ECLI:NL:RBOBR:2025:1150

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
01/134492-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling door medebewoner in beschermde woonvorm

Op 26 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en vernieling. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, heeft op 18 april 2024 in Best geprobeerd een medebewoner van een beschermde woonvorm zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze over de trapbalustrade te gooien. De rechtbank oordeelde dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was voor deze poging tot zware mishandeling, gezien zijn psychische toestand, en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. Voor de vernieling, die plaatsvond op 1 februari 2024 in Helmond, werd de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 1 dag op voor de vernieling en een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat er een hoog recidivegevaar was en dat de veiligheid van anderen in het geding was. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.134492.24 en 01.266147.24 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 26 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 juli 2024, 9 oktober 2024, 18 december 2024 en 12 februari 2025.
Op de zitting van 12 februari 2025 heeft de rechtbank de tegen verdachte, onder de hiervoor genoemde parketnummers, aanhangig gemaakte zaken gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak onder parketnummer 01.134492.24 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 juni 2024. De zaak onder parketnummer 01.266147.24 is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 11 februari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. parketnummer 01.134492.24:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te Best
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] heeft opgetild/opgepakt en/of vervolgens over de trap balustrade/trapleuning (naar beneden) heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2024 te Best[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] op te tillen/op tepakken en/of vervolgens over de trap balustrade/trapleuning (naar beneden) tegooien.
T.a.v. parketnummer 01.266147.24:
hij op of omstreeks 1 februari 2024 te Helmond
opzettelijk en wederrechtelijk in de woning aan de [adres] :
- de achterruit beneden,
- (de ruit van) de achterdeur,
- de deur van de meterkast,
- bloempotten,
- een metalen buitentafel,
- een televisie,
- een dressoir,
- laminaat,
- een vloerkleed,
- een hondenmand,
- een woonkamerkast,
- een rolgordijn,
- een vensterbank,
- een laptop,
- een kelderdeur,
- een tuinbank,
- de badkamerspiegel,
- het toilet/de toiletbril,
- badkamertegels,
- de douchecabine,
- de toiletborstelhouder,
- een kledingkast,
- een stoomapparaat,
- meerdere matrassen en/of
- een ladeblok,

in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] en/of [woningstichting] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd het primair ten laste gelegde onder parketnummer 01.134492.24 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01.266147.24 wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich voor wat betreft een bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft de feiten bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank volstaat, gelet op artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van bewijsmiddelen, aangezien verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
T.a.v. 01.134492.24 primair:
  • proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 18 april 2024, dossier 1 pagina 9-10;
  • proces-verbaal van bevindingen van verbalisant A [verbalisant 3] d.d. 19 april 2024, dossier 1 pagina 16;
  • verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 februari 2025.
T.a.v. 01.266147.24:
  • proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , opgemaakt door verbalisant [verbalisant 4] d.d. 5 februari 2024, dossier 2 pagina 6-7;
  • proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] d.d. 3 april 2024, dossier 2 pagina 34-35;
  • verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 februari 2025.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven vermelde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. 01.134492.24 primair:
op 18 april 2024 te Best, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] heeft opgetild/opgepakt en vervolgens over de trap balustrade/trapleuning naar beneden heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
T.a.v. 01.266147.24:
op 1 februari 2024 te Helmond opzettelijk en wederrechtelijk in de woning aan de [adres] :
- de achterruit beneden,
- (de ruit van) de achterdeur,
- de deur van de meterkast,
- bloempotten,
- een metalen buitentafel,
- een televisie,
- een dressoir,
- laminaat,
- een vloerkleed,
- een hondenmand,
- een woonkamerkast,
- een rolgordijn,
- een vensterbank,
- een laptop,
- een kelderdeur,
- een tuinbank,
- de badkamerspiegel,
- het toilet/de toiletbril,
- badkamertegels,
- de douchecabine,
- de toiletborstelhouder,
- een kledingkast,
- een stoomapparaat,
- meerdere matrassen en
- een ladeblok,

die aan [benadeelde] en/of [woningstichting] toebehoorden, heeft vernield.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Over de persoon van verdachte is een geïntegreerd psychiatrisch en psychologisch rapport uitgebracht.
