ECLI:NL:RBOBR:2025:2064

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
01.284217.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging

Op 7 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval in Deurne op 23 november 2022. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld tegen drie slachtoffers. De overval vond plaats met gebruik van een taser en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten de woning binnendrongen, de slachtoffers bedreigde en hen geld eiste. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest, en verplicht tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk stelde voor de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.284217.24
Datum uitspraak: 07 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1994] ,
thans gedetineerd te: P.I. Alphen, locatie Eikenlaan.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 november 2021, 17 februari 2025 en 24 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 november 2024.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2022 te Deurne
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een telefoon, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
door:
- zich met bivakmutsen en/of een vuurwapen en/of een taser naar en/of in de
woning (gelegen aan de [adres] ) te begeven waarin die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zich bevonden en/of
- dat vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
op/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te richten en/of te tonen
en/of
- met dat vuurwapen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- die taser aan te zetten en/of op die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] te richten en/of

bij de nek van die [slachtoffer 3] te houden en/of

- die taser bij het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan en/of
- een nekklem bij die [slachtoffer 1] aan te leggen, althans de keel van die [slachtoffer 1]

dicht te knijpen en/of

- hen de woorden toe te voegen “cash cash” en/of "money" en/of "geld"

en/of "we want money” en/of “kurva”.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Verdachte wordt verweten op 23 november 2022, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, in een woning aan de [adres] in Deurne een diefstal te hebben gepleegd, waarbij geweld en/of bedreiging met geweld tegen drie in de serre achter de woning aanwezige personen is gebruikt.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met (bedreiging met) geweld.
De officier van justitie gaat op grond van de bewijsmiddelen uit van een gezamenlijke
uitvoering van de overval door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Gelet op het geheel aan gedragingen door medeverdachte [medeverdachte 2] , kan ook hij als
medepleger worden aangemerkt.
Het standpunt van de verdediging.
Verdachte heeft bekend de woningoverval te hebben gepleegd. Verdachte stelt samen met [medeverdachte 2] in de woning te zijn geweest en de taser in handen te hebben gehad. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat het stroomstootwapen en het handwapen die mee naar de woning zijn genomen, geen echte wapens betreffen. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte een echt wapen heeft gehanteerd, hetgeen van invloed is op het gevaarzettende karakter van de overval.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Verdachte heeft duidelijk en ondubbelzinnig bekend een van de overvallers te zijn die op 23 november 2022 de achter de woning aan de [adres] te Deurne gelegen serre is binnengedrongen. Van het hem ten laste gelegde heeft hij niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat de door hen gebruikte wapens echt waren. Op grond van na te noemen bewijsmiddelen en de uitwerking daarvan, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachten gebruik hebben gemaakt van een taser en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , opgemaakt en ondertekend op 1 december 2022, p. 27-30 van het einddossier, voor zover inhoudende:
Inzake het onderzoek naar de overval woning, gelegen aan [adres] te Deurne op woensdag 23 november 2022, werd de 112 melding opgevraagd bij de Gemeenschappelijke Meldkamer. Deze werd door verbalisant beluisterd en uitgewerkt. In de uitgewerkte tekst staat de C voor Centralist en de M voor Melder, O voor Opmerking Verbalisant.
Melding met nummer 20221123-205423-69598-05-09:
(…)
M: (…) Ze hadden wapens bij en een taser.
(…)
M: Ja, ze hadden een wapen, een taser.
C: Ik hoor een pistool en een taser.
C: (…) En wat voor pistool heeft u gezien?
M: Een zwart, nee, wat voor? Een handpistool. Een zwart pistool. Wij zijn de ouders, wij zaten binnen en wij zagen die taser gewoon af gaan (…)
C: Oké. En kunt u mij vertellen hoe groot dat pistool was?
M: Melder geeft de telefoon aan de man en hij zegt: ‘Gewoon een normaal handgeweer, gewoon een 9 millimeter, iets groter dan een 9 millimeter.
(…)
C: Is er iemand ook echt getaserd?
M: Ja, ja, ik weet het niet 100 procent zeker, maar ik voelde wel iets, maar misschien heeft hij mij half geraakt met die taser of helemaal, dat durf ik niet zeker te zeggen. Ik was wel heel effe een beetje wat duizelig.
