Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
De tenlastelegging.
De formele voorvragen.
De bewijsvraag.
- Zo heeft verdachte verklaard dat hij de hamer uit een paar werkschoenen heeft gepakt die naast een stoel in de slaapkamer stonden. Uit onderzoek is gebleken dat de werkschoenen niet in de slaapkamer zijn aangetroffen, maar dat deze werkschoenen zijn aangetroffen in een slaapkamer op de eerste verdieping.
- Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij na het voorval terug is gegaan naar de slaapkamer en heeft gecontroleerd of het slachtoffer nog in leven was. Verdachte zou vervolgens het slachtoffer met dekens hebben toegedekt. In een later stadium heeft verdachte verklaard dat hij ook een kussen op het hoofd van het slachtoffer heeft gelegd om hem toe te dekken. Verdachte ontkent dat hij het slachtoffer met een kussen heeft gesmoord. Op het moment dat de politie ter plaatse komt zien zij het levenloze lichaam van het slachtoffer liggen met een kussen op zijn hoofd die door het bloed van het slachtoffer aan het hoofd bleek vastgeplakt. Door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] is verklaard dat verdachte kort na de gebeurtenis tegen hen heeft gezegd dat hij het slachtoffer nog hoorde gorgelen en dat hij hem heeft afgemaakt door een kussen op het hoofd te drukken. De rechtbank stelt vast dat de bevindingen van de politie over hoe het slachtoffer is aangetroffen beter passen bij het scenario dat verdachte een kussen in het gezicht van het slachtoffer heeft gedrukt, dan dat hij het slachtoffer, toen het reeds overleden was, heeft willen toedekken.
- De rechtbank overweegt verder dat in een tapgesprek tussen [medeverdachte] en [betrokkene 1] en [betrokkene 2] op 5 september 2023 door [medeverdachte] wordt gezegd dat het slachtoffer er slaperig bij lag, maar dat zij niet weet of hij daadwerkelijk lag te slapen. [medeverdachte] zegt vervolgens dat zij er niet bij was geweest en naar de voorkamer was gegaan. Dit staat haaks op de verklaring van verdachte dat het agressief was.
De bewezenverklaring.
De strafbaarheid van het feit en van verdachte.
Oplegging van straf en maatregel.
De vordering van de [benadeelde partij] .
Beslag.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
moord
gevangenisstrafvoor de duur van
15 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
terbeschikkingstellingmet bevel tot
verpleging van overheidswege;
maatregel tot schadevergoeding, inhoudende de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde partij] , van een bedrag van € 18.803,63. Indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 129 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit € 1.303,63 materiële schade en € 17.500,00 immateriële schade. De vergoeding van materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
teruggaveaan verdachte van de volgende in beslag genomen goederen: