In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vordering ingesteld tegen de curator, Mr. Floris Pieter Gabriël Dix, in de faillissementen van de besloten vennootschappen FVC Holding B.V., CT-Plus B.V., CT-Realisatie B.V. en Advanced Water Management B.V. De eisers hebben de curator verzocht om mee te werken aan de verkoop van hun woning aan [adres] te [woonplaats] voor een prijs van € 1.250.000,00. De curator heeft zich verzet tegen deze verkoopprijs en heeft aangegeven dat hij belang heeft bij een hogere opbrengst. De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de curator de woning niet direct hoeft te veilen en dat hij bereid is om de woning in de verkoop te plaatsen om een hogere opbrengst te realiseren. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eisers om de curator te veroordelen tot medewerking aan de verkoop van de woning moet worden afgewezen, omdat de geboden prijs niet in lijn is met de taxatiewaarden van de woning. Daarnaast is de vordering om de verkoopopbrengst als veilingopbrengst te beschouwen ook afgewezen, omdat dit een definitief oordeel vraagt dat niet in kort geding kan worden gegeven. De eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van de curator betalen, die zijn begroot op € 1.438,00. Het vonnis is uitgesproken op 14 februari 2025.