Het rapport van drs. A. Banaei Kashani, psychiater, en drs. S. Labrij, gezondheidszorg-psycholoog, van 12 december 2024 houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene lijdt aan een autismespectrumstoornis. Hij is daarnaast psychotisch gevoelig en er zijn psychotische symptomen in de vorm van hallucinaties, vertekening van de realiteitstoetsing; er is paranoïde angst en er zijn paranoïde wanen en betrekkingsideeën. Dit wordt geclassificeerd als een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis (met als differentiaaldiagnose schizofrenie). Daarnaast is sprake van stoornissen in het gebruik van cannabis, amfetamine en cocaïne (matig/ernstig, in een regulerende omgeving in gedwongen remissie).
Feit 1 (poging tot zware mishandeling)
Betrokkene was psychotisch ontregeld. Er was sprake van paranoïde wanen en er waren hallucinaties. Dit leidt tot instabiliteit van het denken, voelen en handelen. Betrokkene voelde zich in toenemende mate boos worden door de geluidsoverlast die hij
hoorde, en die volgens hem bedoeld was om hem te pesten. Ook voortvloeiend uit de
stoornis in het autismespectrum heeft betrokkene beperkte copingsmogelijkheden. Hij
was niet in staat de oplopende frustraties te verdragen en/of ze adequaat te hanteren.
Zijn waarnemingsvermogen en zijn sturingsvermogen waren ernstig aangetast, zodanig dat hij niet in staat was tot gedragsalternatieven. Geadviseerd wordt dan ook betrokkene dit feit niet toe te rekenen.
Feit 2 (vernieling)
Er was voorafgaande aan dit feit sprake van een opbouw van spanning en ontregeling
voortvloeiend uit de stoornis in het autismespectrum. Het is niet met zekerheid te zeggen of hij voorafgaand aan dit feit drugs had gebruikt, maar het is zeker ook niet uit te
sluiten. Middelengebruik kan drempelverlagend hebben gewerkt voor de agressieve
acting out. Dit middelengebruik vloeit voort uit verslavingsziekte, waarbij betrokkene
drugs ook heeft gebruikt bij wijze van zelfmedicatie. Het sturingsvermogen was aangetast ten tijde van dit feit door de stoornis in het autismespectrum en door de verslavingsproblematiek. Geadviseerd wordt betrokkene dit feit in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud en de conclusies van het rapport.
De rechtbank beschouwt verdachte ten aanzien van parketnummer 01.134492.24 (poging tot zware mishandeling) als volledig ontoerekeningsvatbaar. Verdachte is daarom niet strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank beschouwt verdachte ten aanzien van parketnummer 01.266147.24 (vernieling) als verminderd toerekeningsvatbaar. Er zijn ten aanzien daarvan geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
De officier van justitie en de raadsman hebben in zoverre geen andere standpunten ingenomen.

Oplegging van straf en/of maatregel.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ten aanzien van 01.134492.24 gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen.
De officier van justitie heeft ten aanzien van 01.266147.24 gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van voorarrest op te leggen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft ten aanzien van 01.134492.24 verzocht aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. De raadsman heeft aangevoerd dat de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege een te vergaande maatregel is gelet op het strafblad van verdachte en de omstandigheid dat hij op dit moment tien maanden clean is van drugsgebruik. Verdachte heeft verklaard dat hij graag hulp wil in een ambulant kader en niet een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
De raadsman heeft ten aanzien van 01.266147.24 verzocht een geldboete op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft geprobeerd een medebewoner van een beschermde woonvorm zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem op te tillen/op te pakken en vervolgens over de trap balustrade/trapleuning naar beneden te gooien. Het slachtoffer is één verdieping naar beneden gevallen en is in zijn val op de balustrade van de ondergelegen verdieping terechtgekomen. Het dossier bevat geen objectieve medische informatie over het letsel van het slachtoffer. Uit de verklaringen van het slachtoffer en zijn woonbegeleider volgt dat het slachtoffer in ieder geval blauwe plekken had en veel pijn aan zijn rug. Dat het letsel enigszins beperkt lijkt te zijn gebleven, mag een wonder heten. Een dergelijke val had kunnen leiden tot blijvende invaliditeit of zelfs een dodelijke afloop kunnen hebben.
Verder heeft verdachte in een woedeaanval nagenoeg de hele inrichting van het huis van zijn moeder vernield. Dit heeft zijn moeder veel overlast en schade opgeleverd.
De rechtbank verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen onder het kopje “de strafbaarheid van verdachte”. De rechtbank heeft in dat kader geoordeeld dat verdachte ten aanzien van de poging tot zware mishandeling volledig ontoerekeningsvatbaar is en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dat oordeel brengt met zich mee dat ten aanzien van dat feit enkel een strafrechtelijke maatregel kan worden opgelegd. Ten aanzien van de vernieling is verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Ten aanzien van dat feit kan een straf en/of een maatregel worden opgelegd.
Het rapport van drs. A. Banaei Kashani, psychiater, en drs. S. Labrij, gezondheidszorg-psycholoog, van 12 december 2024 houdt verder onder meer het volgende in.
Alles overziend wordt het recidivegevaar ingeschat als hoog voor zowel vernieling als mishandeling waarbij er sprake kan zijn van ernstig letsel.
De behandeling van de opeenstapeling van pathologie is complex. De behandeling zal meerdere jaren in beslag nemen en er zal een grote en gestage behandeldruk moeten zijn, plus controle op middelengebruik, om op den duur te kunnen leiden tot langdurige inperking van het recidivegevaar. De behandeling zal plaats moeten vinden in een instelling die bestand is tegen het ageergedrag van betrokkene. Het resocialisatietraject kan pas beginnen als betrokkene geruime tijd, gedacht wordt aan meerdere jaren, abstinent is van middelen. Dit om te voorkomen dat betrokkene terugvalt in middelengebruik, met het risico dat betrokkene opnieuw psychotisch zal ontregelen en zal recidiveren. De stoornis in het autismespectrum kan niet behandeld worden. Wel kan betrokkene met behulp van psycho-educatie leren meer adequaat om te gaan met de disfuncties voortvloeiend uit het autisme.
Ondergetekenden adviseren het kader van de maatregel tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.
Een zorgmachtiging is onvoldoende, en richt zich niet op het inperken van het als hoog ingeschatte recidiverisico.
De tbs met voorwaarden wordt als onvoldoende gezien, omdat betrokkene niet in staat is gebleken zich aan voorwaarden te houden. De verwachting is dat betrokkene als hij te snel meer bewegingsvrijheid krijgt, zal terugvallen in middelengebruik, waarna het recidivegevaar toeneemt en de behandeling stagneert.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusies en adviezen over. Met de psycholoog en de psychiater is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk maakt.
De rechtbank overweegt verder dat is voldaan aan de formele voorwaarden om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen. Het hierna te kwalificeren feit onder parketnummer 01.134492.24 betreft een misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Voorts merkt de rechtbank op dat het een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank verdachte ter beschikking stellen. De rechtbank zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman verzochte en door verdachte gewenste terbeschikkingstelling met voorwaarden, gelet op het advies van de psychiater en de psycholoog, onvoldoende is om het hoge recidiverisico in te perken.
Het feit onder parketnummer 01.266147.24 is geen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en wordt ook niet uitdrukkelijk benoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2º, van het Wetboek van Strafrecht, zodat voor dat feit de terbeschikkingstelling niet kan worden opgelegd. De rechtbank zal gelet op de duur en intensiteit van de terbeschikkingstelling volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag met aftrek van voorarrest. De rechtbank vindt de door de raadsman verzochte geldboete geen passende straf gelet op de beperkte financiële draagkracht van verdachte. De raadsman heeft nog opgemerkt dat verdachte in het geval van oplegging van een gevangenisstraf geen recht heeft op schadevergoeding voor het ten onrechte ondergaan van voorarrest. De rechtbank overweegt in dat kader dat ook in het geval van oplegging van een geldboete geen recht op schadevergoeding bestaat. De zaak is dan immers niet geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel ex artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partijen.

Door [slachtoffer] is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van
€ 50.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het bedrag bestaat geheel uit immateriële schade. Daarnaast zijn proceskosten gevorderd tot een bedrag van € 1.500,00. De vordering is ter terechtzitting toegelicht door de raadsman van de benadeelde partij. De raadsman heeft verzocht een bedrag van € 25.000,00 voor immateriële schadevergoeding als voorschot toe te kennen. De raadsman heeft opgemerkt dat het slachtoffer dakloos is geworden na het incident, dat zijn longen lijken te zijn beschadigd door de val en dat hij ontzettend bang is geweest om dood te gaan en herbelevingen heeft. De raadsman heeft geen stukken van het slachtoffer ontvangen ter onderbouwing van de vordering.
