ECLI:NL:RBOBR:2025:1789

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
31 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
01.068335.24, 01.046766.23 en 01.403298.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte en medeverdachte voor bedrijfsinbraken en diefstallen met gebruik van een Alfa Romeo Giulietta

In deze strafzaak heeft de rechtbank Oost-Brabant op 31 maart 2025 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over een reeks van bedrijfsinbraken en diefstallen gepleegd door de verdachte en zijn broer, die als medeverdachte is aangemerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met zijn broer schuldig heeft gemaakt aan een dertiental bedrijfsinbraken, één andere bedrijfsinbraak in vereniging en één diefstal van kentekenplaten. De feiten zijn gepleegd met een specifieke modus operandi, waarbij gebruik werd gemaakt van een zwarte Alfa Romeo Giulietta. De rechtbank heeft op basis van schakelbewijs en DNA-analyses de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 78 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de slachtoffers schadeloos kunnen worden gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummers: 01.068335.24, 01.046766.23 en 01.403298.24 (gevoegd ter terechtzitting)
Datum uitspraak: 31 maart 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1957] ,
thans gedetineerd te: P.I. Grave.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 mei 2024, 16 augustus 2024, 12 november 2024, 06 februari 2025, 25 februari 2025 en 18 maart 2025 (sluiting).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaardingen van 25 april 2024 en 02 januari 2025.
De tenlasteleggingen zijn als bijlage (1) aan dit vonnis gehecht. Nadat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 01.068335.24 op de terechtzittingen van 16 augustus 2024 en 12 november 2024 is gewijzigd, komt de verdenking er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
01.068335.24
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 24 september 2023 te Oosterhout ( [betrokkene 1] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, op 24 september 2023 te Kesteren ( [slachtoffer 1] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 15 september 2023 te Drunen ( [betrokkene 2] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, 13 april 2023 te Tiel ( [betrokkene 3] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 17 april 2023 te Nederweert ( [betrokkene 4] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 4 mei 2023 te Eindhoven ( [betrokkene 5] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 26 mei 2023 te IJsselstein ( [betrokkene 6] .), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 9 juni 2024 te Veghel ( [betrokkene 7] , terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 17 juni 2023 te Raamsdonksveer ( [slachtoffer 2] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft proberen te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in de periode van 18 juli 2023 tot en met 19 juli 2023 te Tilburg ( [betrokkene 8] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, in de periode van 27 juli 2023 tot en met 28 juli 2023 te Nederweert ( [betrokkene 9] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 8 november 2023 te Waalwijk ( [betrokkene 10] .), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 10 januari 2024 te Oss ( [betrokkene 17] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 5 februari 2024 te Boxtel ( [betrokkene 16] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 18 september 2023 te Steenbergen ( [betrokkene 12] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 23 november 2023 te Schijndel ( [betrokkene 13] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 20 december 2023 te Schijndel ( [betrokkene 14] ), terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
01.046766.23
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en/of verbreking, op 31 december 2022 te 's-Hertogenbosch [slachtoffer 3] ).
01.403298.24
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 11 oktober 2023 te Wemperhardt, Luxemburg [betrokkene 15] );
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, op 24 januari 2024 te Wemperhardt, Luxemburg [betrokkene 15] ).

De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.

De zaak met v.i. zaaknummer 99.000566.28 is aangebracht bij vordering van 7 maart 2024 en strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept voor een periode van 609 dagen nu veroordeelde zich niet aan de hieraan verbonden voorwaarden heeft gehouden. De beslissing daartoe is in een afzonderlijke beslissing neergelegd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaardingen geldig zijn. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Inleiding.

In 2023 werd door de Districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch een aanvang gemaakt met een onderzoek gericht op verschillende bedrijfsinbraken en diefstallen onder de naam Bergerac. Er werd geconstateerd dat er bij deze vermogensdelicten telkens gebruik werd gemaakt van een zwarte Alfa Romeo Giulietta. Binnen dit onderzoek werden verdachte en zijn broer [medeverdachte] als verdachten aangemerkt.
Daarnaast is er onderzoek (onderzoek Keulen) gedaan naar een melding van de diefstal van een bouwlift in december 2022. De ramen van de loods bleken ingeslagen en de deur bleek ontzet te zijn, waarna een bouwlift werd weggenomen. Binnen dit onderzoek werden verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] door meerdere verbalisanten op camerabeelden herkend en als verdachten aangemerkt.
Tot slot heeft er in Luxemburg een onderzoek plaatsgevonden naar twee bedrijfsinbraken bij een [betrokkene 15] in Wemperhardt. Bij beide diefstallen is een grote hoeveelheid rookwaren weggenomen. De bedrijfsinbraken werden gepleegd door twee personen die gebruik maakten van een zwarte Alfa Romeo Giulietta. Ook binnen dit onderzoek werden verdachte en medeverdachte [medeverdachte] als verdachten aangemerkt.

Beslissingen over het bewijs.

In deze paragraaf zal de rechtbank beoordelen of zij de in de tenlastelegging neergelegde beschuldigingen tegen verdachte wettig en overtuigend bewezen acht. Na een weergave van de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, volgt het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de officier van justitie.
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, zoals uitgewerkt in het schriftelijk requisitoir d.d. 25 februari 2025.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 en 2 (van 01.068335.24), feit 2 (van 01.403298.24) en de zaak 01.046766.23. De raadsman vraagt zich echter wel af of het medeplegen inzake feit 2 (van 01.068335.24) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van feit 1 (van 01.403298.24) verzoekt de raadsman de rechtbank om kritisch naar deze zaak te kijken. Met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten bepleit de raadsman dat er onvoldoende bewijs voorhanden is. Vrijspraak voor deze feiten dient te volgen. Met betrekking tot het door de officier van justitie benoemde schakelbewijs is de raadsman van mening dat er geen sprake is van een werkwijze die op essentiële punten overeenkomt. Hiertoe bepleit de raadsman dat er in het dossier meer bedrijfsinbraken naar voren zijn gekomen die niet op de tenlastelegging van verdachte staan. Er is dus geen sprake van een unieke modus operandi. Daarnaast geeft de raadsman aan dat de gebruikte Alfa Romeo niet zo uniek is als wordt gesteld. Er is onvoldoende om te kunnen komen tot schakelbewijs, aldus de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank.
Omwille van de leesbaarheid van het vonnis wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking daarvan in de bewijsbijlage, die van dit vonnis deel uitmaakt. De inhoud van die bijlage (2) dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. In aanvulling daarop overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank zal allereerst ingaan op het tenlastegelegde in het onderzoek Keulen. Hierna zullen de ten laste gelegde feiten uit het Luxemburgse onderzoek en tot slot zullen de feiten uit het onderzoek Bergerac aan de orde komen.
Onderzoek Keulen (01.046766.23).
Uit de aangifte is gebleken dat er op 31 december 2022 in ’s-Hertogenbosch een bouwlift uit een loods is weggenomen door twee personen. Op de camerabeelden is onder andere te zien dat er een gat in het raam wordt geslagen, de blokkerende houten balk wordt weggepakt, de schuifdeur wordt geopend, beide verdachten naar binnen gaan, de bouwlift aan de auto wordt gekoppeld en verdachten daarmee wegrijden. Verdachte wordt, samen met zijn medeverdachte [medeverdachte] , op de beelden herkend door verbalisanten. Daar komt bij dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op de camerabeelden te zien is. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Onderzoek in Luxemburg (01.403298.24).
Met betrekking tot het tweede ten laste gelegde feit binnen dit onderzoek overweegt de rechtbank als volgt. Op 24 januari 2024 vond er een inbraak plaats bij het [betrokkene 15] in Wemperhardt (Luxemburg). Bij deze inbraak is een grote hoeveelheid rookwaren weggenomen door twee personen in een donkerkleurige Alfa Romeo Giulietta. Uit onderzoek is gebleken dat er gebruik is gemaakt van een Alfa Romeo Giulietta met daarop de kentekenplaten [kenteken 1]
De rechtbank stelt vast dat er op 26 februari 2024 tijdens de doorzoeking in de loods aan de [adres] in Haren een zwarte Alfa Romeo Giulietta werd aangetroffen met daarop bevestigd de hiervoor genoemde kentekenplaten [kenteken 1] Deze loods werd gehuurd door de zoon van medeverdachte [medeverdachte] en verdachte heeft verklaard regelmatig van deze loods gebruik te hebben gemaakt. Van de diefstal van deze Alfa Romeo is op 23 maart 2023 aangifte gedaan. Het zou gaan om een zwarte Alfa Romeo Giulietta met zwarte velgen met vijf ringen en zilveren sierlijst. Deze velgen bleken zwarte gespoten te zijn, een zogenaamde custom-uitvoering. De rechtbank stelt vast dat deze auto betrokken is geweest bij de bedrijfsinbraak in Wemperhardt. De rechtbank stelt daarnaast vast dat er tijdens de doorzoeking in de ruimte achter de woning van verdachte kratten met sigaretten zijn aangetroffen met Luxemburgse belastingzegels. Uit onderzoek is gebleken dat deze codes en etiketten overeenkomen met een bestelling gedaan door Shell Wemperhardt kort voordat de inbraak heeft plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat dit de gestolen kratten met sigaretten uit Wemperhardt zijn.
Op de camerabeelden is te zien dat door één van de twee personen tijdens deze inbraak de beveiligingscamera en twee buitenlampen werden beschilderd met witte verf. Hierna werd het beveiliggingsrolluik van het magazijn opengebroken en werden de pakken rookwaren in de auto gelegd. Dicht bij het tankstation is een houten stok met witte verf aangetroffen. Van deze stok werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen [spur 12 en 13] zijn DNA-mengprofielen van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] (profiel X2) en van verdachte (profiel X1) komen overeen met deze DNA-mengprofielen. De DNA-profielen zijn één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – medeverdachte [medeverdachte] (profiel X2) en verdachte (profiel X1) één van de donoren zijn, dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat [medeverdachte] (profiel X2) en verdachte (profiel X1) donor zijn van een deel van het celmateriaal op deze verfstok.
Tevens werden van het rolluik en van een aangetroffen pakje Marlboro Gold een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen [spur 3, 4 en 9] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte (profiel X1) komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is één miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is, dan wanneer dit niet zo is. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal op het rolluik en pakje Marlboro Gold.
Tot slot worden er aan de hand van de camerabeelden signalementen van de twee daders beschreven. De rechtbank overweegt dat de daderbeschrijving van de tweede dader overeenkomt met het signalement van verdachte. Daar komt bij dat beide verdachten bivakmutsen droegen en er bij de tweede dader een blauw bovenkledingstuk te zien is. Tijdens de doorzoeking bij verdachte zijn meerdere bivakmutsen en meerdere blauwe T-shirts aangetroffen. Dat verdachten dergelijke bij de inbraak gebruikte goederen ter beschikking hadden, staat derhalve buiten kijf.
De rechtbank acht het tweede ten laste gelegde feit in het Luxemburgse onderzoek dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot het eerste ten laste gelegde feit binnen dit onderzoek overweegt de rechtbank als volgt. Uit de aangifte is gebleken dat er op 11 oktober 2023 een bedrijfsinbraak plaatsvond bij het [betrokkene 15] te Wemperhardt (Luxemburg). Dit betreft hetzelfde tankstation als waar drie maanden later een bedrijfsinbraak zou worden gepleegd door verdachte en zijn medeverdachte (zie het hiervoor beschreven feit). Bij beide inbraken hebben de daders de achterdeur, die naar het magazijn van het tankstation leidt, opengebroken.
De inbraak op 11 oktober 2023 werd ook gepleegd door twee mannen, in een zwarte Alfa Romeo Giulietta. Uit onderzoek is gebleken dat de kentekenplaten [kenteken 2] op de auto zaten op het moment dat de auto Luxemburg inreed. De rechtbank overweegt dat deze kentekenplaten ook naar voren komen bij het tweede ten laste gelegde feit binnen het onderzoek Bergerac. Dit betreft een feit dat kort (achttien dagen) voor deze bedrijfsinbraak in Wemperhardt is gepleegd. Op 24 september 2023 zijn er namelijk in Kesteren kentekenplaten gestolen. De verdachten komen in Kesteren ter plaatste in een zwarte Alfa Romeo met kentekenplaten [kenteken 2] . Dit feit hebben beide verdachten bekend (zie ook hierna). De rechtbank concludeert dat bij de diefstal van de kentekenplaten in Kesteren gebruik is gemaakt van dezelfde auto als bij de bedrijfsinbraak in Wemperhardt.
Daar komt bij dat bij de inbraak in Wemperhardt gebruik is gemaakt van verschillende inbrekerswerktuigen. Het gaat onder andere om een hamer, accuhandzaag en een slijptol. Tijdens de doorzoeking van de loods in Haren op 26 februari 2024 zijn in de achterbak van de zwarte Alfa Romeo Giulietta dergelijke werktuigen aangetroffen. Dat verdachten dergelijke werktuigen ter beschikking hadden, staat derhalve buiten kijf.
Bovendien werd er, kort na de inbraak in Wemperhardt, een zwarte Alfa Romeo Giulietta tijdens de (terug)rit van Luxemburg richting België geflitst. Gezien wordt dat er andere kentekenplaten op de auto waren geplaatst. De kentekenplaten [kenteken 3] bleken kort voor de inbraak te zijn gestolen. Daarnaast bleek uit deze foto’s dat er meerdere kratten achter in de auto stonden, wat niet het geval was op de heenweg. De rechtbank concludeert dat dit de gestolen kratten met rookwaren moeten zijn geweest.
Tot slot overweegt de rechtbank dat het signalement van de verdachten op de terugrit overeenkomt met de verdachten die verantwoordelijk zijn geweest voor die bedrijfsinbraak. De twee inzittenden van de zwarte Alfa Romeo Giulietta dragen op de flitsfoto’s kleding die op de kleding lijkt van de twee daders die te zien zijn op de bewakingsbeelden van het [betrokkene 15] . Daarbij valt in het bijzonder het blauwe bovenkledingstuk van de bijrijder op.
Mede gelet op alle overeenkomsten met het onder feit twee ten laste gelegde en bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank ook het eerste ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Onderzoek Bergerac (01.068335.24).
De rechtbank zal allereerst het feit bespreken waarover beide verdachten een bekennende verklaring hebben afgelegd (het tweede ten laste gelegde feit). Hierna zal het feit worden besproken waarover medeverdachte [medeverdachte] een bekennende verklaring heeft afgelegd (het eerste ten laste gelegde feit). Vervolgens gaat de rechtbank in op het schakelbewijs en zal chronologisch per feit waarvan verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen worden verdacht, worden aangeven of de rechtbank betrokkenheid van verdachte bij die zaak wettig en overtuigend bewezen acht. Tot slot zal de rechtbank ingaan op het feit waarvan verdachte wel wordt verdacht, maar medeverdachte [medeverdachte] niet (het derde ten laste gelegde feit).

