Uitspraak
Beschikking van de kantonrechter van 21 januari 2025
[naam verzoeker] ,
procedure
- het verzoekschrift, ontvangen op 14 november 2024;
- de brief van de griffier van de rechtbank Oost-Brabant aan betrokkene van
Rechtbank Oost-Brabant
Op 21 januari 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant een beschikking gegeven op het verzoek van betrokkene om het bewind over haar goederen op te heffen. Betrokkene, die haar financiën weer zelf wil behartigen, had eerder op 20 april 2023 een vergelijkbaar verzoek ingediend, dat toen werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde destijds dat betrokkene niet in staat was haar geldzaken zelfstandig te beheren. In de huidige procedure heeft de kantonrechter kennisgenomen van het verzoekschrift, dat op 14 november 2024 is ontvangen, en de brief van de griffier aan betrokkene. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die erop wijzen dat haar situatie inmiddels is veranderd. De kantonrechter benadrukt dat een beschermingsmaatregel niet langer moet duren dan noodzakelijk, maar dat opheffing van het bewind pas kan plaatsvinden als betrokkene een succesvol zelfstandigheidstraject heeft doorlopen. Dit traject moet door betrokkene zelf worden opgestart in overleg met de bewindvoerder. Aangezien er geen nieuwe informatie is gepresenteerd, heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.