ECLI:NL:RBOBR:2025:1177

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
01.275223.22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van twee minderjarige meisjes door verdachte tijdens een campinguitje

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van twee minderjarige meisjes op 5 augustus 2021 in Ommel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de meisjes heeft gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van een situatie waarin zij zich niet konden verzetten. De verklaringen van de slachtoffers werden als betrouwbaar en consistent beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en DNA-bewijs. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de ontkennende houding van de verdachte. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en verplichtingen tot behandeling en reclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de slachtoffers, waarbij de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk heeft toegewezen en andere delen niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.275223.22]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.275223.22
Datum uitspraak: 27 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2001] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 13 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 6 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij – kort weergegeven:
op 5 augustus 2021 in Ommel [slachtoffer 1] heeft verkracht (primair) dan wel ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd (subsidiair);
op 5 augustus 2021 in Ommel [slachtoffer 2] heeft verkracht (primair) dan wel ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd (subsidiair).
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in Bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Het standpunt van de officier van justitie.
Op de in het schriftelijk requisitoir uitgewerkte gronden acht de officier van justitie de beide ten laste gelegde verkrachtingen wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft op gronden als verwoord in zijn schriftelijke pleitnota integrale vrijspraak bepleit.
Het oordeel van de rechtbank.
Voor de overzichtelijkheid en de leesbaarheid zijn die door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen uitgewerkt in Bijlage II bij dit vonnis.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefsters
Aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben beide op twee verschillende momenten een verklaring afgelegd over de gebeurtenissen die in de bewuste nacht zouden hebben plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben aangeefsters in de kern steeds een gedetailleerde en consistente verklaring afgelegd. Aangeefsters hebben direct na het incident duidelijk verklaard over (de volgorde) van de gebeurtenissen. Daarbij hebben zij gedetailleerd verklaard over de seksuele handelingen die verdachte bij hen zou hebben verricht en waar dit zou hebben plaatsgevonden. Ook geven zij het aan als zij zich zaken niet (meer) herinneren of wanneer zij iets niet hebben gezien. Van redenen om te veronderstellen dat aangeefsters in strijd met de waarheid verklaringen hebben afgelegd over het handelen van verdachte, is de rechtbank niet gebleken.
Steunbewijs voor de verklaringen van aangeefsters
De verklaringen van beide aangeefsters vinden steun doordat gedeelten met elkaar overlappen. Verder worden deze aangiftes ook in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Allereerst wijst de rechtbank op de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die direct na het incident door [slachtoffer 1] zijn gebeld. Zij hebben – afzonderlijk van elkaar – van [slachtoffer 1] gehoord dat sprake is geweest van verkrachting, in [slachtoffer 1] eigen bewoordingen. Zij merkten beiden dat [slachtoffer 1] toen in een emotionele toestand verkeerde. Getuige [getuige 1] , die na het telefonische gesprek naar aangeefsters is toegegaan om hen op te halen, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] in shock was en zo snel mogelijk weg wilde van de camping.
Verder weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer 1] diezelfde nacht al contact heeft opgenomen met de politie en daar heeft verklaard. De verbalisanten die op de melding afkwamen hoorden dat [slachtoffer 1] er nog precies zo bij zat zoals zij was vertrokken bij de tent van verdachte. Verbalisanten zagen onder andere dat de gulp van haar broek nog open stond, dat haar riem los hing en dat zij geen schoenen droeg.
Daarnaast is er technisch bewijs in de vorm van DNA-onderzoek. Van de linker tepel van [slachtoffer 1] en de linkerborst en -tepel van [slachtoffer 2] werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte past geheel in dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte in beide gevallen de donor is van een deel van het aangetroffen DNA.
Omdat de verklaringen van de aangeefsters innerlijk consistent zijn, op relevante punten overlap vertonen, er geen aanwijzingen zijn om aan te nemen dat aangeefsters in strijd met de waarheid hebben verklaard en de verklaringen van aangeefsters bovendien steun vinden in voldoende andere bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefsters betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs en is zij van oordeel dat aan het wettelijk bewijsminimum is voldaan.