Het tweede ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen en overweegt als volgt. Uit de aangifte blijkt dat er op 24 september 2023 in Kesteren kentekenplaten zijn weggenomen door twee personen. Deze twee personen komen ter plaatse in een zwarte Alfa Romeo met kentekenplaten [kenteken 2] , zo blijkt uit de camerabeelden. Dit betreffen, zoals hiervoor overwogen, dezelfde kentekenplaten als gebruikt bij de bedrijfsinbraak op 11 oktober 2023 in Wemperhardt.
Aan de hand van de camerabeelden wordt het volgende signalement gegeven van de bestuurder: een normaal postuur, een witte huidskleur, donkere jas of trui, lange broek en donkere schoenen. Daarnaast wordt er een signalement van de bijrijder gegeven: een fors postuur, een witte huidskleur, een donkere korte broek, lichtblauw shirt, blauw met zwarte jas en donkere schoenen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] passen binnen dit signalement.
Daar komt bij dat beide verdachten een bekennende verklaring af hebben gelegd. Verdachte geeft aan enkel ondersteunende handelingen te hebben verricht, maar de rechtbank ziet dat anders. Op de camerabeelden is te zien dat beide verdachten tezamen ter plaatse komen, dat medeverdachte [medeverdachte] degene is die de kentekenplaten van de auto van [slachtoffer 1] haalt, de kentekenplaat aan de voorzijde vervangt door de gestolen kentekenplaat, aan de achterzijde van de auto wat rommelt ter hoogte van de bumper en dat verdachte ernaast staat. Vervolgens pakt verdachte een gele kentekenplaat aan en stappen zij samen in de zwarte Alfa Romeo. Hierna rijden zij gezamenlijk weg. Daar komt bij dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij “samen met zijn broer” kentekenplaten ging stelen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen beide verdachten die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.

Het eerste ten laste gelegde feit.

Op 24 september 2023 werd er door twee personen ingebroken bij [betrokkene 1] waarbij een grote hoeveelheid aan gereedschap werd weggenomen. Bij deze inbraak werd gebruik gemaakt van een zwarte Alfa Romeo met zwarte velgen en zilverkleurige lijsten. Op de camerabeelden is te zien dat de bestuurder meermalen met een grote hamer uithaalde. Vervolgens is te zien dat deze persoon op zijn knieën in de richting kroop van waar hij net met de hamer had geslagen. Het signalement van de bestuurder van de Alfa Romeo is als volgt omschreven: man, witte huidskleur, normaal postuur, lange broek, donkere jas of trui en donkere schoenen. De bijrijder bleef wachten op de plek waar de bestuurder naar binnen kroop, heeft vervolgens goederen van de grond gepakt en deze in de auto in de auto gelegd.
Van de vloer tussen de glasdeeltjes achter het inklimraam werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [AAPL4739NL#01] is een enkelvoudig DNA-profiel verkregen, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] komt overeen met dit DNA-profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat medeverdachte [medeverdachte] donor is van het aangetroffen DNA-spoor.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft een bekennende verklaring afgelegd.
De rechtbank is tevens van oordeel dat het verdachte is geweest die dit feit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Korte tijd na de diefstal van de kentekenplaten in Kesteren – waar medeverdachte [medeverdachte] en verdachte voor verantwoordelijk worden gehouden – worden twee personen met hetzelfde signalement gezien bij de bedrijfsinbraak bij [betrokkene 1] . Aan de hand van de camerabeelden wordt het signalement van de bijrijder omschreven als: man, witte huidskleur, fors postuur, een donkere korte broek, lichtblauw shirt, blauw met zwarte jas en donkere schoenen. De rechtbank heeft de camerabeelden bekeken en constateert dat de bijrijder bij de diefstal van de kentekenplaten in Kesteren dezelfde sandalen aan heeft als de bijrijder bij de bedrijfsinbraak in Oosterhout. Bovendien komt de rest van het signalement precies overeen. Daar komt bij dat het feiten betreffen die zeer kort na elkaar zijn gepleegd en – rekening houdend met de reistijd van Kesteren naar Oosterhout – direct op elkaar aansluiten. De rechtbank komt dan ook tot voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte dit feit samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd.

Schakelbewijs en modus operandi.

