ECLI:NL:RBOBR:2025:1676

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
01/380384-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, kogelpatronen, harddrugs en witwassen van geld

Op 26 maart 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, 50 kogelpatronen, verschillende soorten harddrugs en het witwassen van een bedrag van € 12.215,00. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 november 2024 in Eindhoven een pistool van het merk Walther, type PPQ, en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad. Daarnaast heeft hij opzettelijk cocaïne en MDMA aanwezig gehad, beide middelen die onder de Opiumwet vallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft in haar overwegingen het gevaar van het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en de ernst van de drugshandel benadrukt. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan witwassen, waarbij het geld afkomstig was van de handel in drugs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft een groter voorwaardelijk strafdeel opgelegd dan geëist, om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandeling voor verslavingszorg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.380384.24
Datum uitspraak: 26 maart 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1992] ,
gedetineerd te P.I. Dordrecht.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 31 januari 2025. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 12 maart 2025 is gewijzigd, is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 november 2024 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPQ, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 28 november 2024 te Eindhoven munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 50, althans een hoeveelheid, centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 28 november 2024 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad- ongeveer 551,57 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of- ongeveer 919,78 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,zijnde cocaïne en/of MDMA(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 28 november 2024, te Eindhoven tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) een contant geldbedrag (ongeveer 13.000 euro), (merk)kleding, een (merk)tas en/of (merk)schoenen, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
en/of
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsvraag.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft de raadsvrouw zich ten aanzien van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het witwassen van het contante geldbedrag van € 12.215,00. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van het witwassen van het resterende geldbedrag, de (merk)kleding, (merk)tas en de (merk)schoenen.
Het oordeel van de rechtbank.
Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.
Nadere overweging ten aanzien van feit 4.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de verschillende aangetroffen contante geldbedragen in de kamer van verdachte in combinatie met de verklaring van verdachte op de zitting, het geldbedrag van in totaal € 12.215,00 afkomstig is van de handel en verkoop van drugs; oftewel strafbare feiten. Verdachte heeft dit bedrag voorhanden gehad. Derhalve is sprake van witwassen van dit geldbedrag door verdachte. Van het overige ten laste gelegde geldbedrag dient verdachte partieel te worden vrijgesproken, nu hiervan niet kan worden vastgesteld dat dit aangetroffen contante geld eveneens met de handel in drugs te maken had, of anderszins een criminele herkomst had.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte ook partieel dient te worden vrijgesproken van het witwassen van de (merk)kleding, (merk)tas(sen) en (merk)schoenen. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat deze goederen nep waren. De rechtbank overweegt dat door de politie geen onderzoek is gedaan naar (de echtheid van) deze goederen, waardoor het voor de rechtbank onmogelijk is om de authenticiteit en de waarde van deze goederen vast te stellen. De rechtbank ziet derhalve onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van witwassen van deze goederen en zal verdachte voor dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ook van de overige witwasgedragingen moet verdachte worden vrijgesproken bij gebrek aan redengevend bewijs.
De bewezenverklaring.
De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte:
1.
op 28 november 2024 te Eindhoven een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type PPQ, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2.
op 28 november 2024 te Eindhoven munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 50 centraalvuur kogelpatronen van het kaliber 9x19 mm voorhanden heeft gehad;
3.
op 28 november 2024 te Eindhoven opzettelijk aanwezig heeft gehad- 551,57 gram van een materiaal bevattende cocaïne en- 919,78 gram, van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
op 28 november 2024, te Eindhoven een contant geldbedrag van € 12.215,00 voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 25 februari 2025.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gecombineerd met enkel een voorwaardelijk strafdeel, met bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en 50 kogelpatronen. Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van verschillende soorten harddrugs en het witwassen van € 12.215,00. Dit zijn ernstige strafbare feiten met een sterk ondermijnend karakter. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Bovendien bekostigen gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Door uit misdrijf afkomstige gelden wit te wassen heeft de verdachte daarnaast het (vertrouwen in het) economisch verkeer geschaad en bijgedragen aan de instandhouding van criminaliteit.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank acht uit een oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. De rechtbank zal een groter voorwaardelijk strafdeel opleggen dan door de officier van justitie geëist, om verdachte de kans te geven met zijn problematiek aan de slag te gaan en de stok achter de deur groter te maken. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is om zich aan alle voorwaarden te houden.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal deze straf voor een gedeelte, namelijk 6 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel biedt een passend kader voor de oplegging van de bijzondere voorwaarden aan verdachte, zoals geadviseerd door de reclassering en nader uitgewerkt in het dictum van dit vonnis.
Beslag.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen contante geld heeft de raadsvrouw aangevoerd dat een deel van het inbeslaggenomen geld zou moeten worden teruggegeven aan verdachte, omdat dit zijn eigen geld betrof en het geld geen criminele herkomst heeft. De rechtbank is van oordeel dat verdachte tijdens het verhoor bij de politie reeds afstand heeft gedaan van het gehele contante geldbedrag. Derhalve zal de rechtbank geen beslissing meer nemen op het verzoek van de raadsvrouw tot teruggave van het geldbedrag.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht,
2 en 10 van de Opiumwet,
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;

2.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

3.
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

4.eenvoudig witwassen.

De rechtbank verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf:
 Een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 maandenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan
6 maanden voorwaardelijken een proeftijd van 2 jaren. Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht bij reclassering.
Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij de reclassering. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
2. Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname).
Veroordeelde laat zich psychodiagnostisch onderzoeken en behandelen door de verslavingszorg van Novadic-Kentron of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Bij een terugval in middelengebruik kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Veroordeelde verblijft in een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen zoals Neos te Eindhoven of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4. Meewerken aan schuldhulpverlening.
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
5. Meewerken aan middelencontrole.
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te monitoren. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt. Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Beslissing over beslag.
De rechtbank gelast de
teruggaveaan verdachte van de volgende in beslag genomen goederen:
  • 1 STK Munt;
  • 1 STK GSM.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.A. Mandemakers, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen en mr. M.E.N. van Haren, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G.H.P. van den Berkmortel, griffier,
en is uitgesproken op 26 maart 2025.