In deze zaak heeft de kantonrechter op 26 maart 2025 uitspraak gedaan op een verzoek tot opheffing van het bewind van betrokkene. Het verzoek is mondeling behandeld op de zitting van 18 maart 2025, waar de bewindvoerder en de persoonlijk begeleidster van betrokkene aanwezig waren. Betrokkene zelf is niet verschenen, zonder bericht van verhindering. Het verzoekschrift was eerder ingediend op 26 november 2024, met aanvullingen in de daaropvolgende maanden. Betrokkene verzoekt om opheffing van het bewind omdat hij zelfstandig wil zijn en zijn geldzaken zelf wil regelen, mede omdat hij ZZP’er is. Hij heeft echter ook aangegeven dat hij zijn bewindvoerder wil aanklagen wegens slechte behandeling.
De bewindvoerder heeft in haar reactie aangegeven dat er altijd opstandigheid bij betrokkene is geweest en dat hij bekend is met middelengebruik en vermoedens van een verstandelijke beperking. Betrokkene heeft een onrealistische kijk op geld en blijft schulden maken. De bewindvoerder heeft recent gemeld dat betrokkene is opgenomen op de HIC met een crisismaatregel en dat er behoefte is aan een aanvraag voor curatele of mentorschap.
De kantonrechter heeft overwogen dat er geen reden is om aan te nemen dat de bewindvoerder haar taken niet goed heeft uitgevoerd. De situatie van betrokkene is complex en er zijn geen concrete feiten aangedragen die aantonen dat hij in staat is zijn financiën zelf te beheren. De kantonrechter heeft het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen, omdat de noodzaak tot voortzetting van het bewind nog steeds bestaat.