Waardering verklaring verdachte
In zijn algemeenheid wint een verklaring aan geloofwaardigheid als deze vroeg in het opsporingsonderzoek wordt afgelegd en daarna bevestiging vindt in latere getuigenverklaringen van derden en/of in technische onderzoeksresultaten. Verder kunnen de algemene (on)waarschijnlijkheid, (on)verklaarbaarheid of mate van voorstelbaarheid van hetgeen door een verdachte als verklaring wordt gegeven een rol spelen bij het waarderen van een op die verklaring gebaseerd alternatief scenario.
Dat, zoals de verdediging (uiteindelijk) heeft aangevoerd, de handelingen van verdachte beperkt zijn gebleven tot het zoenen en het aanraken bij de borsten (met wederzijds goedvinden), is wat de rechtbank betreft ongeloofwaardig, gelet op de overige bewijsmiddelen. Daarbij betrekt de rechtbank in het bijzonder de wisselende verklaringen van verdachte, steeds afgelegd met bijstand van zijn raadsman. Aanvankelijk heeft hij verklaard dat hij beide aangeefsters niet heeft aangeraakt. Na confrontatie met de resultaten van het DNA-onderzoek heeft verdachte verklaard dat hij niet wist hoe zijn DNA-materiaal op beide aangeefsters terecht is gekomen. Bij de reclassering verklaarde verdachte dat [slachtoffer 2] mogelijk wat speeksel op haar borst had gesmeerd nadat zij hadden gezoend. Pas ter terechtzitting heeft verdachte een verklaring afgelegd die min of meer past bij de resultaten van het DNA-onderzoek. Dat verdachte zich uit schaamte ten opzichte van zijn ouders niet eerder zou hebben uitgelaten over de handelingen met beide aangeefsters acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig, gelet op de rest van zijn verklaring bij de politie over eerdere seksuele ervaringen met anderen.
Het door de verdediging geschetste scenario schuift de rechtbank dan ook terzijde.
Dwang
Om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte een of beide aangeefster(s) tot de bewezenverklaarde seksuele handelingen heeft gedwongen door geweld of een andere feitelijkheid in de zin van artikel 242 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van (bedreiging met) geweld, maar uit het dossier blijkt wel van andere feitelijkheden die ertoe hebben geleid dat aangeefsters niet in staat waren zich te verzetten tegen het seksuele handelen van verdachte dan wel zich daaraan niet durfden te onttrekken. Verdachte heeft, terwijl hij met aangeefsters op bed lag en zij hun ogen min of meer dicht hadden, onverhoeds seksuele handelingen bij hen verricht. Verdachte is daarbij voorbijgegaan aan gedragingen waaruit het verzet en de weerstand van aangeefsters volgen. Zo draaide [slachtoffer 2] zich om zodra zij werd gevingerd, liet ze haar hand vallen toen deze door verdachte op zijn penis werd gelegd en ook [slachtoffer 1] draaide weg nadat verdachte haar penetreerde. De gedragingen van verdachte hebben voor beide aangeefsters een zodanig bedreigende situatie doen ontstaan dat zij zich daaraan niet konden onttrekken. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van de voor verkrachting (wettelijk) vereiste dwang.
