ECLI:NL:RBOBR:2025:1617

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
01.382038.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met oplegging van ISD-maatregel na bekentenis

Op 24 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in P.I. Grave, heeft op 30 november 2024 in Oss vijf verpakkingen gerookte zalm ontvreemd uit de supermarkt Van Bergen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een onderzoek ter terechtzitting op 10 maart 2025, waarbij de verdachte het feit heeft bekend. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren, gezien het recidiverisico en het hardnekkige delictpatroon van de verdachte. De verdediging heeft gepleit voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, maar de rechtbank heeft dit afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat is gebleken om zich aan de voorwaarden te houden en dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan alle wettelijke eisen voor de oplegging van de ISD-maatregel is voldaan en heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. Tevens zijn twee vorderingen na voorwaardelijke veroordeling afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat toewijzing niet opportuun was in het licht van de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.382038.24
Parketnummers vorderingen: 01.192931.23 en 01.292835.22
Datum uitspraak: 24 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna te noemen: verdachte) naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 februari 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 november 2024 te Oss vijf verpakkingen gerookte zalm, althans levensmiddelen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan supermarkt Van Bergen (gevestigd aan de Vierhoeksingel), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.

De zaak met parketnummer 01.192931.23 is aangebracht bij vordering van 7 februari 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 18 oktober 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.
De zaak met parketnummer 01.292835.22 is aangebracht bij vordering van 7 februari 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter te Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 27 maart 2023. Een kopie van de vordering is aan dit vonnis gehecht.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Verdachte wordt verweten dat hij op 20 november 2024 vijf pakken gerookte zalm bij de supermarkt heeft ontvreemd.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit in deze zaak met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het hierna bewezen verklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 10 maart 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [betrokkene] namens [benadeelde] ; en
  • het proces-verbaal van bevindingen (p. 16).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 30 november 2024 te Oss vijf verpakkingen gerookte zalm, die aan supermarkt Van Bergen (gevestigd aan de Vierhoeksingel) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd/aangevuld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van de maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel) gevorderd voor de duur van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat hulpverlening reeds is opgestart en verzoekt de rechtbank de ISD-maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen. Dat de begeleiding door PJ-professionals niet is voortgezet, kan verdachte niet worden toegerekend, nu dit door personeelstekort is veroorzaakt.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden, waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en heeft daarmee overlast veroorzaakt voor de betrokken winkelier. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 25 februari 2025. Dit rapport houdt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende in:
Er is sprake van een hardnekkig delictpatroon van vermogensdelicten waardoor momenteel ISD wordt overwogen. Vier keer werd een reclasseringstoezicht aan betrokkene opgelegd. Dit heeft niet geleid tot gedragsverandering. Het patroon is steeds hetzelfde. Betrokkene houdt hulpverlening zoveel mogelijk af, ontkent problematiek en accepteert alleen praktische hulp. Aan het einde van het toezicht in 2023 werd al geconcludeerd dat alleen een langdurig traject uitgaande van begeleid of beschermd wonen kans van slagen zou hebben. Tijdens het laatste toezicht, lopende in 2024, werd hierop ingezet, er werd uitdrukkelijk outreachend te werk gegaan. Meneer ging wonen bij het Verdi huis, zijn problematiek zou in kaart worden gebracht door PJ-professionals en hij stond onder bewind. Hij overtrad de regels bij het Verdihuis diverse keren, in bijna een jaar tijd kwam het slechts twee keer tot een gesprek bij PJ-professionals en het weekgeld van de bewindvoerder ging voornamelijk op aan drugs (vertelt hij nu), dat er sprake was van een verslaving verzweeg hij tijdens het toezicht. Aanhoudingen en meldingen over overlast gevende situaties vanuit de politie bleven zich opstapelen en ook toen meneer uiteindelijk begeleid woonde en er dus voldoende rust was en was voldaan aan de basisbehoeften ging hij niet het gesprek aan om tot gedragsverandering te komen, maar recidiveerde hij. Zijn eerste reactie is de schuld buiten zichzelf te leggen, maar hij zegt tijdens het onderhavige gesprek ook wel in te zien dat hij zelf domme keuzes heeft gemaakt en dit dan dus het gevolg is. Hij baalt, omdat ISD zo'n lange tijd duurt en hij zijn zoon dan een periode niet zal kunnen zien. Tijdens een ISD-maatregel zal eindelijk goed onderzoek naar betrokkene kunnen worden gedaan en kan hij met een stevig plan weer naar buiten komen. Dit geeft meer kans op vermindering van recidive in de toekomst dan een hernieuwd toezicht waarbinnen hij uiteindelijk zijn eigen plan zal blijven trekken en zich niet daadwerkelijk zal laten begeleiden.
