ECLI:NL:RBOBR:2025:1392

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
82-085795-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in mensenhandelzaak met minderjarige champignonplukster

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensenhandel en valsheid in geschrift. De verdachte, bestuurder van een uitzendbureau, werd ervan beschuldigd een minderjarige naar Nederland te hebben vervoerd, gehuisvest en tewerkgesteld in een champignonkwekerij met het oogmerk van uitbuiting. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de werkzaamheden van de minderjarige als champignonplukster. De rechtbank sprak de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de minderjarige, die in de ten laste gelegde periode in Nederland verbleef. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de uitbuiting van de minderjarige, en dat de verklaringen van de verdachte niet konden worden weerlegd door het dossier. De rechtbank benadrukte dat zonder bewijs van wetenschap geen van de verweten gedragingen kon worden bewezen, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

[82-085795-22]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 82-085795-22
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1965] ,
wonende op de [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 11 februari 2025 en 25 februari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 14 januari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1 primair
hij op één of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020, te Óspel en/of Veldhoven, althans in Nederland,
(lid 3 sub 1)
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
A.
een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [2005] ),
(lid 1 sub 2)
heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, en/of
B.
(lid 1 sub 6)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] ,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] :
- vervoerd door het transport tussen de woonruimte en de werkplek te regelen en/of
- gehuisvest door haar op camping [naam camping] onder te brengen
waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat [slachtoffer]
- met betrekking tot de aard en duur van de werkzaamheden -
- zwaar belastend werk verrichtte bij [bedrijf 1] . en/of
- betaald werk verrichtte bij [bedrijf 1] . op een wijze die is verboden voor een 15 jarige en/of
- met betrekking tot de beperkingen die werden opgelegd -
- door de tewerkstelling werd beperkt in haar leerplicht en daarmee in haar ontwikkeling en/of
- met betrekking tot het financieel voordeel voor verdachte -
- niet werd aangegeven in de aangifte toonheffing op naam van [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of
en/of waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer] heeft bestaan uit:
- dat [bedrijf 2] de uren van [slachtoffer] factureerde aan de inlener, te weten [bedrijf 1] ., maar de uren van [slachtoffer] niet verantwoordde in de loonadministratie; (lid 3 sub 2) terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Feit 1 subsidiair
[persoon 1] (tante van [slachtoffer] ) en/of [persoon 2] (moeder van [slachtoffer] ) op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020, te Ospel en/of Veldhoven, althans in Nederland, (lid 3 sub 1) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, A. een ander, te weten [slachtoffer] (geboren op [2005] ), (lid 1 sub 2) heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, en/of B. (lid 1 sub 6) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer] , immers heeft/hebben zij en/of haar/hun mededader(s) die [slachtoffer] :
- vervoerd naar Nederland en/of
- vervoerd door het transport tussen de woonruimte en de werkplek te laten regelen en/of
- gehuisvest door haar op camping [naam camping] onder te brengen
en/of waarbij de uitbuiting en/of uitbuitingssituatie er onder meer uit bestond dat [slachtoffer]
- met betrekking tot de aard en duur van de werkzaamheden -
- zwaar belastend werk verrichtte bij [bedrijf 1] . en/of
- betaald werk verrichtte bij [bedrijf 1] . op een wijze die is verboden voor een 15 jarige en/of
- met betrekking tot de beperkingen die werden opgelegd-
- door de tewerkstelling werd beperkt in haar leerplicht en daarmee in haar ontwikkeling en/of
- met betrekking tot het financieel voordeel voor verdachte -
- dat het loon van die [slachtoffer] uitbetaald werd aan [persoon 1] ,
en/of waarbij het voordeel trekken uit de uitbuiting van [slachtoffer] heeft bestaan uit:
- dat het loon van die [slachtoffer] uitbetaald werd aan [persoon 1] , (lid 3 sub 2) terwijl [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020, te Ospel en/of Veldhoven, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verstrekt en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- die [slachtoffer] te laten werken
- als werknemer van het bedrijf [bedrijf 2]
- bij [bedrijf 1] .en/of
- die [slachtoffer] niet heeft opgenomen in de loonadministratie en/of
- het loon van die [slachtoffer] heeft overgemaakt op de bankrekening van [persoon 1] .
Feit 2
hij op of omstreeks 17 november 2020 te Veldhoven, in elk geval in Nederland, meermalen althans eenmaal, (een) aangifte(n), te weten een aangifte toonheffing ten name van [bedrijf 3] over periode 11 (5 oktober 2020 t/m 1 november 2020) (DOC-013-05) en/of een aangifte toonheffing ten name van [bedrijf 2] over periode 11 (5 oktober 2020 t/m 1 november 2020) (DOC-013-09), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers, heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - op de aangifte(n) voornoemd (de uren van) [slachtoffer] niet aangegeven, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door (een) ander(en) te doen gebruiken, welk doen plegen hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, onjuiste en/of niet volledige (loon)gegevens heeft ingevoerd (in het systeem UB+ online) en/of aangeleverd (bij [bedrijf 3] ) ten behoeve van de loonadministratie en het doen van voornoemde (valse) aangifte(n) toonheffing.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging om redenen vermeld in de pleitnota, maar de rechtbank zal dit verzoek onbesproken laten gelet op de hierna te volgen beslissing tot integrale vrijspraak. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat de officier van justitie wat haar betreft in zijn vervolging kan worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding

