ECLI:NL:RBOBR:2025:2202

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
01/044378-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en voorbereidingshandelingen met methamfetamine

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij drugshandel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor het medeplegen van drugshandel met betrekking tot 32 kilogram methamfetamine en het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor drugshandel in diverse soorten verdovende middelen. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De zaak kwam aan het licht na een schietincident op 22 januari 2021 in Eindhoven, waarbij de verdachte betrokken was. Tijdens het onderzoek werd duidelijk dat er een drugstransactie van ongeveer 32 kilo Crystal meth had plaatsgevonden. De verdachte werd op heterdaad betrapt met meerdere mobiele telefoons, waaronder een cryptotoestel, en chatgesprekken wezen op zijn betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet en dat hij zich schuldig maakte aan het voorbereiden en bevorderen van drugshandel. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar legde uiteindelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van drie jaren, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.044378.22
Datum uitspraak: 11 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1977] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 februari 2025.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 28 maart 2025 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 22 januari 2021 te Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 32 kilogram, althans een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine (Cristal Meth), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
T.a.v. feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 te Eindhoven en/of elders in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of
- het opzettelijk vervaardigen van

(een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne, zijnde metamfetamine en/of amfetamine en/of MDMA en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet

- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
door
- gesprekken en/of onderhandelingen te voeren over de beschikbaarheid en/of vraagprijs en/of opslag en/of levering van de verdovende middelen en/of
- het maken van afspraken over de aankoop en/of verkoop en/of vraagprijs en/of de plaats van overdracht van de verdovende middelen en/of
- het zoeken naar en/of regelen van een of meer locatie(s) om verdovende middelen te produceren en/of
- een of meer chauffeur(s) te regelen en/of aan te sturen om verdovende middelen of precursoren te vervoeren, althans inlichtingen te verschaffen met betrekking tot het transport van verdovende middelen en/of precursoren en/of
- het adviseren over het opzetten van (een) locatie(s) om PMK te produceren en/of
- het voorhanden hebben van drugsprecursoren zoals fosfor(zuur), apaa(n), PMK, BMK, mierenzuur, methanol, formamide en/of wijnsteenzuur en/of
- het voorhanden hebben en/of gebruikmaken van (crypto)telefoons en/of
- het voorhanden hebben van geld als betaalmiddel(en) voor de handel in verdovende middelen.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs.

Inleiding.
Op vrijdagmiddag 22 januari 2021 vond er een schietincident plaats in een woning aan de [adres 2] te Eindhoven, waarbij de bewoner door de schoten met een vuurwapen in zijn knie werd geraakt.
Gedurende het onderzoek naar dit schietincident werd duidelijk dat er in die woning een drugstransactie van ongeveer 32 kilo Crystal meth (methamfetamine) plaats had moeten vinden.
Op de camerabeelden van het garageplein aan de achterzijde van deze woning is te zien dat verdachte - kort voor de schietpartij - zijn bestelbus aan de achterzijde van deze woning heeft geparkeerd, waarna de bewoner drie bigshoppers uit de bestelbus van verdachte tilt en deze naar zijn garagebox brengt.
Enkele uren na het schietincident werd verdachte staande gehouden door verbalisanten, waarna zijn bestelbus werd gecontroleerd.
Verdachte bleek bij deze staande houding in het bezit te zijn van 9 mobiele telefoons, waaronder een cryptotoestel. Op dit cryptotoestel bleek SkyECC software geïnstalleerd te zijn.
Op basis van informatie uit de onderzoeken 26Argus (Sky ECC) en 26Eagles (Anom) is verdachte geïdentificeerd als gebruiker van een Sky ECC account ( [accountnaam 1] ) en van een Anom account ( [accountnaam 2] ). Chatgesprekken via deze accounts gaan vrijwel uitsluitend over de productie van en handel in synthetische drugs en precursoren.
Ook wordt de levering van 32 kilogram Crystal meth besproken en het feit dat die partij is geript waarbij van de gebruiker van dit account ‘een maat is neergeschoten’.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot een bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd.
Het ten laste gelegde feit 2 acht de officier van justitie eveneens bewezen, met uitzondering van hetgeen onder het eerste gedachtestreepje is ten laste gelegd, te weten het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen. Ook de voorbereidingshandelingen met betrekking tot de productie van PMK zijn volgens de officier van justitie niet bewezen in de (uiteindelijk) ten laste gelegde periode. Voor deze onderdelen in de tenlastelegging heeft de officier van justitie tot vrijspraak gerekwireerd.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit omdat verdachte niet als gebruiker van de cryptoaccounts [accountnaam 1] en [accountnaam 2] kan worden geïdentificeerd.
Het oordeel van de rechtbank.

