ECLI:NL:RBOBR:2025:2217

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
10 april 2025
Zaaknummer
82/195097-22
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingfraude door rechtspersoon met gebrekkige administratie en procesafspraken

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon die zich gedurende vier jaar schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude. De verdachte, een rechtsopvolger van een vakantiepark, heeft in samenwerking met anderen opzettelijk een gebrekkige administratie gevoerd, waardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst is gesloten tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de verdediging, waarin procesafspraken en een afdoeningsvoorstel zijn opgenomen. De rechtbank heeft de vordering van de officieren van justitie en de argumenten van de verdediging in overweging genomen en is tot de conclusie gekomen dat het afdoeningsvoorstel recht doet aan de belangen van alle betrokken partijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 14.000,-. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte rechtsgeldig was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met bijna drie jaar is overschreden, wat is meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de tenlastelegging bevestigd, die onder andere betrekking had op het niet voeren van een juiste administratie en het niet bewaren van relevante documenten, wat heeft geleid tot belastingnadeel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Datum uitspraak: 15 april 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

bezoekadres: [adres 1] ,
postadres te [adres 2] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 19 maart 2024 en 9 april 2024, 13 januari 2025, 13 februari 2025 en 3 april 2025.
In deze zaak is tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie (hierna te noemen: het OM) een overeenkomst gesloten betreffende procesafspraken en een afdoeningsvoorstel (hierna: de overeenkomst). De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 23 februari 2024.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij:
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en
met 10 januari 2018, in de gemeente Asten en/of te Kaatsheuvel en/of Valkenswaard
en/of Hoek en/of Herkenbosch en/of Arnhem en/of Baarlo en/of Apeldoorn en/of
Biddinghuizen en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met
een ander of anderen en/of alleen, (telkens) als degene die ingevolge de
belastingwet verplicht was tot:
- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de

belastingwet gestelde eisen en/of

- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
(telkens) opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen of
laten voeren en/of (telkens) opzettelijk deze boeken, bescheiden of andere
gegevensdragers niet heeft bewaard en/of doen of laten bewaren,
immers heeft hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) toen
aldaar -zakelijk weergegeven- (telkens) in strijd met voornoemde verplichting(en)
(telkens) opzettelijk
- geen, althans een onvolledige en/of onjuiste registratie (in [reserveringssysteem] ) ter zake de
verhuur van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale
verhuur bijgehouden en/of bewaard en/of laten of doen bijhouden en/of laten of
doen bewaren, en/of
- een of meer blokkering(en) in verband met de verhuur van accommodaties aan
rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur in het registratiesysteem
[reserveringssysteem] verwijderd en/of laten of doen verwijderen en/of
- geen, althans een onvolledige registratie (in [reserveringssysteem] ) van de omzet uit verhuur van
accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur
bijgehouden en/of bewaard en/of laten of doen bijhouden en/of laten of doen
bewaren, en/of
- geen, althans een onvolledige/niet sluitende financiële administratie ter zake de
omzet uit verhuur van accommodaties aan rangers/in verband met lang
verhuur/sociale verhuur bijgehouden en/of bewaard en/of laten of doen bijhouden
en/of laten of doen bewaren, en/of
- geen, althans op onvolledige/niet sluitende wijze een kasboek en/of dagstaten
en/of weekstaten en/of verzamelstaten en/of een grootboekadministratie, althans
een kasadministratie ter zake de contante opbrengsten in verband met de verhuur
van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur
bijgehouden en/of bewaard en/of laten of doen bijhouden en/of laten of doen
bewaren en/of
- een of meer nachtregister(s) van rangers niet opgemaakt en/of bewaard en/of

laten of doen opmaken en/of laten of doen bewaren en/of

- geen, althans een of meer tot de loonadministratie behorende urenlijst(en) en/of
urenbriefje(s) en/of werkrooster(s) van Buitenlandse Europese Medewerkers (BEM)
niet opgemaakt en/of bewaard en/of laten of doen opmaken en/of laten of doen
bewaren,
(waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtige,
alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens
konden worden gekend),
terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd
geheven.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officieren van justitie kunnen in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Overwegingen met betrekking tot de overeenkomst.

