ECLI:NL:RBOBR:2025:1779

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
27 maart 2025
Zaaknummer
01/074321-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkeerszaak na ongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 1 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 31 oktober 2023 te Eindhoven. De verdachte, een bestuurder van een personenauto, zou zich zodanig hebben gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij een fietser zwaar lichamelijk letsel opliep. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden met een te hoge snelheid en het niet onder controle houden van het voertuig.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 14 en 27 maart 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie de schuld van de verdachte als 'aanmerkelijk' beschouwde. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor een verkeersfout die aan de verdachte kon worden toegerekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de rotonde aan de Keizer Karel V Singel in een slip is geraakt, maar er was geen bewijs dat hij harder dan de toegestane snelheid van 70 kilometer per uur reed.

De rechtbank concludeerde dat het slippen van het voertuig de directe oorzaak was van het ongeval en dat er geen bewijs was dat de snelheid van de verdachte de oorzaak van het slippen was. Gezien het gebrek aan bewijs voor een verwijtbare gedraging van de verdachte, sprak de rechtbank hem vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer waren ingrijpend, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte verantwoordelijk was voor het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.074321.24
Datum uitspraak: 1 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [2002] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 en 27 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 24 februari 2025.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 maart 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Keizer Karel V Singel, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
-met een hogere snelheid dan de aldaar maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur althans met een hogere snelheid die passend is voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse te rijden en/of- met zijn voertuig (rijdend over de rotonde met een bochtverloop naar links) in de slip te raken en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle te houden, waardoor verdachte met zijn voertuig van de weg is geraakt en/of tegen een (op een fietspad) (bij een rood verkeerslicht wachtende) bestuurster van een fiets is gebotst en/of aangereden,waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten:
een bloeding in het hoofd en/of een schedelbreuk en/of bekkenbreuk links en/of een bekkenbreuk rechts, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 oktober 2023 te Eindhoven, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Keizer Karel V Singel,-met een hogere snelheid dan de aldaar maximaal toegestane snelheid van 70 kilometer per uur althans met een hogere snelheid die passend is voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse heeft gereden en/of-met zijn voertuig (rijdend over de rotonde met een bochtverloop naar links) in de slip is geraakt en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehouden, waardoor verdachte met zijn voertuig van de weg is geraakt en/of tegen een (op een fietspad) (bij een rood verkeerslicht wachtende) bestuurster van een fiets is gebotst en/of aangereden,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, waarbij zij voor de mate van schuld uitgaat van ‘aanmerkelijke schuld’.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een verkeersfout die aan verdachte kan worden toegerekend.

Het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank stelt vast dat verdachte op 31 oktober 2023 rijdend in zijn personenauto over een rotonde aan de Keizer Karel V Singel te Eindhoven in een slip is geraakt. Verdachte is vervolgens van de weg geschoven en op het naastgelegen fietspad terechtgekomen waar hij tegen het slachtoffer is gebotst, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De rechtbank staat voor de vraag of een aan de verdachte te verwijten gedraging heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt als volgt.
Ter plaatse was een snelheid van 70 kilometer per uur toegestaan. Verdachte verklaart dat hij 50 tot 55 kilometer per uur heeft gereden. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunt dat verdachte harder heeft gereden dan 70 kilometer per uur, dan wel harder reed dan passend was voor de verkeerssituatie ter plaatse. De enkele opmerking van een verbalisant dat twee getuigen ter plaatse hebben verklaard dat verdachte hard zou hebben gereden, acht de rechtbank onvoldoende.
Het slippen van het voertuig van verdachte is de oorzaak geweest van het van de weg raken van het voertuig, en is daarmee de directe oorzaak van het ongeval. Door het slippen kon verdachte zijn voertuig niet voortdurend onder controle houden. Uit het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeersdelict blijkt dat niet kan worden vastgesteld wat de oorzaak is geweest dat verdachte met zijn auto in een slipbeweging is geraakt. Voor zover het verwijt luidt dat de snelheid waarmee verdachte reed de oorzaak zou zijn geweest van het slippen, is de rechtbank van oordeel dat dit op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld. Een persoonlijke, door een verbalisant in een proces-verbaal vastgelegde ervaring met het rijden op de plaats van het ongeval en de kans op het in een slip geraken bij het rijden met de toegestane snelheid, is naar het oordeel van de rechtbank daartoe onvoldoende.
Het voorgaande laat onverlet dat uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt dat de gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer ingrijpend zijn geweest en nog steeds worden gevoeld en ervaren. Van een gedraging van verdachte die heeft geleid tot het ongeval, dan wel waardoor gevaar of hinder op de weg is ontstaan, is op basis van het politiedossier en de zitting niet gebleken. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

DE UITSPRAAK

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.