Conclusie
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de onder 1 primair of onder 2 primair ten laste gelegde verkrachtingen allebei wettig en overtuigend bewezen, een en ander zoals hierna nader zal worden omschreven.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] , geboren op [2004 1] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten
- het kussen van die [slachtoffer 1] en
- het aanraken van de borsten en vagina van die [slachtoffer 1] en
- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] en
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- onverhoeds die [slachtoffer 1] heeft gekust en
- onverhoeds de borsten en vagina van die [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en
- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of gekust en
- de knoop en gulp van de broek en riem van die [slachtoffer 1] heeft losgemaakt en vervolgens de broek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en de string van die [slachtoffer 1] aan de kant heeft geduwd en
- onverhoeds zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en
- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en weerstand van die [slachtoffer 1] , te weten het tegen elkaar duwen van de benen en het wegduwen van zijn, verdachtes, hand en
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte durfde te onttrekken;
T.a.v. feit 2 primair:
op 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, door een andere feitelijkheid [slachtoffer 2] , geboren op [2004 2] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , te weten
- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] en
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en vervolgens die op zijn, verdachtes, penis gelegd
en bestaande die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
- het t-shirt van die [slachtoffer 2] omlaag heeft geduwd en de BH van die [slachtoffer 2] omhoog heeft geduwd en
- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] heeft gelikt en/of gekust en
- de gulp van de broek van die [slachtoffer 2] open heeft gemaakt en
- onverhoeds zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of gebracht en
- de hand van die [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en vervolgens die hand op zijn, verdachtes, penis heeft gelegd en
- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en/ weerstand van die [slachtoffer 2] , te weten het anders gaan liggen en het wegdraaien van verdachte en het wegduwen verdachte en
- aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handelingen met verdachte durfde te onttrekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd om deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Bij een bewezenverklaring heeft de raadsman gepleit voor een veel lagere straf. De raadsman heeft verzocht om in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maximale taakstraf op te leggen. Daarbij kan dan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, desnoods één dag onvoorwaardelijk in verband met het taakstrafverbod, worden opgelegd met eventueel een meldplicht en contactverbod.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor min of meer vergelijkbare feiten zijn opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte – die destijds 20 jaar oud was – heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van twee meisjes. Beide meisjes waren vier jaar jonger dan verdachte. Verdachte had voorafgaand aan de feiten een gezellige avond met de slachtoffers. Op een gegeven moment zijn de meisjes met verdachte naar zijn tent gelopen, in de veronderstelling dat er nog meer vrienden zouden volgen voor een afterparty. In plaats daarvan werden zij verkracht. Door de verkrachting heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op het vertrouwen van de slachtofferss en in ernstige mate hun lichamelijke en seksuele integriteit geschonden. Slachtoffers van verkrachting ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij en de slachtofferverklaringen blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De rechtbank rekent verdachte dit alles zeer aan.
Persoon van verdachte
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat hij – vanwege zijn ontkennende proceshouding – geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Ook lijkt hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed niet in te zien. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 6 januari 2025 van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 19 september 2024. Door de reclassering is geadviseerd om niet het adolescentenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod.
Redelijke termijn
De rechtbank heeft zich ook rekenschap gegeven van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat iedere verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht, waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De redelijke termijn is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval aangevangen op 16 februari 2022, de dag waarop het eerste verhoor van verdachte heeft plaatsgevonden. Tussen 16 februari 2022 en de datum van het eindvonnis (27 februari 2025) ligt een periode van ongeveer drie jaren. Redenen waarom de overschrijding van de redelijke termijn geheel of gedeeltelijk voor rekening van verdachte zou moeten blijven, zijn niet gesteld of anderszins aannemelijk geworden. Dit betekent dat de redelijke termijn in deze zaak is overschreden met ongeveer één jaar. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn in strafmatigende zin betrekken bij de strafoplegging.
Op te leggen straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf. Deze oriëntatiepunten gaan bij een verkrachting (artikel 242 Sr (oud)) waarbij sprake is van een beperkte mate van dwang, zoals in deze zaak, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Gelet op het voorgaande en in ogenschouw nemende dat in het oriëntatiepunt geen onderscheid is gemaakt tussen seksueel binnendringen met de penis of met (bijvoorbeeld) de vinger(s), is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden een passend uitgangspunt vormt voor de op te leggen straf.
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een dergelijke straf zou echter volstrekt geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank ziet wel aanleiding om de gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk op te leggen, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om hem de hulp en begeleiding te bieden die hij nodig heeft.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 42 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat deze straf de aard en ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank zal de dadelijke uitvoerbaarheid bevelen van het contactverbod met beide slachtoffers, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [moeder slachtoffer] .