Bewijsmiddelen.

Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zijn de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet op deze plaats opgenomen, maar in een bijlage bij dit vonnis.

Bewijs- en vrijspraakoverwegingen.

Vrijspraak
De rechtbank acht met de raadsman en de officier van justitie niet bewezen dat verdachte het onder feit 2, onder het eerste gedachtestreepje ten laste gelegde, en het ten laste gelegde voor zover dat betrekking heeft op de productie van PMK heeft begaan.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Identificatie verdachte als gebruiker van de genoemde crypto-accounts.
Op grond van de processen-verbaal van identificatie acht de rechtbank bewezen dat verdachte de genoemde crypto-accounts in gebruik had. Verdachte heeft de identificatie ook niet gemotiveerd betwist.
Over feit 1 heeft verdachte verklaard dat hij op 22 januari 2021 op de [adres 2] te Eindhoven aanwezig was om monteurswerkzaamheden te verrichten aan de cv-ketel van die woning en dat hij de 9 mobiele telefoons - die hij bij zijn staande houding in zijn bezit had - van derden had gekregen omdat hij als hobby samen met zijn zoon telefoons uit elkaar haalt en onderdelen daarvan verzamelt.
Over de inhoud van de door hem afgeleverde bigshoppers heeft verdachte bij de politie niet willen verklaren. Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat in deze bigshoppers monteursgereedschappen en onderdelen waren opgeborgen.
De rechtbank acht deze verklaring van verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De chats van de door verdachte gebruikte crypto-accounts sluiten qua tijdstippen en inhoud naadloos aan op de gebeurtenissen in en rond de woning aan de [adres 2] .
Op basis van deze chats en de overige bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 22 januari 2021 een hoeveelheid van 32 kilogram Crystal meth bij deze woning heeft afgeleverd. Feit 1 is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Ook feit 2 acht de rechtbank bewezen gelet op de inhoud van de vele chatberichten.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
1.
op 22 januari 2021 te Eindhoven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 32 kilogram van een materiaal bevattende methamfetamine (Crystal meth), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
in de periode van 27 september 2020 tot en met 26 januari 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en
- het opzettelijk vervaardigen van hoeveelheden van een materiaal bevattende methamfetamine en amfetamine en MDMA en cocaïne, zijnde methamfetamine en amfetamine en MDMA en cocaïne, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I
- anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen en mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en
- zich en/of anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
door
- gesprekken en onderhandelingen te voeren over de beschikbaarheid en vraagprijs en opslag en levering van de verdovende middelen en
- het maken van afspraken over de aankoop en verkoop en vraagprijs en de plaats van overdracht van de verdovende middelen en
- het zoeken naar en regelen van een of meer locaties om verdovende middelen te produceren en
- chauffeurs te regelen en aan te sturen om verdovende middelen of precursoren te vervoeren, en
- het voorhanden hebben van drugsprecursoren zoals fosfor(zuur), apaa(n), BMK, mierenzuur, methanol, formamide en wijnsteenzuur en
- het voorhanden hebben en/of gebruikmaken van cryptotelefoons en
- het voorhanden hebben van geld als betaalmiddel voor de handel in verdovende middelen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd om voor feit 1 en feit 2 aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft gewezen op de schending van de redelijke termijn in deze zaak en heeft de rechtbank verzocht om hiermee in strafmatigende zin rekening te houden. Onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman verzocht om hooguit een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf (als stok achter de deur) op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en de ernst van de feiten.
Verdachte heeft zich – samen met anderen – schuldig gemaakt aan het verkopen, vervoeren en afleveren van ongeveer 32 kilogram methamfetamine (Crystal meth).
Daarnaast heeft verdachte zich gedurende vier maanden ook schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet ten behoeve van verschillende soorten harddrugs.