Verdachte was en is als bestuurder van [bedrijf 2] , medeverdachte in deze zaak, verantwoordelijk voor het werven en uitlenen van buitenlandse champignonplukkers die hij vervolgens werk verschaft bij champignonkwekerijen in Nederland. In de ten laste gelegde periode vond dit onder andere plaats bij champignonkwekerij [bedrijf 4] te Ospel (hierna: de champignonkwekerij). De administratieve vastlegging, het arbeidscontractbeheer, de salarisadministratie en de verloning werden gedaan door een derde partij, [bedrijf 3] Verdachte wordt onder feit 1 – kort samengevat – verweten dat hij in vereniging met zijn uitzendbureau ten tijde van het ten laste gelegde de minderjarige [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) als plukster heeft geworven, vervoerd, gehuisvest en tewerkgesteld. Verdachte zou dit in gezamenlijkheid met en met medeweten van de tante van [slachtoffer] , [persoon 1] (hierna: [persoon 1] ) hebben gedaan. [persoon 1] is uiteindelijk niet voor dit feit vervolgd. Onder feit 2 wordt verdachte kort gezegd verweten dat hij [slachtoffer] en het loon waarop zij recht had niet heeft vermeld in de aangiften loonheffingen die in zijn opdracht zijn gedaan.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2. In de visie van de officier van justitie kan onder feit 1 primair worden bewezen dat verdachte [slachtoffer] met het oogmerk van (arbeids)uitbuiting heeft geworven, vervoerd en gehuisvest. Verdachte wist dat de minderjarige [slachtoffer] in Nederland aanwezig was en dat zij als champignonplukster heeft gewerkt. Verdachte was immers, als bestuurder van [bedrijf 2] , verantwoordelijk voor de werving en inzet van plukkers. Verdachte dient als medepleger te worden aangemerkt nu hij en [bedrijf 2] in gezamenlijkheid hebben bijgedragen aan het werven, vervoeren, huisvesten en tewerkstellen van [slachtoffer] . Door [slachtoffer] wel op de werklijst te zetten, maar de door haar gewerkte uren niet te verantwoorden in de boekhouding, hebben verdachte en [bedrijf 2] nauw en bewust samengewerkt. De officier van justitie hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij geen weet had van de werkzaamheden die [slachtoffer] (als uitzendkracht van zijn bureau) verrichtte. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs voor beide ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft daartoe in zijn pleidooi uitgebreid stilgestaan bij verschillende verweren, waaronder een verweer inhoudende dat er onvoldoende bewijs is voor wetenschap en/of opzet aan de zijde van verdachte.