Bij een aantal van de overige ten laste gelegde feiten zal de rechtbank in haar bewijsvoering gebruik maken van schakelbewijs. Schakelbewijs betreft een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan op essentiële punten overeenkomt.
De rechtbank overweegt dat bij diverse aan verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] ten laste gelegde feiten dezelfde werkwijze, oftewel modus operandi, is gebruikt. De diefstallen zijn namelijk telkens gepleegd door twee personen waarvan de bijrijder een fors postuur heeft en de bestuurder een normaal postuur. Er werd door de twee mannen gebruikgemaakt van een zwarte Alfa Romeo Giulietta met zilverkleurige lijsten en zwarte velgen met vijf ringen, zogenaamde Q-velgen. Het gaat om een ‘custom made’ auto, omdat de specifieke velgen volgens een medewerker van Alfa Romeo niet standaard in deze specifieke zwarte matte kleur worden geleverd. Verder is telkens bij bedrijven ingebroken en werden er nieuwe goederen weggenomen. Tot slot werden bij deze inbraken steevast een ruit ingeslagen met een grote hamer door de bestuurder. De bestuurder gaat hierna bij het bedrijf naar binnen terwijl de bijrijder buiten blijft en de spullen aanpakt. Bij deze bedrijfsinbraken werd telkens hetzelfde repeterende patroon gehanteerd ten aanzien van de wijze waarop het incident heeft plaatsgevonden en de rolverdeling tussen de twee mannen. Tot slot werd er telkens gebruik gemaakt van bivakmutsen.
Uit de resultaten van het opsporingsonderzoek kan dus in algemene zin en in grote lijnen een modus operandi ten aanzien van een groot deel van de zaken worden gedestilleerd. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat er enkele verschillen voorkomen. Deze zijn over het geheel gezien zo minimaal en te verklaren vanuit de specifieke omstandigheden van het betreffende feit, dat zij in het licht van het grotere geheel niet relevant zijn. In tegenstelling tot deze minimale verschillen zijn er diverse aanknopingspunten die in de richting van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] wijzen.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn broers en zij hebben in het verleden ook samen inbraken gepleegd, zoals blijkt uit de grote overeenkomsten tussen hun uittreksels justitiële documentatie. Daar komt bij dat er een soortgelijke zwarte Alfa Romeo Giulietta, met zwarte matte Q-velgen en zilverkleurige lijsten is aangetroffen in de loods in Haren. In deze auto is tevens gereedschap aangetroffen, onder andere: een grote (heipaal)hamer, een accuhandzaag en een slijptol. Bij de bedrijfsinbraken werd (telkens) gebruik gemaakt van dergelijk gereedschap. Op deze auto zaten daarnaast de kentekenplaten die gebruikt zijn bij de diefstal op 24 september 2023 in Kesteren en bij de bedrijfsinbraak in Wemperhardt op 24 januari 2024, waar verdachten voor verantwoordelijk zijn. Daar komt bij dat deze auto als gestolen stond gesignaleerd en er meerdere gedupliceerde en gestolen kentekenplaten in de loods zijn aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat deze aangetroffen Alfa Romeo Giulietta ook van deze kentekenplaten gebruik heeft gemaakt.
Bovendien is er onderzoek gedaan naar de aangetroffen Alfa Romeo Giulietta en gereedschappen. Van de stoel van de bijrijder, slijptol (aangetroffen onder de bijrijdersstoel) en schrobzaag werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen [respectievelijk AAPR9715NL, AAPR9718NL en AAPR9724NL] zijn DNA-mengprofielen van minimaal twee donoren verkregen, waaruit enkelvoudige DNA-hoofdprofielen konden worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met deze profielen. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de stoel van de bijrijder, de slijptol en de schrobzaag. Daarnaast is er van het stuur, de pook en de deurhendel (de rechtbank leest: aan de bestuurderszijde) een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering [AAPR9714NL] is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen, waaruit een enkelvoudig DNA-hoofdprofiel kon worden afgeleid met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Het DNA-profiel van medeverdachte [medeverdachte] komt overeen met dit profiel. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een relatief groot deel van het celmateriaal op de stuur-pook-deurhendel. De rechtbank concludeert dat de plek van het aantreffen van deze DNA-profielen precies past binnen de vastgestelde rolverdeling tussen en signalementen van verdachten; verdachte als bijrijder en medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder.
Zoals eerder overwogen, zijn er op het perceel van verdachte meerdere bivakmutsen aangetroffen. Dat verdachten bivakmutsen ter beschikking hadden, staat derhalve buiten kijf. Bovendien zijn de feiten gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in het onderzoek Keulen. Op 1 maart 2023 worden beide verdachten geschorst, op 23 maart 2023 wordt de aangetroffen Alfa Romeo Giulietta gestolen en op 13 april 2023 wordt het eerste feit gepleegd. Tot slot acht de rechtbank kenmerkend dat al deze ten laste gelegde vermogensdelicten binnen één jaar zijn gepleegd en hebben plaatsgevonden in een grote cirkel rondom ’ [adres] , de woonplaats van beide verdachten.
De rechtbank zal hierna per feit beslissen of zij dat feit wettig en overtuigend bewezen acht. Van de zaken waarvan op basis van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage (2) kan worden vastgesteld dat deze volledig passen binnen de modus operandi, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat deze feiten door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn begaan. Daarbij zal de rechtbank per feit ingaan op de zaken die afwijken van de hiervoor vastgestelde modus operandi.

Het vierde ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden die daarmee volledig overeenkomen.

Het vijfde ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Daar komt bij dat er gebruik is gemaakt van diverse goederen die bij de doorzoeking bij verdachten zijn aangetroffen. De rechtbank wijst op een soortgelijke O’Neill jas die wordt gedragen in het bedrijfspand door de bestuurder van de auto en het gebruik van oranje handschoenen, die zijn aangetroffen bij verdachte. Een zwarte O’Neill jas is aangetroffen in de schuur achter de woning van verdachte, terwijl verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] die ruimte gebruikt om spullen in op te slaan. Bovendien draagt de bijrijder een blauw T-shirt en donkerkleurige schoenen met witte zolen. De rechtbank slaat acht op het feit dat het gebruik van oranje handschoenen, donkere schoenen met witte zolen en het dragen van een blauw T-shirt door de bijrijder in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met de ten laste gelegde feiten onder feit één, twee, elf en vijftien. In alle vijf de zaken draagt de bijrijder een blauw T-shirt. Evenals in zaak elf en vijftien draagt de bijrijder donkere schoenen met een witte zool en wordt er door beide verdachten gebruik gemaakt van oranje handschoenen en bivakmutsen.

Het zesde ten laste gelegde feit.

Met betrekking tot dit ten laste gelegde feit is – in tegenstelling tot de meeste andere feiten – op de camerabeelden te zien dat, in plaats van enkel de bestuurder, beide daders bij [betrokkene 5] naar binnen gingen. Dit wijkt af van de hiervoor beschreven modus operandi. Bij de vraag of dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, slaat de rechtbank acht op het feit dat dit delict in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met het onderzoek Keulen. In beide zaken gaan beide verdachten het bedrijf naar binnen om vervolgens de goederen weg te nemen. De rechtbank overweegt dat dit de enige twee panden zijn waarbij de deur geopend kon worden en de verdachten gemakkelijk naar binnen konden. Enkel wanneer een persoon door een ingeslagen gat naar binnen moest kruipen, wordt dat gedaan door de bestuurder ( [medeverdachte] ) en blijft de bijrijder (verdachte) buiten. Voor het overige komt dit feit overeen met de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit.

Het zevende ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. De rechtbank overweegt dat het zevende ten laste gelegde feit in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met het vijfde ten laste gelegde feit. Ook tijdens deze bedrijfsinbraak draagt de bijrijder (onder andere) donkere schoenen met lichte zolen, hetgeen overeenkomt met het vijfde ten laste gelegde feit.

