Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
nu’ hoger zijn dat het sociaal minimum en dat daarom de toeslag op haar uitkering per 1 februari 2023 stopt. Daarmee is een beslissing gegeven per die datum en is daarmee niets gezegd over hoe het UWV zijn bevoegdheden wel of niet zal inzetten om de toeslag op de uitkering in te trekken en terug te vorderen over de periode die daarvoor ligt. Bovendien staat in de beslissing vermeld: ‘
Als u te veel uitkering ontving, dan moet u dat bedrag terugbetalen.’Hieruit had eiseres, althans de bewindvoerder, kunnen afleiden dat als zij te veel uitkering heeft ontvangen, dat zij dat moet terugbetalen.
Aan eiseres kan worden toegegeven dat in de aanhef van de beslissing staat vermeld ‘
Volgens onze informatie woont u sinds 2 november 2018 niet meer in één huis met uw partner.’en dat zij daaruit zou kunnen hebben afgeleid dat met de brief een beslissing is genomen over de periode vanaf 2 november 2018. De rechtbank is echter van oordeel dat eiseres aan deze zin niet het vertrouwen heeft mogen ontlenen dat de beslissing ziet op de periode vanaf 2 november 2018, omdat uit de brief zelf niet blijkt met welk doel en strekking het in de brief is opgenomen. Gelet op de lange periode dat eiseres een toeslag op basis van de leefvorm als gehuwd of samenwonend heeft ontvangen terwijl zij in die periode alleenstaand was, kon en mocht zij redelijkerwijs uit de brief niet afleiden dat de toeslag die in die periode te veel is ontvangen, niet hoeft te worden terugbetaald.
De brief van 8 februari 2023 bevat verder geen informatie over de periode van 1 april 2018 tot en met 31 oktober 2018, zodat een beroep op het vertrouwensbeginsel voor deze periode daar reeds op afstuit.
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat het vervolgens bijna een jaar heeft geduurd totdat het UWV het besluit heeft genomen om tot intrekking en terugvordering over de periode vanaf 1 april 2018 over te gaan, op zichzelf, maar ook in samenhang met de beslissing van 8 februari 2023 onvoldoende is om een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel te kunnen doen. Wel kan aan die omstandigheid betekenis toekomen binnen het kader van het beroep op de ‘dringende redenen’, wat het UWV ook heeft gedaan en wat verderop in deze uitspraak wordt beoordeeld. De beroepsgrond slaagt niet.