Door de reclassering worden de risico’s op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden als hoog ingeschat. Het middelengebruik van verdachte, het roken van cocaïne, de houding en de financiële situatie van verdachte worden gezien als directe risicofactoren. De reclassering heeft geadviseerd geen bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen, nu zij, gelet op alles wat al is geprobeerd, geen mogelijkheden voor interventies of toezicht meer ziet om de risico’s te kunnen beperken en een gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. Door de reclassering wordt een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geadviseerd.
De rechtbank stelt ten aanzien van het bewezen geachte feit vast dat aan alle voorwaarden is voldaan, die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan, waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Uit de Justitiële Documentatie, betreffende verdachte, van 31 januari 2025 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of een taakstraf, dat het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en dat er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde reclasseringsrapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Daarnaast volgt uit de justitiële documentatie dat ook is voldaan aan de eisen die ‘de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers’ van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, tegen wie over een periode van vijf jaren processen-verbaal voor meer dan tien misdrijven opgemaakt zijn, waarvan tenminste één de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gelegen feit.
Aan verdachte zijn meerdere (voorwaardelijke) straffen opgelegd, die hem er niet van hebben weerhouden om telkens nieuwe strafbare feiten te begaan. Verdachte heeft laten zien dat het hem niet lukt om een delictvrij leven te leiden en langdurig niet in contact met politie en justitie te komen. Om het recidiverisico te verminderen, heeft verdachte toezicht, behandeling en begeleiding nodig. Het verplicht opleggen hiervan door middel van bijzondere voorwaarden binnen een voorwaardelijk kader is niet toereikend gebleken. Dit maakt dat ook de oplegging van een voorwaardelijke ISD, zoals door de verdediging bepleit, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recidivebeperkend zal uitwerken. Dat verdachte aangeeft inmiddels ook zelf in te zien dat hij hulp nodig heeft is positief maar maakt dit niet anders.
De rechtbank overweegt dat daarnaast de veiligheid van goederen het opleggen van de ISD-maatregel eist, gezien het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het van belang om de ISD-maatregel volledig ten uitvoer te leggen. Aldus wordt de ISD-maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opgelegd en wordt de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering gebracht op de duur van de ISD-maatregel.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.192931.23.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, afwijzen, nu zij van oordeel is dat toewijzing van de vordering, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, niet opportuun is.

Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling 01.292835.22.

De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
De rechtbank zal de gevorderde tenuitvoerlegging, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, afwijzen, nu zij van oordeel is dat toewijzing van de vordering, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, niet opportuun is.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf

diefstal

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende maatregel.

plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.

Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst af de vordering met parketnummer 01-192931-23 van de officier van justitie d.d. 7 februari 2025.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling:
Wijst af de vordering met parketnummer 01-292835-22 van de officier van justitie d.d. 7 februari 2025.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. W.M.T. Keukens en mr. S.A.E.M. Rampaart, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 24 maart 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, registratienummer: PL2100-2024265209, afgesloten op 2 december 2024, aantal pagina’s: 1 tot en met 35. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.