Het achtste ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Ook bij dit ten laste gelegde feit wordt hetzelfde repeterende patroon gehanteerd ten aanzien van de wijze waarop het incident heeft plaatsgevonden en de rolverdeling tussen verdachten.

Het negende ten laste gelegde feit.

De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak bij [slachtoffer 2] in Geertruidenberg. Volgens de aangifte heeft de inbraak plaatsgevonden op 17 juni 2023. Weliswaar zijn er camerabeelden van een mogelijke voorverkenning kort voor de inbraak, maar de rechtbank acht dat onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de personen op de camerabeelden ook daadwerkelijk de personen zijn die deze inbraak hebben gepleegd. Beelden van de daadwerkelijke inbraak ontbreken. Daar komt bij dat de modus operandi niet volledig overeenkomt. Uit de aangifte is gebleken dat er onder andere een ruit van de werkbus was ingeslagen met een baksteen. Op basis hiervan kan de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat het verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die de inbraak hebben gepleegd. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.

Het tiende ten laste gelegde feit.

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot inbraak bij de [betrokkene 8] in Tilburg. Volgens de aangifte heeft de poging tot inbraak plaatsgevonden tussen 18 juli 2023 omstreeks 21:15 uur en 19 juli 2023 omstreeks 07:45 uur. Weliswaar wordt er op de camerabeelden een zwarte Alfa Romeo Giulietta gezien met zwarte velgen, maar een zilveren sierlijst is daarop voor de rechtbank niet te zien. In het opgestelde proces-verbaal van bevindingen wordt een algemene conclusie getrokken dat er bij de bedrijfsinbraken telkens een zilveren sierlijst op de Alfa Romeo Giulietta te zien is. Deze conclusie komt echter – in tegenstelling tot bij sommige andere inbraken - niet specifiek terug op het moment dat er over de poging inbraak bij de [betrokkene 8] wordt gerelateerd. Daarnaast kan de rechtbank niet constateren dat deze poging tot inbraak past binnen de vastgestelde modus operandi. Er staat namelijk niet vast wat de rolverdeling tussen de twee personen is geweest. Er zijn dus onvoldoende overige feiten en omstandigheden die maken dat de verdachten aan dit ten laste gelegde feit gelinkt kunnen worden. Verdachte wordt vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Het elfde ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. De rechtbank slaat verder acht op het feit dat het gebruik van oranje handschoenen, donkere schoenen met witte zolen van de bijrijder en het dragen van een blauw T-shirt door de bijrijder in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met het onder feit vijf ten laste gelegde. In alle twee de zaken draagt de bijrijder een blauw T-shirt, donkere schoenen met een witte zool en wordt er gebruik gemaakt van oranje handschoenen. Daar komt bij dat er gebruik is gemaakt van diverse (soortgelijke) goederen die bij de doorzoeking bij verdachten zijn aangetroffen. De rechtbank wijst op oranje handschoenen en een blauw T-shirt. Tot slot gaat het in alle twee de zaken om hetzelfde bedrijf ( [betrokkene 9] ), worden dezelfde goederen gestolen (kookplaten) en wordt op dezelfde wijze ingebroken (inslaan van de ruit van de toegangsdeur).

Het vijftiende ten laste gelegde feit.

Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor dit feit, gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. Daar komt bij dat er gebruik is gemaakt van diverse goederen die in ieder geval vergelijkbaar zijn met de goederen die bij de doorzoeking bij verdachten zijn aangetroffen. De rechtbank wijst op het gebruik van oranje handschoenen en een hoofdlamp. Bovendien draagt de bijrijder wederom een blauw T-shirt en donkerkleurige schoenen met witte zolen. Daarnaast werd er wederom gebruik gemaakt van, kort daarvoor, gestolen kentekenplaten. Dit delict vertoont in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten met de feiten vijf en elf (oranje handschoenen, donkere schoenen met witte zolen van de bijrijder en het dragen van een blauw T-shirt door de bijrijder). Daarnaast vertoont deze zaak ook gelijkenissen met feit zestien (hoofdlamp bij de bestuurder), feit één, feit veertien en het eerste ten laste gelegde feit onder parketnummer 01.403298.24 (kort daarvoor gestolen kentekenplaten). Tot slot is er sprake van een herkenning van medeverdachte [medeverdachte] als zijnde de bestuurder van de zwarte Alfa Romeo Giulietta.

Het twaalfde ten laste gelegde feit.

De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak bij [betrokkene 10] . in Waalwijk. Blijkens de aangifte heeft de inbraak plaatsgevonden op 8 november 2023 door twee personen. De rechtbank kan echter niet vaststellen of er sprake is geweest van dezelfde modus operandi. Allereerst valt op dat er geen raam is ingeslagen met een hamer, maar dat er een motorslot zou zijn doorgeslepen, een houten plaat vernield en leidingen omgebogen. Verder valt het postuur van de bijrijder niet vast te stellen aangezien dit niet is omschreven, het niet duidelijk op de foto’s zichtbaar is en er geen bewegende beelden in het dossier zitten. Ten slot kan de rechtbank niet vaststellen wat de rolverdeling is geweest tussen bijrijder en de bestuurder. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] deze inbraak heeft gepleegd. Derhalve zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden die maken dat verdachten aan dit feit gelinkt kunnen worden. Verdachte wordt vrijgesproken van het twaalfde ten laste gelegde feit.

Het zestiende ten laste gelegde feit.

In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant Vermelis wordt gesproken over spaakvelgen die zich op de Alfa Romeo Giulietta zouden bevinden. De rechtbank heeft in raadkamer de betreffende foto’s bekeken en waargenomen dat dit echter geen spaakvelgen betreffen, maar dat deze velgen veel gelijkenissen vertonen met Q-velgen. Daar komt bij dat er gebruik is gemaakt van diverse goederen die in ieder geval vergelijkbaar zijn met de goederen die bij de doorzoeking zijn aangetroffen. De rechtbank wijst op het gebruik van een hoofdlamp (hetgeen ook overeenkomt met feit vijftien), een Makita reciprozaag en een wasmand. De wasmand die gebruikt is bij deze inbraak vertoont zeer grote gelijkenissen met de wasmand die in de auto in de loods is aangetroffen. Ook dit feit komt overeen met de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden en wordt hetzelfde repeterende patroon gehanteerd ten aanzien van de wijze waarop het incident heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Het zeventiende ten laste gelegde feit.