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. De benadeelde partij vordert ter vergoeding van materiële schade een bedrag van € 21.600,- en daarnaast schadeposten pro memorie. Wat betreft de immateriële schade vordert zij primair een bedrag van € 17.000,-, subsidiair € 13.000,- en meer subsidiair € 10.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ook de moeder van [slachtoffer 1] , [moeder slachtoffer] (hierna: [moeder slachtoffer] ), heeft zich in het strafproces gevoegd. Deze benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.098,38 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
t.a.v. [slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de gevorderde materiële schade gevorderd, met toekenning van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
t.a.v. [moeder slachtoffer]
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
t.a.v. beide vorderingen
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
t.a.v. [slachtoffer 1]
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen voor zover deze ziet op de studievertraging en dat de vergoeding voor immateriële schade aanzienlijk moet worden gematigd. Ten aanzien van de overige (materiële) posten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
t.a.v. [moeder slachtoffer]
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
Beoordeling.
t.a.v. [slachtoffer 1]
De rechtbank acht de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (5 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van (de gevolgen van) het feit, de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend en de impact die het feit op de benadeelde partij heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van deze benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal [slachtoffer 1] voor wat betreft de overige immateriële schade en de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank is dat gedeelte van de vordering onvoldoende gesteld en onderbouwd als zijnde volledig het rechtstreekse gevolg van het bewezenverklaarde, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen dat deze schade onverkort voor rekening van verdachte moet komen. De vordering is complex van aard, mede gelet op de blijkbaar al bestaande psychische en neurobiologische problematiek bij [slachtoffer 1] . Ook stelt de rechtbank vast dat de materiële schade deels toekomstige schade betreft. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van deze posten van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van die delen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. [slachtoffer 1] kan die delen van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
t.a.v. [moeder slachtoffer]
De vordering van [moeder slachtoffer] wordt niet-ontvankelijk verklaard, nu [moeder slachtoffer] geen rechtstreekse schade heeft geleden die op grond van de wet voor vergoeding door verdachte in aanmerking komt. [moeder slachtoffer] kan de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict (5 augustus 2021) tot de dag van de algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een verzoek tot schadevergoeding. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 23.419,93 en schadeposten pro memorie ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van primair
€ 17.000,-, subsidiair € 13.000,- en meer subsidiair € 10.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de gehele toewijzing van de gevorderde materiële schade gevorderd, met toekenning van de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging.
Gezien de bepleite vrijspraak heeft de raadsman primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen voor zover deze ziet op de materiële schade en dat de vergoeding voor immateriële schade aanzienlijk moet worden gematigd.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering voor wat betreft de immateriële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 4.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (5 augustus 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van (de gevolgen van) het feit, de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend en de impact die het feit op de benadeelde partij heeft gehad.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij, tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade en de overige immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank is dat gedeelte van de vordering onvoldoende gesteld en onderbouwd als zijnde rechtstreeks het gevolg van het bewezenverklaarde, waarbij de rechtbank in aanmerking heeft genomen dat de materiële schade deels toekomstige schade betreft. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering (in zoverre) zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, omdat de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.

Beslag.

De onder verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven gsm (omschrijving: PL2100-2021083060-G1794570 / code 512121, Apple) is vanwege het daarop aangetroffen kinder- en dierenpornografische materiaal van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet. Dit voorwerp zal daarom aan het verkeer worden onttrokken.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 36f, 57, 60a, 242 Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1 primair:
verkrachting
t.a.v. feit 2 primair:
verkrachting
De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:
t.a.v. feit 1 primair, feit 2 primair:
Een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
- Veroordeelde meldt zich na uitnodiging bij een nader te bepalen reclasseringsorganisatie. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
- Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De toezichthouder zal veroordeelde aanmelden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer 2] , geboren op [2004 2] en [slachtoffer 1] , geboren op [2004 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechter, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht, dat het
contactverbod dadelijk uitvoerbaaris.

Onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen goed, te weten:

1 STK GSM (omschrijving: PL2100-2021083060-G1794570 / code 512121, Apple).
t.a.v. feit 1 primair:
Beslissing op de vordering(en) van de benadeelde partij(en) [slachtoffer 1] (en [moeder slachtoffer] ):
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van
5.000,- euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [moeder slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering.