Totstandkoming.
De officieren van justitie en de verdediging van [verdachte] , rechtsopvolger van [verdachte] , hebben een overeenkomst gesloten, inhoudende procesafspraken en een afdoeningsvoorstel. Deze overeenkomst is op 20 december 2024 namens de verdachte ondertekend en op 6 januari 2025 door de officieren van justitie.
De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst. De officieren van justitie en de verdediging hebben gezamenlijk een voorstel voor afdoening van de zaak aan de rechtbank voorgelegd.
Inhoud afspraken.
De overeenkomst houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging, zoals hierna omschreven:
 het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard. Met betrekking tot de gedachtestreepjes die zijn ten laste gelegd na de woorden “(telkens) opzettelijk” ziet de overeengekomen bewezenverklaring op de gedachtestreepjes 1, 3, 4, 5 en 7;
 de officieren van justitie eisen voor de strafbare feiten een geldboete van € 14.000,-.
Verder is overeengekomen dat:
- de verdediging afziet van het indienen van onderzoekswensen en al ingediende onderzoekswensen uiterlijk ter zitting en bij voorkeur al eerder schriftelijk intrekt;
  • de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdediging geen bewijsverweren zal voeren;
  • door de verdediging en het OM geen hoger beroep wordt ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het OM gemaakte afspraken; en
  • de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.
Oordeel rechtbank.
De rechtbank is bij haar beoordeling van de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel uitgegaan van het kader dat de Hoge Raad heeft gegeven in zijn arrest van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252).
De rechtbank constateert dat de gemaakte afspraken er blijk van geven dat partijen ervan doordrongen zijn dat de vragen van artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging. Ook wordt tot uitdrukking gebracht dat partijen onderkennen dat de rechtbank geen partij is bij en niet is gebonden aan de gemaakte procesafspraken en het afdoeningsvoorstel. Tevens heeft de rechtbank dit ter terechtzitting van 13 februari 2025 met partijen besproken.
De rechtbank stelt verder vast dat de verdachte bij de totstandkoming van de procesafspraken en het afdoeningsvoorstel rechtsgeldig is vertegenwoordigd en is bijgestaan door haar raadslieden.
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting op 13 februari 2025 de overeenkomst en de consequenties daarvan met de vertegenwoordiger van de verdachte besproken. De vertegenwoordiger heeft ten overstaan van de rechtbank expliciet bevestigd de inhoud van de gemaakte afspraken en de procesrechtelijke gevolgen hiervan te kennen, te begrijpen en hiermee in te stemmen.
De rechtbank stelt op basis van het verhandelde ter terechtzitting vast dat de vertegenwoordiger van de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl zij zich bewust is van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de voorgestelde afdoening en daarmee afstand te doen van bepaalde verdedigingsrechten. De wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen doet daarnaast geen afbreuk aan het aan de verdachte op grond van artikel 6 EVRM toekomende recht op een eerlijk proces.
Conclusie
De rechtbank ziet met betrekking tot de bewezenverklaring geen aanleiding om van het afdoeningsvoorstel af te wijken. Dit betekent dat de rechtbank het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen acht.

De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.

Indien tegen dit verkort vonnis een rechtsmiddel wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op dit verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit verkort vonnis gehecht.

Bewijsoverwegingen.

Toerekening en daderschap van de vennootschap
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde strafbare gedragingen aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Het voeren van een juiste administratie is voor iedere vennootschap verplicht en de strafbare gedragingen hebben aldus plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon.
Medeplegen
[verdachte] heeft de feiten in nauwe en bewuste samenwerking gepleegd met de medeverdachten [moedermaatschappij]] (de moedermaatschappij), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Strekkingsvereiste
Het niet voeren van een juiste administratie en het niet bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers zijn strafbare feiten, indien die feiten ertoe strekken dat te weinig belasting wordt geheven, het zogenoemde strekkingsvereiste. Naar bestendige jurisprudentie is aan het strekkingsvereiste voldaan indien de gedragingen naar haar aard en in het algemeen geschikt zijn om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven. De te geringe heffing dient op grond van algemene ervaringsregels naar redelijke verwachting waarschijnlijk te zijn. Het strekkingsvereiste dient dus naar objectieve maatstaven te worden ingevuld.
Naar het oordeel van de rechtbank is hier aan dat strekkingsvereiste voldaan. Door de rangerverhuur buiten de boeken te houden, was de omzet van deze verhuur onvolledig en was de financiële administratie en kasadministratie onvolledig. Daarmee was naar algemene ervaringsregels in redelijkheid te verwachten dat te weinig belasting zou worden geheven, in het bijzonder vennootschapsbelasting, loonbelasting en omzetbelasting.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 januari 2018, in de gemeente Asten en/of Biddinghuizen en/of elders in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met
anderen, telkens als degene die ingevolge de belastingwet verplicht was tot:
- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de

