ECLI:NL:RBOBR:2025:2204

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
11 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
01/025917-22 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot cocaïnehandel

Op 11 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant in 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in een ontbindingszaak waarbij de officier van justitie een bedrag van € 44.430,-- vorderde ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank oordeelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals gepresenteerd in het rapport van L. Steenbakkers, onvoldoende was om de exacte omvang van de omzet vast te stellen. De politie had nagelaten een gedegen onderzoek te doen, wat leidde tot een schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 5.000,--. De rechtbank hield rekening met de schending van de redelijke termijn bij het bepalen van het bedrag. De zaak was eerder behandeld op 28 maart 2025, en de rechtbank had op dezelfde datum een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd aan de veroordeelde in verband met cocaïnebezit en -handel. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard en dat de berekening onjuist was. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde gedurende een langere periode cocaïne had verkocht en legde de verplichting op tot betaling van € 5.000,-- aan de Staat. Tevens werd de duur van de gijzeling vastgesteld op 100 dagen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer ontneming: 01.025917.22
Datum uitspraak: 11 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1984] ,
wonende te [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting.

De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 44.430,-- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 maart 2025.

De beoordeling.

Inleiding.

Bij vonnis van eveneens 11 april 2025 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (hierna: het vonnis) is aan Henraath (hierna veroordeelde) een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opgelegd in verband met het bezit en de handel in cocaïne.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie baseert haar vordering op het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, opgemaakt en ondertekend door L. Steenbakkers op 25 januari 2022 (hierna: het rapport).

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak in de hoofdzaak. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de berekening die heeft geleid tot het gevorderde bedrag onjuist en onvolledig is geweest. Het toe te wijzen bedrag dient aanzienlijk te worden gematigd.
Bewijsbijlage.
Omwille van de leesbaarheid van de overwegingen, wordt voor wat betreft de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen verwezen naar de uitwerking en opsomming daarvan in de bijlage.

De beoordeling.

De rechtbank stelt vast dat de vordering tijdig is ingediend.
De meervoudige kamer van de rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 11 april 2025 in de hoofdzaak onder parketnummer 01.025917.22 als strafbare feiten bewezen verklaard:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; en
  • opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van bewezen verklaarde feiten of andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op basis van de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanwijzingen dat door veroordeelde gedurende een langere periode is gehandeld in cocaïne en daarmee dat hij daaruit voordeel heeft verkregen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De politie heeft bij de doorzoeking in de woning waar veroordeelde verbleef een telefoonlijst aangetroffen met 52 telefoonnummers. Op basis van willekeurigheid zijn drie telefoonnummers onderzocht en zijn drie afnemers van veroordeelde gehoord. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is de politie uitgegaan van
52 afnemers.
De rechtbank is van oordeel dat de berekening uit het rapport onvoldoende geschikt is om de exacte grootheid van het voordeel van verdachte te bepalen. De politie heeft – met het beperkte aantal waarnemingen en controles van de telefoonnummers – nagelaten gedegen onderzoek te doen om te kunnen vaststellen hoe lang en aan welke afnemers veroordeelde de cocaïne heeft verkocht.
Gelet op de in de bijlage uitgewerkte bewijsmiddelen acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat verdachte gedurende een langere periode, te weten 2 augustus 2020 (het moment van waarneming door verbalisant [verbalisant] ) tot en met 4 januari 2022 (moment van aanhouding van verdachte), cocaïne heeft verkocht aan een bij benadering te schatten aantal personen. Er is een grote hoeveelheid
sealtjesaangetroffen, te weten 90 stuks, welke aan veroordeelde toebehoorden. Dat geeft een indicatie dat de illegale handel een zekere omvang moet hebben gehad.
De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, de nodige voorzichtigheid betrachten bij het schatten van het door veroordeelde genoten voordeel. De rechtbank gaat er bij haar berekening vanuit dat verdachte de nodige klanten heeft gehad, die ieder vaker verdovende middelen van hem hebben gekocht.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat zij bij het bepalen van de hoogte eveneens in matigende zin in aanmerking heeft genomen dat de redelijke termijn van berechting in aanzienlijke mate is overschreden.
Conclusie van de rechtbank.
Op grond van al het voorstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 5.000,-- en legt aan veroordeelde de verplichting op dit bedrag te betalen aan de Staat.
De rechtbank zal de duur van de gijzeling, die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd, bepalen op 100 dagen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 5.000,-- (vijfduizend euro).
Legt aan veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 5.000,--, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij heeft verkregen door middel van of uit de baten van het feit ter zake waarvan hij is veroordeeld evenals andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat die door veroordeelde zijn begaan.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op: 100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
mr. W. Heijninck en mr. N.E.M. Keereweer, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 11 april 2025.
mr. N.E.M. Keereweer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, District Helmond, Basisteam Dommelstroom, zaakregistratienummer PL2100-2022007679, afgesloten op 6 april 2022, aantal pagina’s: 1 tot en met 267. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.