C: Oké.
M: Maar hij heeft mijn nek, zeg maar, meer, mijn nek, zeg maar.
C: Maar die andere twee personen die bij jou waren, zijn die getaserd?
M: Nee. Eentje is ook op zijn gezicht geslagen en ik was ook op mijn gezicht geslagen en die andere jongen is ook getaserd.
C: O, die is dus wel getaserd, die andere jongen.
M: Ja, ja, ja. Ja, sorry, het is echt net een paar minuten geleden gebeurd, dus uh, nog een beetje in shock, snap je?
C: Ja, nee, u doet het heel erg goed. Even kijken. En wat is uw naam?
M: [slachtoffer 1] .
C: En uw achternaam?
M: [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1]
C: Oké. Oké. En de personen die bij u waren, hoe heten die?
M: [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
O: En hoe heet [slachtoffer 3] met zijn achternaam?
M: En van [slachtoffer 2] is zijn thuis, [slachtoffer 3] .
C: [slachtoffer 3] En van de andere persoon, want er was nog iemand bij?
M: Ja, [slachtoffer 2] , dat is zijn huis, bij hem zitten wij altijd, [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] .
(…)
2.
Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , afgelegd op 23 november 2022, p. 31-33 van het einddossier, voor zover inhoudende:
(…) Ik zag dat de tweede persoon die binnen was gekomen, een pistool in zijn hand hield. Ik kan het pistool als volgt omschrijven:
- zwart/bruin van kleur
- handwapen
Ik zag dat dezelfde persoon een taser uit zijn jas haalde. Ik kan de taser als volgt omschrijven:
- zwartkleurig
- twee blauwkleurige stroombogen
- 5 tot 10 centimeter groot
Ik zag dat de persoon de taser op de nek van [slachtoffer 3] zette. Ik zag dat [slachtoffer 3] de taser probeerde af te weren. Ik zag dat [slachtoffer 3] hierna met zijn hand naar zijn gezicht en nek greep. (…) Ik zag dat de persoon in zijn ene hand het vuurwapen en in de andere hand de taser vasthield. Ik zag dat de persoon constant van links naar rechts bewoog met het vuurwapen en de taser. Ik zag dat de persoon het vuurwapen en de taser constant op mij en mijn vrienden richtte. Ik hoorde dat de persoon de taser meerdere malen liet knetteren. (...)
3.
Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] , afgelegd op 23 november 2022, p. 34-39 van het einddossier (incl. (foto)bijlagen), voor zover inhoudende:
(…) Ik zag dat man 1 een taser vasthield in zijn rechterhand. Ik zag dat man 2 een vuurwapen vasthield in zijn linkerhand, vermoedelijk een zwart 9mm kaliber handwapen. (...) Ik zag dat man 1 mij probeerde te taseren in mijn nek. Ik hoorde dat de taser een knetterend geluid maakte. (...)
4.
Een proces-verbaal van aangifte, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] , afgelegd op 24 november 2022, p. 49-55 van het einddossier (incl. (foto)bijlagen), voor zover inhoudende:
(...) Ik zag dat man 2 een vuurwapen in zijn hand had. (...) Ik zag dat man 1 in de richting van [slachtoffer 3] stapte. (...) Ik zag dat hij naar mij doorliep. Ik zag dat hij in zijn linkerhand iets vast had, wat leek op een taser. (…) Ik hoorde een knetterend geluid achter mij.
(…) Ik zag dat man 2 met het vuurwapen zich afzijdig hield. Ik zag dat hij alleen met zijn vuurwapen aan het zwaaien was. Ik had het gevoel dat hij dat deed om ons afzijdig te houden.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, inhoudende de verklaring van [getuige 1] , afgelegd op 23 november 2022, p. 65-66 van het einddossier, voor zover inhoudende:
(…) Ik keek op een gegeven moment naar de serre. Ik schrok want ik zag iemand met een pistool in zijn hand. (...) Ik zag ook twee blauw witte puntjes. Ik zag dat die puntjes bewogen. Ik dacht meteen aan een taser. Dat ziet er ook zo uit. (...) Het pistool was zwart. Ik zag een zwarte loop met een gat erin. (…) Aan de twee lichtjes zag ik dat het een taser was.
