Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 1. Hoofdsom
Als eerste wil ik nogmaals heel duidelijk laten blijken dat ik het op de juiste manier wil oplossen met je.
Openstaande bedrag lening aan [eiser 1] en [eiser 2] €149.601,56
Ga ik morgen achteraan”; “
Staat er straks op”; “
Even wat afleveren en dan is het geregeld”; “
Komt goed”; “
Ik ga er nu achteraan”; “
Vrijdagmiddag[maak ik het over]”; “
Vanavond laat of morgenochtend is het gedaan”; “
woensdag heb ik afleveringen[en kan ik het geld zeker direct overmaken]”; “
Ik ben zondag terug en zal ik het regelen”; et cetera. [1]
3.Het geschil
4.De beoordeling
financieel te wurgen en uit te wringen” dan hadden zij natuurlijk niet mee hoeven te gaan in het maken van die aanvullende afspraken. Ter verdere adstructie van dit punt wijzen zij erop dat ze veelvuldig om betaling hebben gevraagd en zich meermaals bereid hebben getoond om nog een afwijkende regeling te treffen, ondanks dat [gedaagde] zich ook niet aan de aanvullende afspraken hield. Ook geven zij aan dat [gedaagde] zich pas bij conclusie van antwoord op misbruik van omstandigheden of strijd met de openbare orde of de goede zeden beroept. Dat maakt het beroep ongeloofwaardig. Temeer omdat [gedaagde] eerst de afspraken wel is nagekomen. Tot slot stellen zij dat [gedaagde] door is gegaan met het gebruik maken van het verstrekte krediet en daarmee geld heeft verdiend, en er desondanks voor gekozen heeft om zijn betalingsverplichtingen niet na te komen. [gedaagde] verkocht op een gegeven moment 1.500 auto’s per jaar en dus 3.000 auto’s in twee jaar tijd. Het is juist [gedaagde] die [eiser 1] en [eiser 2] een hak heeft willen zetten, bijvoorbeeld door de auto’s van de inventaris buiten bereik van het overeengekomen pandrecht te houden en zijn activiteiten in de eenmanszaak te staken.
aanvullenderentecomponent van 20%. Volgens [eiser 1] en [eiser 2] bestaat het bedrag van € 30.398,44 uit de (opgetelde) rentevergoedingen die zijn berekend aan de hand van het aantal verkochte auto’s. Bovendien blijkt uit de overgelegde correspondentie dat [gedaagde] op eigen initiatief een vergelijkbaar voorstel heeft gedaan ten aanzien van de aanvullende afspraken (zie 2.4). Het primaire verweer slaagt dus niet.
De andere betalingen zijn via de bank gedaan, aldus [eiser 1] en [eiser 2] .
€ 26.000,- albetaald heeft, is een bevrijdend verweer. Dat houdt in dat de stelplicht en bewijslast bij [gedaagde] liggen. In het licht van de betwisting door [eiser 1] en [eiser 2] heeft [gedaagde] zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg gelegen van [gedaagde] om zijn stellingen voldoende feitelijk en concreet te onderbouwen en dat heeft hij nagelaten.