Vrijspraak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte integraal van de tenlastelegging behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Beoordeling
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat de minderjarige [slachtoffer] in de onder feit 1 ten laste gelegde periode werkzaam is geweest als champignonplukster op de champignonkwekerij te Ospel en dat zij ook gedurende enige tijd heeft verbleven op de camping [naam camping] . Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde arbeidsuiting te komen dient in ieder geval wettig en overtuigend te worden bewezen dat verdachte wist dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode (via zijn uitzendbureau) heeft gewerkt als champignonplukster bij de champignonkwekerij. Zonder die wetenschap kan geen van de verdachte onder feit 1 verweten gedragingen, die dienen te zijn gepleegd met een oogmerk van uitbuiting, worden bewezen. Verdachte heeft ter terechtzitting een uitgebreide verklaring afgelegd waarin hij stelt voornoemde wetenschap niet te hebben gehad. Verdachte heeft voor zover relevant onder meer het volgende verklaard.
Verdachte was en is als (mede)bestuurder van [bedrijf 2] inderdaad verantwoordelijk voor de werving, huisvesting en tewerkstelling van buitenlandse arbeiders in de agrarische sector, meer specifiek werft hij plukkers voor champignonkwekerijen. Deze arbeiders komen overal vandaan, maar voornamelijk uit Polen en Hongarije. In de ten laste gelegde periode had verdachte een kennis in Bulgarije die hij belde als hij Bulgaarse mensen nodig had. Verdachte zei dan dat het uitzendbureau binnenkort een aantal arbeiders nodig had, waarna deze kennis op zoek ging naar arbeiders. Deze arbeiders kwamen vervolgens met eigen vervoer naar Nederland. Verdachte regelde de (betaalde) huisvesting en het vervoer van de verblijfplaats in Nederland naar de werkplek. . Als een bedrijf de volgende dag bijvoorbeeld tien arbeiders nodig had maakte verdachte en zijn vrouw, medebestuurder van [bedrijf 2] , de avond ervoor een lijst waarop stond wie er zou gaan werken en waar iedereen zou gaan werken. De personen die de volgende dag zouden gaan werken werden met de voornaam/bijnaam aangeduid. Die lijst werd doorgestuurd naar de champignonkwekerijen zodat zij wisten wie er de volgende dag bij hen kwam werken. De bedrijven controleerden zelf wie er op een werkdag hadden gewerkt. Verdachte kreeg vervolgens iedere maandag een lijst van de bedrijven waarop stond welke uitzendkrachten wanneer hadden gewerkt en wat de werk- en pauzetijden waren per persoon. Verdachte wist welke van zijn mensen op welke dagen waar werkten, maar meer dan dat wist hij niet. De inhoud van de genoemde lijsten voerde verdachte in de systemen in ten behoeve van de verloning. De werknemers zagen elke dag zelf op de werklocatie de urenlijsten en dienden daar ook middels een handtekening akkoord mee te gaan. Als er iets niet klopte werd dat zo nodig gecorrigeerd door de bedrijven. Naast plukkers die door [bedrijf 2] werden tewerkgesteld werkten bij de champignonkwekerij ook plukkers van andere uitzendbureaus.
Verdachte heeft de tante van [slachtoffer] , [persoon 1] geworven en ook gehuisvest op de camping [naam camping] . Verdachte wist dus ook dat [persoon 1] voor hem werkte als champignonplukker. [slachtoffer] was in de ten laste gelegde periode op bezoek op de camping, en is op eigen initiatief naar Nederland gekomen. Verdachte heeft haar niet geworven en wist ook niet dat zij als plukster heeft gewerkt op een champignonkwekerij. Verdachte heeft [slachtoffer] ongeveer 10 dagen na haar komst gezien op de camping. Verdachte heeft met [persoon 1] gesproken en haar gevraagd wat [slachtoffer] hier deed. [persoon 1] zei dat [slachtoffer] op bezoek was en met kerst weer naar huis ging.