ECLI:NL:RBOBR:2025:2087

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
7 april 2025
Zaaknummer
11436197
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind over goederen van betrokkene

Op 21 januari 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven op het verzoek van betrokkene om het bewind over haar goederen op te heffen. Betrokkene, die haar financiën weer zelf wil behartigen, had eerder op 20 april 2023 een vergelijkbaar verzoek ingediend, dat toen werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde destijds dat betrokkene niet in staat was haar geldzaken zelfstandig te beheren. In de huidige procedure heeft de kantonrechter kennisgenomen van het verzoekschrift, dat op 14 november 2024 is ontvangen, en de brief van de griffier aan betrokkene. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat haar situatie inmiddels is veranderd. De kantonrechter benadrukt dat een beschermingsmaatregel niet langer moet duren dan noodzakelijk, maar dat opheffing van het bewind pas kan plaatsvinden als betrokkene een succesvol zelfstandigheidstraject heeft doorlopen. Dit traject moet door betrokkene zelf worden opgestart in overleg met de bewindvoerder. Aangezien er geen nieuwe informatie is gepresenteerd, heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank oost-brabant
Toezicht
zaaknummer : 11436197 TE VERZ 24-1791
BM-nummer : [dossiernummer]
[initialen van de griffier]

Beschikking van de kantonrechter van 21 januari 2025

op verzoek van:

[naam verzoeker] ,

wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
geboren te [geboorteplaats] , [geboorteland] op [geboortedatum] ,
hierna te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 14 november 2024;
  • de brief van de griffier van de rechtbank Oost-Brabant aan betrokkene van
5 december 2024.

beoordeling

Verzocht wordt het bewind over de goederen van betrokkene op te heffen. Aan het verzoek ligt – kort samengevat – ten grondslag dat betrokkene haar financiën weer zelf wil behartigen.
Bij beschikking van 20 april 2023 is een eerder verzoek van betrokkene tot opheffing van het bewind afgewezen. De kantonrechter heeft destijds geoordeeld dat betrokkene op dat moment (nog) niet in staat was haar geldzaken zelf naar behoren te behartigen. Daarbij is besproken dat het begrijpelijk is dat betrokkene de wens heeft om zelf weer de regie te krijgen en dat een beschermingsmaatregel in beginsel ook niet langer moet duren dan noodzakelijk, maar dat een beschermingsmaatregel pas kan worden opgeheven als er sprake is van een succesvol doorlopen zelfstandigheidstraject. Welke stappen genomen moet worden en wanneer sprake is van een succesvol doorlopen traject is aan betrokkene om samen met de bewindvoerder te bepalen. Betrokkene zal in eerste instantie zelf het initiatief moeten nemen om een dergelijk traject op te starten en met de bewindvoerder moeten bespreken wat de stappen kunnen zijn.
Betrokkene heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat de situatie nu anders is. De kantonrechter wijst het verzoek tot opheffing daarom af.

beslissing

De kantonrechter:
- wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.H.E. Boerma, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025.
de griffier, de kantonrechter,
verzenddatum: