Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
.
Rechtbank Oost-Brabant
Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met twee minderjarigen. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer in 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De officier van justitie had gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de feiten, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
De rechtbank heeft de verklaringen van de minderjarige slachtoffers, die de verdachte beschuldigden, beoordeeld. Hoewel de rechtbank de emoties van de slachtoffers serieus nam, concludeerde zij dat hun verklaringen niet voldoende steun vonden in ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak de verklaringen van slachtoffers en de verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan en dat er aanvullende bewijsmiddelen nodig zijn om tot een veroordeling te komen.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er niet voldaan was aan het wettige bewijsminimum. De verklaringen van de slachtoffers werden niet ondersteund door voldoende onafhankelijk bewijs, waardoor de rechtbank niet kon vaststellen dat de tenlastegelegde feiten hadden plaatsgevonden. De verdachte werd integraal vrijgesproken en de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partijen in de proceskosten door de verdachte gemaakt, moesten worden verwezen.