Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Onderzoek van de zaak.
De beoordeling
Het standpunt van de verdediging.
De beoordeling
- opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod; en
- opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
€ 10,-- zou hebben verdiend. Voor het leveren van een ‘klein pakketje’, te weten een halve gram, zou hij € 5,-- per pakketje hebben gekregen. Nergens blijkt uit dat veroordeelde zou hebben gehandeld in opdracht van een derde persoon en evenmin dat hij daarvoor de door hem genoemde beloning voor ontving. Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gaat de rechtbank dan ook niet uit van de verklaring van veroordeelde.
sealtjezit ongeveer 0,4 gram cocaïne. Dit zorgt voor een opbrengst van € 20,--. De opbrengst van 1 gram cocaïne komt dan logischerwijze op € 50,--. Per kilo cocaïne gaat de rechtbank dan ook uit van een opbrengst van € 50.000,--.
Op grond van al het voorstaande stelt de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 55.750,-- en legt aan veroordeelde de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 55.750,-- -/- € 13.500,-- = € 42.250,-- aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.