De rechtbank overweegt dat deze inbraak onvoldoende past binnen de hiervoor vastgestelde modus operandi. Daar komt bij dat er onduidelijkheid bestaat omtrent de signalementen, aangezien er in het proces-verbaal van bevindingen gesproken wordt over een verdachte die een normaal postuur, maar (tegelijkertijd) ook een stevig postuur zou hebben, brildragend zou zijn en kort, stekelig haar zou hebben. De rechtbank overweegt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet goed binnen dit signalement passen. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het aantreffen van een foto van een oranje fatbike op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] onvoldoende is voor het bewijs van een directe betrokkenheid bij deze bedrijfsinbraak, zeker nu niet kan worden vastgesteld dat het een foto van de gestolen fatbike betreft. Verdachte wordt derhalve vrijgesproken wegens het gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.

Het dertiende ten laste gelegde feit.

De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende feiten en omstandigheden zijn die maken dat het verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde inbraak bij [betrokkene 17] in Schijndel. De rechtbank kan niet vaststellen wat de rolverdeling tussen de bestuurder en de bijrijder is geweest, welk postuur de verdachten zouden hebben en of er gebruik is gemaakt van een zwarte Alfa Romeo Giulietta met zilveren sierlijst en zwarte Q-velgen. De rechtbank overweegt dat dit strafbare feit wel lijkt te passen binnen het gestelde tijdspad dat er een Alfa Romeo uit de loods wegreed en weer aan kwam en dat er gebruik is gemaakt van soortgelijke goederen die later bij de doorzoeking zijn aangetroffen. Dit is echter onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Er zijn daarnaast onvoldoende overige feiten en omstandigheden die maken dat verdachten aan dit feit gelinkt kunnen worden. Verdachte wordt vrijgesproken van het dertiende ten laste gelegde feit.

Het veertiende ten laste gelegde feit.

De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de hiervoor geschetste modus operandi en feiten en omstandigheden. De rechtbank slaat daarnaast acht op het feit dat het gebruik van (kort daarvoor) gestolen kentekenplaten in meer of mindere mate kenmerkende overeenkomsten vertoont met de onder één en vijftien ten laste gelegd feiten en het eerste ten laste gelegde feit onder parketnummer 01.403298.24. In alle vier de zaken worden kort voor de bedrijfsinbraak kentekenplaten gestolen en op de zwarte Alfa Romeo Giulietta bevestigd. Daar komt bij dat er meerdere gestolen/gedupliceerde kentekenplaten bij de doorzoeking bij verdachten zijn aangetroffen.

Het derde ten laste gelegde feit.

Uit de aangifte blijkt dat er op 15 september 2023 een bedrijfsinbraak door twee personen heeft plaatsgevonden in Drunen. Op de camerabeelden is onder andere te zien dat er twee personen ter plaatse komen in een zwarte Alfa Romeo met kenteken [kenteken 4] . De rechtbank stelt vast dat uit onderzoek is gebleken dat deze kentekenplaten kort voor de inbraak zijn gestolen. Op de camerabeelden is vervolgens te zien dat er door een persoon met een fors postuur een lang zwart voorwerp tussen het hekwerk wordt gestoken. Vermoedelijk gebeurt dit om te voorkomen dat het toegangshek kon sluiten. Hierna rijdt de personenauto achteruit op het bedrijventerrein. De verdachte met het forse postuur wordt door verbalisanten herkend als zijnde verdachte. Hij wordt herkend aan zijn postuur en aan zijn specifieke loopje. De verbalisant omschrijft het loopje als volgt: “verdachte loopt namelijk moeilijk, het lijkt of hij bij iedere stap die hij zet met zijn rechterbeen of hij hier doorheen zakt.” De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte inderdaad over een dergelijk specifiek loopje beschikt. De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte is geweest die het toegangshek met een zwarte staaf heeft geblokkeerd.
De rechtbank concludeert daarnaast dat de personen bij het hekwerk ook degenen zijn geweest die de bedrijfsinbraak bij [betrokkene 2] hebben gepleegd. Zoals hiervoor is overwogen, is op de beelden te zien dat er een zwarte Alfa Romeo achteruitrijdt op het bedrijventerrein. Op Google Maps is zichtbaar dat op de plek waar de verdachten tot stilstand komen het bedrijf [betrokkene 2] is gevestigd. Google Maps is een openbare bron, die voor eenieder eenvoudig toegankelijk is. Dat daar het bedrijf van de inbraak gevestigd is, is dan ook een feit van algemene bekendheid. Ingevolge artikel 339, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering behoeven feiten of omstandigheden van algemene bekendheid geen bewijs.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Kennelijke verschrijving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat in de tenlastelegging van feit dertien, veertien, vijftien en zeventien het bestanddeel “tezamen en in vereniging met (een) ander(en)” ontbreekt. De vraag waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of dit kan worden beschouwd als een (kennelijke) misslag en de tenlastelegging – zonder dat de verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad – verbeterd kan worden gelezen. Zo'n verbetering is niet een wijziging van de tenlastelegging in de zin van artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, maar een vaststelling van de juiste inhoud van de tenlastelegging waarvoor geen medewerking van het Openbaar Ministerie of van de verdachte is vereist. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank onderkent dat het in de tenlastelegging ontbrekende bestanddeel een kernbestanddeel is van de (kennelijk) ten laste gelegde diefstal door twee of meer verenigde personen (waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming). Bij bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan dat feit (zonder verbeterde lezing) niet worden gekwalificeerd als een gekwalificeerde diefstal, omdat het “tezamen en in vereniging met (een) ander(en)” in de tenlastelegging ontbreekt. Dat de steller van de tenlastelegging beoogd heeft een diefstal door twee of meer verenigde personen ten laste te leggen, lijdt echter (mede gelet op de onder het tenlastegelegde vermelde wetsartikelen en de overige bewoordingen) geen twijfel. Door opneming in de tenlastelegging van “en/of zijn mededaders” en “artikel 311 lid 1 sub 4 van het Wetboek van Strafrecht” is onmiskenbaar tot uitdrukking gebracht dat verdachte dit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) zou hebben gepleegd.
Uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, alsook uit de gevoerde verdediging waarbij het medeplegen uitvoerig aan bod is geweest, leidt de rechtbank af dat verdachte wist waarvan hij werd beschuldigd en tegen welke verdenking hij zich moest verdedigen. De rechtbank beschouwt het dan ook als een kennelijke misslag van de steller van de tenlastelegging dat deze in de tenlastelegging het bestanddeel “tezamen en in vereniging met (een) ander(en)” niet heeft opgenomen en zal, nu de rechtbank uit het voorgaande afleidt dat verdachte daardoor niet in zijn belangen wordt geschaad, de tenlastelegging verbeteren door daaraan de woorden “tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen” toe te voegen.
Voorts is het de rechtbank gebleken dat in de tenlastelegging van feit 8 een onjuist jaartal is opgenomen in de pleegdatum. In de tenlastelegging staat 9 juni 2024, terwijl dit 9 juni 2023 moet zijn. De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving. Uit het dossier en het behandelde ter terechtzitting is gebleken dat hierover bij verdachte geen onduidelijkheid bestaat. De rechtbank zal de tenlastelegging dan ook lezen met de pleegdatum van 9 juni 2023. Verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in de bijlage (2) uitgewerkte bewijsmiddelenoverzicht, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen is dat:
Onderzoek Bergerac (01.068335.24)