6.
Een proces-verbaal vooronderzoek lab, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , opgemaakt en ondertekend op 12 december 2022, p. 474-478 van het einddossier, voor zover inhoudende:
Sporendrager
Goednummer : PL2100-2022257199-2003059
SIN : AALJ1822NL
Object : Vuurwapen (Gaspistool)
Kleur : Zwart
Land : Nederland
Bijzonderheden : Airsoftwapen zonder slede met witte tape om handvat
Wij zagen dat het een op een vuurwapen gelijkend voorwerp betrof, in een zwart gekleurde stoffen holster. Wij zagen dat het holster voorzien was een klipsluiting en drukknop. Wij zagen dat in het holster een vakje zat met daarin een zilverkleurige luchtpatroon, met daarop onder andere tekst "UMAREX". In dit proces-verbaal zal het worden benoemd als 'wapen'.
Wij zagen dat het een grijs gekleurd, metalen wapen betrof, met ontbrekende slede. Wij zagen dat rondom de greep meerdere omwentelingen (4 of 5) van beige gekleurde schilderstape zaten. Daaronder zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , een zwart gekleurde kunststof
greep. Bij het ontladen van het wapen, zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , dat er een zilverkleurig balletje uit de loop kwam. Ook zag ik een zwart gekleurd patroonmagazijn uit het wapen komen met daarin 18 zilverkleurige balletjes.
7.
Een proces-verbaal onderzoek wapen en munitie, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] , opgemaakt en ondertekend op 29 december 2022, p. 846-853 van het einddossier (incl. (foto)bijlage), voor zover inhoudende:
Goednummer : PL2100-2022257199-2003059 en SIN AALJ1822NL
Het op 25 november 2022 in beslag genomen voorwerp voorzien van goednummer PL2100-
2022257199-2003059 en SIN AALJ1822NL betreft de kast van een co2 gasdrukpistool.
(...)
He magazijn was vervaardigd uit metaal en kon geladen worden met metalen balletjes
(projectielen) van het kaliber 4,5 millimeter
Goednummer : PL2100-2022257199-2002186 en SIN AALJ1829NL
Het op 23 november 2022 in beslag genomen voorwerp voorzien van goednummer: PL2100-2022257199-2002186 en SIN AALJ1829NL betreft een slede van een co2 gasdrukpistool.
(...)
Door mij verbalisant werd proefondervindelijk vastgesteld dat de slede op de hierboven omschreven kast kon worden geplaatst. Ik zag dat de slede voor wat betref kleur en materiaal overeen kwamen. (Zie afbeelding 10).
Ik zag dat dit voorwerp zodanig op een vuurwapen leek dat het voor bedreiging of afdreiging geschikt was. Ik zag dat dit voorwerp voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met bestaande vuurwapens, namelijk de kast van een Heckler & Koch, model p30 en de slede van een Beretta model, 90-two.
(...)
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I
onder 7 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling
Wapens en Munitie.
Strafbaarstelling:
Het onbevoegd voorhanden hebben van een wapen van genoemde categorie is een overtreding van artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie, als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Nadere bewijsoverweging.
Op basis van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat alle aangevers en de in de woning aanwezige ouders van [slachtoffer 2] het gebruik van een handwapen en een taser beschrijven. Aangevers hebben de taser horen knetteren en de ouders van [slachtoffer 2] hebben de taser horen en zien afgaan. Aangever [slachtoffer 1] beschrijft in zijn verhoor dat hij een knetterend geluid achter zich hoorde toen de man met de taser naar hem toe liep. Hij beschrijft de taser in zijn nek te hebben gevoeld alsof hij werd geraakt. Een van de andere jongens, aangever [slachtoffer 3] , is ook geraakt met de taser, zo verklaart hij. Aangever [slachtoffer 2] beschrijft twee blauwkeurige stroombogen te hebben waargenomen en te hebben gezien dat aangever [slachtoffer 3] naar zijn nek greep toen de taser op zijn nek werd gezet en hij probeerde af te weren. De persoon die de taser vasthield, liet deze meerdere malen knetteren. Aangever [slachtoffer 3] beschrijft dat een van de mannen hem probeerde te taseren in zijn nek. Hij hoorde dat de taser een knetterend geluid maakte. De moeder van aangever [slachtoffer 2] zag twee blauw witte puntjes bewegen, zij zag aan de twee lichtjes dat het een taser betrof. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze verklaringen die qua inhoud met elkaar overeenkomen. Verdachte beschrijft de taser als een ‘aansteker’. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en schuift deze terzijde. De rechtbank stelt vast dat verdachte en zijn mededader gebruik hebben gemaakt van een stroomstootwapen. Van dit wapen is bekend dat het tweede standen heeft: de schietmodus en de schokmodus. In de schokmodus wordt het stroomstootwapen direct op de huid van een persoon gezet, die hierdoor een korte pijnprikkel krijgt, hetgeen overeenkomt met wat aangever [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] hebben ervaren.