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij er inmiddels ook van overtuigd is dat [slachtoffer] in de ten laste gelegde periode op de champignonkwekerij heeft gewerkt. Dit heeft hij kort geleden gehoord. Verdachte vermoedt dat [slachtoffer] onder een andere naam heeft gewerkt, namelijk onder de (bij)naam van [persoon 3] , die wel bij verdachte bekend was en van wie hij wel wist dat zij werkte op de champignonkwekerij. Volgens verdachte zijn ze allemaal familie van elkaar. De bijnaam van [persoon 3] was ‘ [bijnaam persoon 3] ’, dezelfde voornaam als die van [slachtoffer] . Iedereen noemde [persoon 3] ‘ [bijnaam persoon 3] ’ en zij werd door verdachte en zijn vrouw daarom ook met die naam beschreven in de administratie. De verloning van de door ‘ [bijnaam persoon 3] ’ gewerkte uren werd daarom ook op de naam van [persoon 3] gedaan. De partner van verdachte schreef om die reden ook op de planlijsten dat [bijnaam persoon 3] kwam werken de volgende dag. Voor zover verdachte en zijn partner wisten werkte er maar één [bijnaam persoon 3] namens zijn uitzendbureau, [persoon 3] .
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde verklaring van verdachte niet als
hoogst onwaarschijnlijkterzijde kan worden geschoven. Het door hem geschetste scenario wordt niet weerlegd door de stukken in het dossier, en vindt op een aantal punten juist steun in het dossier. Zo heeft de raadsman er terecht op gewezen dat het aantal uren dat [persoon 3] blijkens de door de champignonkwekerij verstrekte pluklijsten van de weken 41 tot en met 44 (90,96 uren), exact gelijk is aan alle aan ‘ [bijnaam persoon 3] ’ toegeschreven uren op de urenlijsten van de champignonkwekerij. Deze uren zijn ook eerder verloond en uitbetaald aan [persoon 3] . Dit sluit aan bij voornoemde verklaring van verdachte. Verder constateert de rechtbank dat op de urenlijsten van de champignonkwekerij buiten de (voor)namen van mensen die door verdachte werden tewerkgesteld, ook namen staan van plukkers die kennelijk via andere uitzendbureaus bij de champignonkwekerij zijn tewerkgesteld. Op grond van de pluklijsten en overige relevante gegevens kan bovendien met onvoldoende zekerheid worden bepaald welke personen op welke momenten hebben gewerkt. De zogenaamde badges en naamverwijzingen waarmee de werknemers en werktijden door het betrokken champignonbedrijf werden geregistreerd bieden onvoldoende duidelijkheid over wie onder welke badge werkte, mede rekening houdend met het gegeven dat een badge niet persoonsgebonden was maar door verschillende plukkers werd gebruikt. Zo staan op de pluklijsten meerdere ‘ [bijnaam persoon 3] ’ met verschillende badgenummers, en hebben meerdere personen met verschillende namen (waaronder [bijnaam persoon 3] ) de verwijzing ‘ [alias 1] ’ gekregen. Verder staan op een pluklijst van week 43 twee [bijnaam persoon 3] vermeld, beide onder een verschillend badgenummer ( [alias 1] en [alias 2] ), zou [alias 1] wel hebben gewerkt (bijna 25 uur), en [alias 2] niet (0 uren). Deze gegevens zorgen voor verwarring, en de eigenaar van de champignonkwekerij, [persoon 4] , die verantwoordelijk is voor de urenlijsten, heeft ook geen duidelijkheid verschaft. Andere getuigen die mogelijk hadden kunnen verklaren over voor het bewijs belangrijke feitelijkheden zoals de partner van verdachte, [slachtoffer] zelf en haarde tante, zijn niet gehoord. Ook cruciale getuige [persoon 3] is niet gehoord doordat zij tot op heden niet is gelokaliseerd door het Openbaar Ministerie. Gelet op de beslissing tot vrijspraak zal de rechtbank het voorwaardelijke verzoek van de verdediging tot het lokaliseren en alsnog horen van [persoon 3] onbesproken laten.
Conclusie
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat het verrichte opsporingsonderzoek en de daaruit voortgekomen stukken onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte wetenschap had van de plukwerkzaamheden van minderjarige [slachtoffer] . Gelet op die conclusie kan enig verdachte verweten feitelijk handelen met een oogmerk tot uitbuiting niet worden bewezen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair ten laste gelegde. Voorts betekent voornoemde conclusie dat bewijs voor feit 2 ontbreekt. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van feit 2.

DE UITSPRAAK

De rechtbank: spreekt verdachte integraal vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.P.G. Wielders, voorzitter,
mr. drs. A.E. de Kryger en mr. A.H.J.J. van de Wetering, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier,
en is uitgesproken op 11 maart 2025.