Verdachte heeft met deze gedragingen zijn eigen financiële gewin boven het welzijn van de gebruikers van de drugs gesteld en hen blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s.
Het is immers algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. De (psychische) gezondheid van gebruikers kan al op heel korte termijn schade worden toegebracht en op langere termijn kan de (lichamelijke en psychische) gezondheid en het welzijn van gebruikers nog verder worden geschaad, waarbij langdurige begeleiding en behandeling nodig kan zijn om de verslavende werking van sommige drugs te overwinnen, als dat al lukt.
Met zijn handelen heeft verdachte tevens bijgedragen aan het in stand houden van het criminele en steeds gewelddadiger wordende circuit dat gepaard gaat met drugshandel.
Dergelijk geweld heeft zich in deze zaak ook daadwerkelijk gerealiseerd: enkele minuten nadat verdachte de harddrugs bij een woning had afgeleverd, werd aldaar een zogenaamde “
ripdeal”gepleegd, waarbij de bewoner van die woning tweemaal met een vuurwapen is beschoten en daarbij ook gewond is geraakt. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 februari 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten.
De op te leggen straf.
Gelet op de hiervoor besproken ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Het opleggen van een taakstraf eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf – zoals door de raadsman is bepleit – doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS schrijven – alleen al voor het verkopen, afleveren of het vervoeren van harddrugs van meer dan twintig kilogram – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minimaal 50 maanden voor.
Ook voor het plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van artikel 10a van de Opiumwet worden doorgaans langdurige gevangenisstraffen opgelegd.
Uit de chatgesprekken blijkt verder dat verdachte naast een uitvoerende ook een coördinerende rol had.
Redelijke termijn.
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden.
Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. De termijn waarbinnen de berechting van verdachte zou moeten plaatsvinden is aangevangen op 24 mei 2022, de datum waarop verdachte – nadat hem de cautie was verleend – als verdachte is verhoord. Vanaf dat moment kon verdachte in redelijkheid
verwachten dat het Openbaar Ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. Dit vonnis wordt gewezen op 11 april 2025. Dit betekent dat de redelijke termijn met ongeveer 11 maanden is overschreden.
De rechtbank zal deze overschrijding in strafmatigende zin meewegen bij haar beslissing.
Conclusie.
Ales afwegend acht de rechtbank – evenals door de officier van justitie is gevorderd – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie jaren een passende en geboden reactie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, omdat – zoals blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting – dit voorwerpen zijn met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid en deze voorwerpen ten tijde van het begaan van de feiten aan verdachte toebehoorden.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
ten aanzien van feit 1:

eendaadse samenloop van:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

en

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van het voorbereiden en/of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen en mede te plegen en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid en middelen en inlichtingen te verschaffen en zich of een ander gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en gelden voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit; meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf:
ten aanzien van feit 1 en feit 2:
een gevangenisstrafvoor de duur van
3 jarenmet aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;

verklaart verbeurd de inbeslaggenomen goederen, te weten:

1. STK GSM (Omschrijving: PL2100-OB2R021319_716009 / Witte Apple 6 met stickers, wit, merk: Apple);
1. STK GSM (Omschrijving: PL2100-OB2R021319_716008 / Samsung A41, zwart met Engelse simkaart, zwart, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van der Hilst, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. L.R.H. Koekoek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 11 april 2025.