Wat betreft het handwapen, is vastgesteld dat het een airsoftwapen betreft. Een CO2-gasdrukpistool dat wordt omschreven als een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp). Uit de loop kunnen (zilverkleurige) metalen balletjes worden afgeschoten. In het patroonmagazijn van het wapen zaten 18 van deze balletjes. Het pistool is door de wapen- en munitiedeskundige van de politie aangemerkt als een wapen (dat voor bedreiging of afdreiging geschikt is) in de zin van de Wet Wapens en Munitie en dat sprekende gelijkenis vertoont met (de kast van) een Heckler & Koch, model P30 en (de slede van) een Beretta, model 90-TWO. De rechtbank gaat bij de bewezenverklaring dan ook uit van het gebruik van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Naar het oordeel van de rechtbank wordt het bedreigende karakter niet beïnvloed door de vaststelling of er gebruik is gemaakt van een ‘echt’ vuurwapen of een gaspistool. Daar komt bij dat er met het gebruikte wapen metalen projectielen kunnen worden afgeschoten, zodat van enige gevaarzetting gesproken kan worden. .
Gelet op de bekennende verklaring, volstaat de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde voor overige met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
  • De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 24 maart 2025;
  • De verklaring van aangever [slachtoffer 2] , afgelegd op 23 november 2022, p. 31-33 van het einddossier;
  • De verklaring van aangever [slachtoffer 3] , afgelegd op 23 november 2022, p. 34-39 van het einddossier;
  • De verklaring van aangever [slachtoffer 1] , afgelegd op 24 november 2022, p. 49-55 van het einddossier;
  • De geneeskundige verklaring, opgemaakt door A. Salvado op 24 november 2022 en ondertekend op 12 december 2022, p. 42 van het einddossier;
  • De verklaring van getuige [getuige 2] , afgelegd op 24 november 2022, p. 63-64 van het einddossier;
  • Het relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , opgemaakt en ondertekend op 28 november 2022, p. 94-96 van het einddossier;
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 7] , opgemaakt en ondertekend op 11 mei 2023, p. 98-105 van het einddossier;
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 4] , opgemaakt en ondertekend op 29 december 2022, p. 491-498 van het einddossier;
  • Het relaasproces-verbaal van verbalisant [verbalisant 8] , opgemaakt en ondertekend op 20 april 2023, p. 459-462 van het einddossier;
  • De deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek TMFI, zaaknummer TMFI2022.8470, opgemaakt en ondertekend door dr. P.J. Herbergs (forensisch DNA-deskundige) op 19 december 2022, p. 837-842 van het einddossier;
  • Het relaas van verbalisant [verbalisant 9] , opgemaakt en ondertekend op 6 mei 2024, p. 843-844 van het einddossier;
  • Het rapport Forensisch DNA-onderzoek TMFI eurofins, zaaknummer TMFI2022.8470-1, opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding (forensisch DNA-deskundige) op 3 mei 2024 (los);
  • Het rapport Forensisch DNA-onderzoek TMFI eurofins, zaaknummer TMFl2022.8470-2, opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding (forensisch DNA-deskundige) op 2 oktober 2024, p. 914-917 van het einddossier.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte en opgesomde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
op 23 november 2022 te Deurne, tezamen en in vereniging met anderen,
een telefoon, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken door:
- zich met bivakmutsen en een wapen en een taser naar en in de woning gelegen aan de [adres] te begeven waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevonden en
- dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] te richten en/of te tonen en/of
- met dat wapen in/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] te slaan en
- die taser aan te zetten en op die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te richten en bij de nek van die [slachtoffer 3] te houden en
- die taser bij het lichaam van die [slachtoffer 1] te houden en
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht te slaan en
- een nekklem bij die [slachtoffer 1] aan te leggen en
- hen de woorden toe te voegen “cash cash” en/of “money” en/of “geld” en/of “we want money” en/of “kurva”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkwamen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van vijf jaren onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft zij verzocht aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de rol van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De raadsman acht een gevangenisstraf van niet meer dan twee jaren passend.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval.