Feit 1

Feit 2

Feit 3hij op 15 september 2023 te Drunen, tezamen en in vereniging met een ander, gereedschap (Husqvarna doorslijper, Husqvarna accu, Stihl bladblazer, Stihl kettingzaag, Makita heggeschaar, Makita reciprozaag, zes Makita accu's, bladblazer met accu en oplader, Makita handle kettingzaag, Makita grondboor met lader en accu's), dat geheel aan [betrokkene 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 4hij op 13 april 2023 te Tiel, tezamen en in vereniging met een ander, een trilplaat en een kettingzaag, die geheel aan [betrokkene 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 5hij op 17 april 2023 te Nederweert, tezamen en in vereniging met een ander, vijf kookplaten (in doos met toebehoren), die geheel aan [betrokkene 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 6hij op 4 mei 2023 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander, elf stuks elektrisch gereedschap en toebehoren (drie verfspuitpompen, een Fein AFC 18 QSL, twee stofzuigers, een Festool energie-set, een opbergbox voor een schuurmachine, een houtrotfrees set [in systainer], twee Rupes delta schuurmachines [in systainer]), die geheel aan [betrokkene 5] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 7hij op 26 mei 2023 te IJsselstein, tezamen en in vereniging met een ander, drie bladblazers, die geheel aan [betrokkene 6] . toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 8hij op 9 juni 2023 te Veghel, tezamen en in vereniging met een ander, negen stuks elektrisch gereedschap (vijf kettingzagen, twee slijpmachines en twee bladblazers), die geheel aan [betrokkene 11] . toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 11

Feit 14hij op 5 februari 2024 te Boxtel, tezamen en in vereniging met een ander, elektrisch gereedschap (zestien kettingzagen, zeven heggenscharen, een slijpmachine, een hogedrukspuit en een dompelpomp) die geheel aan [betrokkene 16] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 15

Feit 16hij op 23 november 2023 te Schijndel, tezamen en in vereniging met een ander, 100 dekbedden, die geheel aan [betrokkene 13] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Onderzoek Keulen (01.046766.23)
hij op 31 december 2022 te ’s-Hertogenbosch, tezamen en in vereniging met een ander, een bouwlift, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen bouwlift onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;
Onderzoek in Luxemburg ( 01.403298.24)

Feit 1

hij op 11 oktober 2023 te Wemperhardt, Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander, rookwaren, die geheel aan [betrokkene 15] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak;

Feit 2

hij op 24 januari 2024 te Wemperhardt, Luxemburg, tezamen en in vereniging met een ander, rookwaren, die geheel aan [betrokkene 15] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Uit hetgeen is besproken tijdens de terechtzitting volgt dat verdachte daardoor niet in zijn verdediging is geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van drieënnegentig maanden met aftrek van het voorarrest.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft bepleit dat een gevangenisstraf voor de duur van drieënnegentig maanden een te hoge eis is. De strafbare feiten dienen als één geheel gewaardeerd te worden in plaats van als een simpele vermenigvuldiging van een aantal maanden gevangenisstraf per bewezenverklaard feit. Een lagere straf is meer passend. Er dient daarnaast rekening gehouden te worden met de gezondheidsproblemen en de gevorderde leeftijd van verdachte.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, nu 67 jaar oud, heeft zich met zijn broer (medeverdachte) in een korte tijd schuldig gemaakt aan het medeplegen van een dertiental bedrijfsinbraken, één andere bedrijfsinbraak in vereniging en één diefstal van kentekenplaten. Verdachte en zijn broer [medeverdachte] gingen op brutale wijze te werk en veroorzaakten al doende veel schade bij de slachtoffers, niet alleen doordat zij waardevolle goederen meenamen, maar daarbij ook door het beschadigen van de eigendommen van anderen om zo de toegang tot de spullen te krijgen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met deze delicten geen enkel respect heeft getoond voor de eigendommen van anderen en zijn eigen financiële gewin hierboven heeft geplaatst. De financiële en maatschappelijke schade die verdachte en zijn medeverdachte met de gepleegde strafbare feiten hebben aangericht, is groot. Tenslotte veroorzaken feiten als de onderhavige, gevoelens van onrust en onveiligheid bij de betrokkenen en in de samenleving.
De rechtbank zal in de strafmaat sterk laten meewegen dat de inbraken telkens professioneel zijn voorbereid en uitgevoerd. Regelmatig werden (kort daarvoor gestolen) kentekenplaten op de gestolen Alfa Romeo Giulietta geplaatst, waarmee zij vervolgens het inbrekerswerktuig vervoerden en waarin zij vervolgens de gestolen goederen legden. Daar komt bij dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] tot twee keer toe doelbewust naar het buitenland zijn gereden om bedrijfsinbraken te plegen met een omvangrijke buit. Deze omstandigheden wijzen op een planmatige aanpak en professionaliteit.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat verdachte hardleers is gebleken. De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 22 februari 2024. Hieruit is gebleken dat verdachte veel vaker voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Daar komt bij dat een groot deel van de feiten door verdachte is gepleegd in de tijd dat de voorlopige hechtenis van verdachte in het onderzoek Keulen was geschorst en verdachte bovendien in een proeftijd liep met betrekking tot de eerdergenoemde voorwaardelijke invrijheidsstelling. Deze veroordelingen, de schorsing van de voorlopige hechtenis en de proeftijd hadden voor verdachte een signaal moeten zijn dat hij zijn gedrag diende aan te passen, maar verdachte deed het tegendeel en pleegde deze feiten. Het lijkt erop dat het plegen van bedrijfsinbraken, samen met zijn broer, een ‘way of life’ is voor verdachte. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft aangegeven dat hij te oud is geworden voor het plegen van dergelijke feiten en dat zijn gezondheid achteruit is gegaan. Zijn leeftijd en gezondheid hebben hem er echter ook niet van weerhouden om de onderhavige feiten te plegen, zodat de rechtbank weinig aanknopingspunten heeft om aan te nemen dat verdachte hierbij oprecht is. In ieder geval is dit geen reden voor de rechtbank om een lagere straf op te leggen.
Tot slot weegt de rechtbank mee dat verdachte enkel verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen op het moment dat hij niet meer onder de feiten uit kan, bijvoorbeeld door een overduidelijke herkenning op de camerabeelden, een DNA-match of de verklaring van zijn medeverdachte dat verdachte daar ook bij aanwezig was. Verder heeft verdachte, zowel bij de politie als ter terechtzitting, geen openheid van zaken willen geven.
De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank – in strafmatigende zin – rekening dient te houden met de gezondheid en leeftijd van verdachte. De rechtbank acht dit standpunt onvoldoende onderbouwd.
Gezien de hoeveelheid door verdachte gepleegde feiten, de aard en de ernst daarvan alsmede zijn houding, acht de rechtbank enkel een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats. Bij het bepalen van de hoogte van de straf voor de twee feiten uit het Luxemburgse onderzoek, zoekt de rechtbank aansluiting bij de straffen die plegen te worden opgelegd voor een ramkraak, zoals vastgelegd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Dit gelet op het feit dat de bewezenverklaarde feiten qua karakter, gelet op de organisatie, de aanzienlijke omvang van de schade en de omvangrijke buit, bij die omschrijving passen. De rechtbank zal echter niet de volledige twaalf maanden per bedrijfsinbraak rekenen, maar negen maanden. Voor de overige bewezenverklaarde bedrijfsinbraken neemt de rechtbank gelet op de recidive en de omvang van de schade per feit vijf maanden gevangenisstraf als uitgangspunt waarin de diefstal van de kentekenplaten is meegewogen.
De rechtbank is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van ((2x9) + (12x5) =) achtenzeventig maanden. Daarvan wordt afgetrokken de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank zal daarmee een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en van oordeel is dat de straf die zij zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

