In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie voor een betrokkene, die in een kwetsbare positie verkeert. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende documenten, waaronder een verzoekschrift en e-mailberichten van de moeder van de betrokkene. Tijdens de mondelinge behandeling, die achter gesloten deuren plaatsvond, zijn de betrokkene, zijn advocaat, de zorgverantwoordelijke en de moeder gehoord.
De advocaat van de betrokkene heeft betoogd dat de medische verklaring die door de onafhankelijke psychiater was opgesteld, niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater betrokkene niet persoonlijk heeft onderzocht, wat in strijd is met de vereisten van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft geconcludeerd dat de psychiater onvoldoende inspanningen heeft geleverd om betrokkene in persoon te beoordelen, ondanks dat er mogelijkheden waren om dit te doen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische verklaring niet aan de wettelijke criteria voldoet en dat het verzoek om zorgmachtiging om die reden moet worden afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.