In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van amfetamine. De rechtbank heeft de vervolging van de verdachte voor deelname aan een criminele organisatie niet-ontvankelijk verklaard op grond van het ne bis in idem-beginsel. De verdachte was eerder veroordeeld door de rechtbank Limburg op 18 februari 2025 voor het medeplegen van het aanwezig hebben van amfetamine in een drugslaboratorium. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vervolging voor deelname aan de criminele organisatie enkel betrekking had op dezelfde feiten als waarvoor de verdachte al was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de vervolging in strijd was met het vertrouwensbeginsel en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een vervolging rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte, omdat deze al eerder was vervolgd voor dezelfde feiten. De uitspraak benadrukt de bescherming van verdachten tegen dubbele vervolging voor dezelfde feiten.