hem niet in dit standpunt. Zelfs al zou [eiser] geen bedrijfskosten hebben (hetgeen hij stelt, maar Aqua Assistance betwist) dan spelen fiscale aspecten wel een relevante rol. In zijn vordering heeft [eiser] hier helemaal geen rekening mee gehouden. In de conclusie van antwoord heeft Aqua Assistance hier al op gewezen (gemiste omzet is niet gelijk aan gemiste winst), maar [eiser] heeft nagelaten hierop in te gaan. Dat lag wel op zijn weg. De kantonrechter zal uit proceseconomisch oogpunt een schatting maken van de gemiste winst. De kantonrechter zal een bedrag van € 1.680,00 toewijzen.
Een vergoeding voor de reiskosten wordt afgewezen
2.25.
[eiser] stelt zich tenslotte op het standpunt dat hij een bedrag van € 2.352,00 aan schade heeft geleden, omdat hij in de periode van 10 maart 2023 tot en met 30 juni 2023 geen reiskosten heeft kunnen declareren bij Aqua Assistance. [eiser] stelt dat de reiskostenvergoeding voor hem een verdienmodel was. Partijen zijn volgens hem een relatief hoge reiskosten vergoeding overeengekomen, omdat deze vergoeding ook deels diende als vergoeding voor de gemaakte reisuren.
2.26.
Aqua Assistance betwist dat zij hebben afgesproken dat deze vergoeding ziet op meer dan de daadwerkelijk gemaakte reiskosten. Aqua Assistance verwijst naar de als productie 2 bij de dagvaarding bijgevoegde brief van [eiser] aan Aqua Assistance waarin [eiser] de reiskostenvergoeding als volgt wordt omschrijft:
2.27.
Partijen zijn het erover eens dat zij de afspraak hebben gemaakt zoals omschreven in bovenstaande citaat. Bij de uitleg van een afspraak gaat het niet alleen om de zuiver taalkundige betekenis van de bewoordingen van de overeenkomst, maar daarnaast moet worden gekeken naar de context van de betreffende bepalingen, aan de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en aan hetgeen zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten en naar de betekenis die deze bepalingen, gelezen in de context van het contract als geheel, in (de relevante kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben (de zogenoemde Haviltex norm). Ook de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan een overeenkomst kan van belang zijn voor de uitleg van die overeenkomst. Daarnaast is van belang dat bij een eenzijdig opgesteld beding, in geval van onduidelijkheid over de betekenis daarvan, het beding in beginsel ten nadele van de opsteller wordt uitgelegd. Dit wordt de contra proferentem-regel genoemd.
2.28.
Uit de tekst van de brief die [eiser] heeft opgesteld (rechtsoverweging 2.26) volgt dat de reiskostenvergoeding wordt bepaald door de
daadwerkelijkte maken reiskosten per opdracht. Dat is het tegenovergestelde van het standpunt van [eiser] , inhoudend dat het de bedoeling van partijen was dat [eiser] zou verdienen aan de reiskostenvergoeding (omdat hierin ook een vergoeding zit voor de reisuren). Partijen zijn het erover eens dat in de periode van 10 maart 2023 tot en met 30 juni 2023 [eiser] niet naar het [B] is afgereisd. Nu de reizen woon-werkverkeer niet zijn gemaakt, volgt hier logischerwijs ook uit dat er geen reisuren zijn gemaakt. De kantonrechter weegt mee dat de bepaling over de reiskosten door [eiser] zelf is opgesteld. [eiser] had bij het formuleren van dit beding door een heldere woordkeuze misverstanden kunnen vermijden en dient daarom het risico van onduidelijkheid in de bewoordingen van deze bepaling te dragen. De kantonrechter wijst de vordering van € 2.352,00 aan schade door gemiste reiskostenvergoeding dan ook af.
De wettelijke rente wordt toegewezen
2.29.
[eiser] heeft wettelijke handelsrente gevorderd over de hoofdsom. De kantonrechter oordeelt dat wettelijke handelsrente, als bedoeld in artikel 6:119a BW geen betrekking heeft op een verplichting tot vergoeding van schade. De kantonrechter mag ambtshalve de wettelijke rente toewijzen. Aqua Assistance heeft hier geen verweer tegen gevoerd en de stellingen van [eiser] kunnen deze vordering dragen. De wettelijke rente wordt toegewezen zoals omschreven in de beslissing.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.30.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De veroordelingen in dit vonnis worden niet uitvoerbaar bij voorraad
2.31.
[eiser] vordert dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Aqua Assistance verzoekt de kantonrechter om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat er, bij toewijzing van een of meerdere vorderingen, een aanzienlijk restitutierisico bestaat. Daarbij is niet gebleken dat [eiser] een beroepstermijn of een procedure in hoger beroep niet kan afwachten alvorens tot uitvoering wordt overgegaan. [eiser] heeft een uitvoer bij voorraad verklaring gevorderd zonder nadere onderbouwing. De kantonrechter heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling de gelegenheid gegeven om op de bezwaren van Aqua Assistance te reageren, maar hij heeft hier expliciet vanaf gezien.
2.32.
Het is een in rechte te respecteren belang van [eiser] dat hij het vonnis ten uitvoer kan leggen, wat ook het uitgangspunt is van vonnissen in het algemeen. [eiser] heeft in deze procedure niet onderbouwd waarom hij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wenst te verklaren en ook heeft tijdens de mondelinge behandeling afgezien om te reageren op de bezwaren aan de zijde van Aqua Assistance. De kantonrechter dient de belangen van partijen af te wegen in het licht van de omstandigheden van het geval en ziet op grond van het bovenstaande aanleiding om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt Aqua Assistance om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.680,00 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang vanaf de datum van de dagvaarding (20 februari 2024) tot de dag van volledige betaling,
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman - van Veen en in het openbaar uitgesproken op 20 februari 2025.