De vorderingen van de benadeelde partijen.

[betrokkene 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de materiële schade tot een bedrag van € 3.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het overige dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, wegens het gebrek aan voldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het eens met de officier van justitie. De vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezenverklaarde feit toegebrachte schade, een bedrag van € 3.000,00, bestaande uit materiële schadevergoeding (eigen risico), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict (24 september 2023) tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde immateriële schade, nu deze is gevorderd door een rechtspersoon.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
[bedrijf 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering afgewezen of niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van rechtstreekse schade. Een verzekeringsmaatschappij kan niet worden ontvangen in een dergelijke vordering tot schadevergoeding.
Beoordeling.
Enkel bij rechtstreekse schade kan de benadeelde partij zich terzake van zijn vordering tot schadevergoeding voegen in het strafproces. De vordering is ingediend door [bedrijf 1] , de verzekeringsmaatschappij van [betrokkene 1] .De rechtbank is van oordeel dat [bedrijf 1] niet rechtstreeks is getroffen door de bewezen bedrijfsinbraak. De benadeelde partij wordt niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het eens met de officier van justitie. De vordering kan worden toegewezen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum van het delict (24 september 2023) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
[betrokkene 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het, in geval van een bewezenverklaring, eens met de officier van justitie. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden kan de benadeelde partij thans niet in zijn vordering worden ontvangen.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[betrokkene 3]
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het eens met de officier van justitie. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden kan de benadeelde partij thans niet in zijn vordering worden ontvangen.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[betrokkene 9] (feit 5).
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het, in geval van een bewezenverklaring, eens met de officier van justitie. De vordering kan worden toegewezen.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum van het delict (17 april 2023) tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
[betrokkene 11] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van € 4.187,48, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens het ontbreken van een machtiging. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd.
Beoordeling.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu de machtiging tot het indienden van de vordering door [persoon] als vertegenwoordiger van [betrokkene 11] ontbreekt. Daar komt bij dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Nader onderzoek naar de juistheid en omvang van dit deel van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Om die reden kan de benadeelde partij evenmin in zijn vordering worden ontvangen.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[slachtoffer 2] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van € 3.865,66, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering met betrekking tot de proceskosten dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich, in geval van een bewezenverklaring, op het standpunt gesteld dat de vordering voor een groot deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De optelsom is incorrect en de machtiging is onduidelijk. De materiële schade wegens de glasschade en reparatie aan de poort kunnen, in geval van een bewezenverklaring, worden toegewezen, maar dan wel exclusief btw.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[betrokkene 8] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de gehele vordering exclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het, in geval van een bewezenverklaring, eens met de officier van justitie. De vordering kan worden toegewezen exclusief btw.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[betrokkene 17] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de originele ingediende vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor een groot deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De vordering is onvoldoende onderbouwd. De materiële schade wegens het eigen risico (€ 1.000,00) kan, in geval van een bewezenverklaring, worden toegewezen.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, wordt vrijgesproken.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
[betrokkene 16] .
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat de vordering geheel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman is het eens met de officier van justitie. De vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij afwijzen, nu deze betrekking heeft op immateriële schade. Deze is gevorderd door een rechtspersoon.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.

Ten aanzien van alle vorderingen benadeelde partij

Motivering van de hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten waarvoor een schadevergoeding wordt toegewezen samen met een ander heeft gepleegd. Nu verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde partijen hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schades worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de betreffende benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan een specifieke benadeelde partij, daarmee zijn daarmee overeenkomende verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen

Beslag.

De officier van justitie heeft de teruggave aan de rechtmatige eigenaar gevorderd ten aanzien van de inbeslaggenomen sigaretten. De rechtbank zal hierover geen beslissing nemen, nu deze goederen niet zijn opgenomen op de beslaglijst d.d. 29 april 2024.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
36f, 43a, 57, 311 Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Vrijspraak
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 9, 10, 12, 13 en 17 in onderzoek Bergerac (
01.068335.24) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bewezenverklaring.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Onderzoek Bergerac (01.068335.24)
Feit 1, feit 3 tot en met feit 8, feit 11, feit 14 tot en met feit 16:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Feit 2:diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;

Onderzoek Keulen (01.046766.23)
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Onderzoek Luxemburg (01.403298.24)
Feit 1 en feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Straf.
Legt op de volgende straf:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
78 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1] .
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [betrokkene 1] , van een bedrag van
3.000,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij af voor zover deze betrekking heeft op immateriële schadevergoeding.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [betrokkene 1] , van een bedrag van 3.000,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij,
[slachtoffer 1], van een bedrag van
54,00 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van
54,00 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 9] .
De rechtbank
wijstde vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
toeen veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, [betrokkene 9] , van een bedrag van
1.239,37 euro, bestaande uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de (proces)kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
De rechtbank
legtaan de verdachte
opde verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [betrokkene 9] , van een bedrag van
1.239,37 euro. Bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 22 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit bedrag bestaat uit materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is niet gehouden tot betaling voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [betrokkene 16] .
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij af en veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die verdachte in dit kader heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen [bedrijf 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] ., [betrokkene 11] ., [slachtoffer 2] , [betrokkene 8] en [betrokkene 17] .
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partijen
niet-ontvankelijkzijn in de vorderingen tot schadevergoeding en de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kunnen aanbrengen.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partijen tot betaling van de kosten die verdachte in dit kader heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. A. van der Hilst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.D.A.J. Hombergen, griffier,
en is uitgesproken op 31 maart 2025.