Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de (verlengde) uitvoer van ongeveer 4 kilo cocaïne naar Duitsland. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden. De zaak kwam aanhangig na een dagvaarding op 4 februari 2025, en de tenlastelegging werd op 7 maart 2025 tijdens de terechtzitting gewijzigd. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, zoals bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte op 10 december 2024 in Geldrop cocaïne vervoerde met de bedoeling deze naar Duitsland te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die in Duitsland woonde, op het moment van aanhouding in een auto met Duits kenteken reed en dat zijn verklaringen over de bestemming ongeloofwaardig waren.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte in de drugshandel en de gevolgen voor de volksgezondheid. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en de verdachte een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op 19 maart 2025.