Drie mannen zijn, nadat er een voorverkenning is geweest, naar de woning gegaan. Twee
mannen met bivakmutsen zijn de serre achter de woning binnengedrongen. De derde
persoon is in de buurt van de woning gebleven. Verdachte heeft daar als medepleger deel
van uitgemaakt en is één van de twee mannen die in de woning is geweest.
In de serre hebben de twee mannen de aldaar aanwezige personen geslagen, met een
nekklem omhoog getrokken en met een taser in de nek bedreigd. De persoon met de taser
heeft deze taser meermalen laten knetteren, hetgeen zeer beangstigend moet zijn geweest
voor de slachtoffers. Tevens zijn de slachtoffers met een wapen bedreigd. De mannen
wilden geld. Toen dit niet lukte hebben ze een telefoon van een van de slachtoffers buit
gemaakt en de woning verlaten.
Feiten als deze kenmerken zich doordat zij een ernstige inbreuk maken op de persoonlijke
levenssfeer van de slachtoffers en hun gevoel van veiligheid in hun/een woning. Een
overval, zeker wanneer daarbij geweld wordt gebruikt, is voor de slachtoffers een bijzonder
traumatische ervaring waar zij nog lang last van kunnen hebben.
Uit de toelichting op de vorderingen benadeelde partij blijkt dat dit ook in deze zaak het
geval is. Voorts veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen ze een
gevoel van onveiligheid onder burgers teweeg.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk slechts uit eigen financieel gewin
heeft gehandeld en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor de slachtoffers.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De
oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Voor een overval op een woning met licht geweld (een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel) is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 3 jaar onvoorwaardelijk. Bij ander geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 jaar het uitgangspunt.
De rechtbank vindt dat in deze zaak sprake is van meer dan licht geweld.
Een aantal slachtoffers is (hard) geslagen, er is een nekklem aangelegd en er is gedreigd met
wapens, te weten een wapen en een taser, waarbij men de taser ook daadwerkelijk
meermalen heeft laten knetteren.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank tevens in strafverzwarende zin rekening met het
uittreksel ECRIS/Nationaal Strafregister (Polen), waaruit blijkt dat verdachte tot (in ieder geval één keer onherroepelijk) forse gevangenisstraffen is veroordeeld in Polen ter zake soortgelijke delicten.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden
volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf
voor de duur van vijf jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank vindt het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafvordering, zoals door de officier van justitie is geëist, niet passend. De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie – mede gelet op het tijdsverloop sinds het feit plaatsvond en de duur van de op te leggen gevangenisstraf– geen aanleiding of noodzaak om een contactverbod met de aangevers op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de
penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke
invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van
Strafvordering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van € 5.000,- immateriële schade en € 475,87 materiële schade. Deze materiële schade bestaat uit
€ 421,99 (jas) en € 53,87 (opvragen medische informatie). De benadeelde partij heeft verzocht verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering, de vordering te vermeerderen met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toewijsbaar. Zij heeft verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen is bepaald in de vonnissen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag, acht de officier van justitie een bedrag van € 200,- voor de jas redelijk.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit
toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schade ten bedrage van € 5.000,- en materiële schade ten bedrage van € 253.87 (€ 200,- (jas) en € 53,87 (opvragen medische informatie), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict, tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de jas acht de rechtbank een bedrag van € 200,- redelijk, nu verdachte zijn
eigen jas terug heeft ontvangen en deze aangeschafte jas voor tijdelijk gebruik was.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van
de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen
daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan
worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal
dit toewijzen.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige
(resterende deel met betrekking tot de jas) niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre
slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd.
Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij
jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft € 4.500,- immateriële schade gevorderd, te vermeerderen met
wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ook is verzocht om een veroordeling in de proceskosten ter hoogte van € 542,- en de vordering hoofdelijk met de andere verdachten op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar. Zij heeft verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen is bepaald in de vonnissen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling.
De rechtbank acht de vordering in haar geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 23 november 2022, de datum van het delict, tot de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van
de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen
daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan
worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal
dit toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op € 542,-, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd.
Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij
jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

De vordering.
De benadeelde partij heeft een vordering ingediend tot vergoeding van € 5.500,- immateriële schade en € 1.492,72 materiële schade. Deze materiële schade bestaat uit
€ 150,00 (reiskosten), € 270,72 (medische kosten) en € 1.072,- (huishoudelijke hulp). De benadeelde partij heeft verzocht verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering, de vordering te vermeerderen met wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar. Zij heeft verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen is bepaald in de vonnissen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft verweer gevoerd tegen toekenning van de kosten voor huishoudelijke hulp. De benadeelde partij is tijdelijk weer bij zijn moeder gaan wonen die voor hem heeft gekookt en de was heeft gedaan. Daarvoor is hoogstwaarschijnlijk niet betaald.
Beoordeling.
De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade, de volgende onderdelen van de vordering, te weten immateriële schade ten bedrage van € 5.500,- en materiële schade ten bedrage van € 420,72 (€ 150,00 reiskosten, € 270,72 medische kosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict, 23 november 2022, tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de post ‘huishoudelijke hulp’ van de vordering die strekt tot vergoeding van materiële schade, onder meer aangezien de bewijstukken thans ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid en omvang van de vordering in zoverre zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering is onvoldoende onderbouwd en niet in lijn met de ‘Rotterdamse schaal’. De duur van de genezing van de benadeelde partij is door de arts geschat op zes weken. Het letsel van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer een aanwijzing dat het huishouden voor hem 22 weken lang niet uitvoerbaar is geweest.
De benadeelde partij kan deze onderdelen van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de immateriële schade overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van
de normschending met zich brengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen
daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan
worden aangenomen. De rechtbank vindt de hoogte van het gevorderde bedrag billijk en zal
dit toewijzen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de proceskosten door de benadeelde partij
gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd.
Nu verdachte en zijn mededader(s) samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij
jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregelen.
De rechtbank zal voor de toegewezen bedragen telkens de schadevergoedingsmaatregel
opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan de
slachtoffers bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022, de
datum van het delict, tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden
opgelegd, zal de rechtbank telkens bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn
verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de
benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn
verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan
de Staat komt te vervallen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen: 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende misdrijf oplevert:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

- verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 jaren met aftrekovereenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partijen
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 3] , van een bedrag van 5.920,72 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 64 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 420,72 euro materiële schade en 5.500,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 3] , van een bedrag van 5.920,72 euro, bestaande uit 420,72 euro materiële schade en 5.500,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.253,88 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 61 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit 253,88 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1] , van een bedrag van 5.253,88 euro, bestaande uit 253,88 euro materiële schade en 5.000,00 euro immateriële schade.
De vergoeding van materiële en immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
- bepaalt dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
- legt aan de verdachte op de
verplichting tot betaling aan de Staatten behoeve van [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.500,00 euro.
- bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 55 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] :
- wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij, [slachtoffer 2] , van een bedrag van 4.500,00 euro, bestaande uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op 542,00 euro, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
- bepaalt dat verdachte niet gehouden is tot betaling voor zover het bedrag door (een van) zijn mededader(s) is betaald.
- bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en mr. E.C.L. Pechaczek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. N.J.S. Doornbosch, griffier,
en is uitgesproken op 7 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, onderzoek OB3R022073 / Huracan, Districtsrecherche Helmond, afgesloten op 12 februari 2024, aantal (doorgenummerde) pagina's: 923.