[slachtoffer 1] en [moeder slachtoffer] kunnen hun respectievelijke vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.000,- euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 60 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
t.a.v. feit 2 primair:
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van
4.000,- euro, bestaande uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.000,- euro en bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 50 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 05 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.W.H. Houg, voorzitter,
mr. W.A.F. Damen en A.P.M. van Weegen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. M.A.I.A. Aarts, griffier,
en is uitgesproken op 27 februari 2025.

Bijlage I: de tenlastelegging

1
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer 1] , geboren op [2004 1] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] ,
te weten
- het kussen van die [slachtoffer 1] en/of
- het aanraken van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl hij, verdachte, dacht dat die [slachtoffer 1] sliep,
- onverhoeds die [slachtoffer 1] heeft gekust en/of
- onverhoeds de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en/of
- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of gekust en/of
- de knoop en/of gulp van de broek en/of riem van die [slachtoffer 1] heeft losgemaakt en/of (vervolgens) de broek van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft getrokken en/of de string van die [slachtoffer 1] aan de kant heeft geduwd en/of
- onverhoeds zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 1] , te weten het tegen elkaar duwen/drukken van de benen en/of het wegduwen van zijn, verdachtes, hand en/of
- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, in elk geval inNederland,door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid[slachtoffer 1] , geboren op [2004 1] ,heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtigehandelingen, te weten- het kussen van die [slachtoffer 1] en/of- het aanraken van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1]en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging metgeweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl hij, verdachte,dacht dat die [slachtoffer 1] sliep,- onverhoeds die [slachtoffer 1] heeft gekust en/of- onverhoeds de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] heeft aangeraakt en/of- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 1] heeft gelikt en/of gekust
en/of- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die[slachtoffer 1] , te weten het tegen elkaar duwen/drukken van de benen en/of hetwegduwen van zijn, verdachtes, hand en/of- aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zichniet aan de seksuele handeling(en) met verdachte durfde te onttrekken;
2
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid
[slachtoffer 2] , geboren op [2004 2] ,
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
te weten
- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] en/of
- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) die op zijn, verdachtes, penis gelegd
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl hij, verdachte, dacht dat die [slachtoffer 2] sliep,
- het t-shirt van die [slachtoffer 2] omlaag heeft geduwd en/of de BH van die [slachtoffer 2] omhoog heeft geduwd en/of
- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] heeft gelikt en/of gekust en/of
- de gulp van de broek van die [slachtoffer 2] open heeft gemaakt en/of
- onverhoeds zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- de hand van die [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en/of (vervolgens) die hand op zijn, verdachtes, penis heeft gelegd en/of
- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die [slachtoffer 2] , te weten het anders gaan liggen en/of het wegdraaien van verdachte en/of het wegduwen verdachte en/of
- aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte durfde te onttrekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2021 te Ommel, gemeente Asten, in elk geval inNederland,door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een anderefeitelijkheid[slachtoffer 2] , geboren op [2004 2] ,heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtigehandelingen, te weten- het likken aan en/of kussen van de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2]en/of- het vastpakken van de hand van die [slachtoffer 2] en/of (vervolgens) het leggenvan die hand op zijn, verdachtes, penisen bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging metgeweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, terwijl hij, verdachte,dacht dat die [slachtoffer 2] sliep,- het t-shirt van die [slachtoffer 2] omlaag heeft geduwd en/of de BH van die Vanden Einden omhoog heeft geduwd en/of- onverhoeds de borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer 2] heeft gelikt en/ofgekust en/of- de hand van die [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en/of (vervolgens) die hand opzijn, verdachtes, penis heeft gelegd en/of- voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet en/of weerstand van die[slachtoffer 2] , te weten het anders gaan liggen en/of het wegdraaien vanverdachte en/of het wegduwen verdachte en/of- aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan datzij zich niet aan de seksuele handeling(en) met verdachte durfde te onttrekken.