Door [benadeelde] is schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1.957,40 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het bedrag bestaat geheel uit materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [slachtoffer] fors te matigen gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, alsmede dat – zonder nadere onderbouwing – geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen de dakloosheid van het slachtoffer en de val.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde] toe te wijzen tot een bedrag van € 1.312,60 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft afschrijvingskosten voor de televisie (€ 109,80) en de laptop (€ 535,00) op het verzochte bedrag in mindering gebracht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft primair verzocht de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op het ontbreken van een causaal verband tussen het ten laste gelegde en de schade. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 500,00 bij gebrek aan een onderbouwing. De raadsman heeft verzocht de gevorderde proceskosten af te wijzen, omdat de benadeelde partij van een uitkering leeft en in aanmerking komt voor een toevoeging.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] . Verdachte heeft verklaard dat hij de door zijn moeder gevorderde schadevergoeding wil betalen.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt.
Juridisch kader immateriële schade volgens de Hoge Raad
Als de schade die het gevolg is van een gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust (hier: het optillen/oppakken en vervolgens over de trap balustrade/trapleuning naar beneden gooien) nadeel omvat dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, een deel van de door [slachtoffer] gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij blauwe plekken had en veel pijn aan zijn rug. Er is aldus sprake van lichamelijk letsel en derhalve een grond voor het toekennen van een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Verder volgt uit de toelichting van de raadsman ter terechtzitting dat de benadeelde partij klachten heeft die wijzen op een aantasting in zijn persoon. De aard en de ernst van de normschending brengen in dit geval mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor het slachtoffer zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Bij de beoordeling van de hoogte van de toe te kennen immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank gelet op uitspraken in andere zaken en de rechtbank acht – alles overziend – een bedrag van € 1.500,00 passend, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft de meer gevorderde vergoeding voor immateriële schade. Van dit gedeelte van de vordering is niet eenvoudig vast te stellen of deze schade rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit is toegebracht, omdat de bewijstukken ontbreken. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit onderdeel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte zoals gevorderd veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op € 1.500,00 ter zake van kosten rechtsbijstand, nu dit minder is dan hetgeen overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief rechtbanken en gerechtshoven toewijsbaar zou zijn (2 punten overeenkomstig tarief IV met betrekking tot zaken van een geldswaarde van € 40.000,00 tot € 98.000,00, te weten € 1.214,00 per punt). Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde] overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht de vordering van [benadeelde] , nu deze vordering niet door de verdediging is betwist, in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen – met uitzondering van het bedrag van de kostenveroordeling van € 1.500,00 – de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor is vermeld.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 37a, 37b, 38d, 45, 57, 302, 350 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde onder parketnummer 01.134492.24 en het ten laste gelegde onder parketnummer 01.266147.24 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. 01.134492.24 primair:
poging tot zware mishandeling
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging.
T.a.v. 01.266147.24:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf en maatregelen.
T.a.v. 01.134492.24 primair:
Een
terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswegevoor de duur van 2 jaren.
T.a.v. 01.266147.24:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 dagmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht.
T.a.v. 01.134492.24 primair:
Maatregel van schadevergoeding
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 1.500,00. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op € 1.500,00, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
T.a.v. 01.266147.24:
Maatregel van schadevergoeding
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
[benadeelde], van een bedrag van
€ 1.957,40. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 29 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 01 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] :
Wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [benadeelde] , van een bedrag van
€ 1.957,40, bestaande uit materiële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 01 februari 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.C. Mulders, voorzitter,
mr. T. Kraniotis en mr. E. Boersma, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H. Wildeman, griffier,
en is uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij de processen-verbaal van de politie Oost-Brabant, genummerd PL2100-2024083332, afgesloten 21 april 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 70 (dossier 1) en genummerd PL2100-202423483, afgesloten 2 augustus 2024, aantal doorgenummerde bladzijden: 39 (dossier 2).