belastingwet gestelde eisen en

- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers,
telkens opzettelijk een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of doen of laten voeren en
telkens opzettelijk deze boeken, bescheiden of andere gegevensdragers niet heeft bewaard en/of doen of laten bewaren,
immers heeft verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachten toen
aldaar -zakelijk weergegeven- telkens in strijd met voornoemde verplichtingen
opzettelijk
- geen registratie in [reserveringssysteem] ter zake de verhuur van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur bijgehouden en bewaard en/of laten of doen bijhouden en laten of doen bewaren, en
- geen registratie in [reserveringssysteem] van de omzet uit verhuur van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur bijgehouden en bewaard en/of laten of doen bijhouden en laten of doen bewaren, en
- geen administratie ter zake de omzet uit verhuur van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur bijgehouden en bewaard en/of laten of doen bijhouden en laten of doen bewaren, en
- geen kasadministratie ter zake de contante opbrengsten in verband met de verhuur
van accommodaties aan rangers/in verband met lang verhuur/sociale verhuur
bijgehouden en bewaard en/of laten of doen bijhouden en laten of doen bewaren en
- een of meer tot de loonadministratie behorende urenlijst(en) en/of urenbriefje(s) en/of werkrooster(s) van Buitenlandse Europese Medewerkers (BEM)

niet opgemaakt en bewaard en/of laten of doen opmaken en laten of doen bewaren,

waardoor niet te allen tijde de rechten en verplichtingen van de belastingplichtige,
alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens
konden worden gekend,
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.

De strafbaarheid van de feiten.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie hebben, zoals tussen de verdachte en het OM is overeengekomen, gevorderd een geldboete van € 14.000,-.
De officieren van justitie hebben te kennen gegeven dat het OM, waren er geen procesafspraken gemaakt, een geldboete van € 20.000,- zou hebben geëist. Hierbij is rekening gehouden met een overschrijding van de redelijke termijn.
Een kopie van de vordering van de officieren van justitie is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd en heeft de rechtbank verzocht aan te sluiten bij het afdoeningsvoorstel. De verdediging heeft ter zitting van 13 februari 2025 akkoord gegeven dat in het afdoeningsvoorstel de overschrijding van de redelijke termijn voldoende is gecompenseerd.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte rechtspersoon heeft zich gedurende een periode van 4 jaar schuldig gemaakt aan (kort gezegd) het in vereniging plegen van belastingfraude. De fraude bestond er onder meer in dat de omzet van zogenaamde rangerverhuur buiten de boeken werd gehouden. Door een gebrekkige administratie te voeren, heeft de verdachte rechtspersoon deze fiscale fraude kunnen plegen. Ten gevolge hiervan is belastingnadeel ontstaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het afdoeningsvoorstel van het OM en de verdachte. De rechtbank heeft de uitkomst hiervan beschouwd in het licht van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hierbij zijn ook het wettelijke strafmaximum, de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en de bedrijfsomstandigheden van de verdachte rechtspersoon betrokken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de in het afdoeningsvoorstel vermelde straf meegewogen dat sprake is van oude feiten die zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2014 tot en met 10 januari 2018.
In de zaak van de verdachte stelt de rechtbank vast dat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang heeft genomen op 21 mei 2019, de dag van de doorzoeking op het hoofdkantoor. Het eindprocesverbaal is gereedgekomen op 29 november 2021. Nadat het OM en de verdediging over onderzoekswensen hebben gecorrespondeerd, heeft het OM de verdachte op 23 februari 2024 gedagvaard. Daarna heeft de rechtbank regie gevoerd en heeft de rechter-commissaris getuigen gehoord.
De rechtbank is van oordeel dat het recht van de verdachte op behandeling van haar strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden en dat deze termijn met een periode van bijna 3 jaar is overschreden.
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de procesafspraken niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het aan de verdachte gemaakte verwijten. De rechtbank is van oordeel dat het tussen het OM en de verdediging overeengekomen afdoeningsvoorstel voldoende recht doet aan alle bij dit strafproces te wegen belangen, zoals de aard van de zaak, de ernst van de feiten, de bedrijfsomstandigheden van de verdachte rechtspersoon en de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal daarom aansluiten bij het tussen het OM en de verdediging overeengekomen afdoeningsvoorstel.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
23, 47, 51, 57 van de Wetboek van Strafrecht;
68, 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
a) medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, en een zodanige administratie opzettelijk niet voeren, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaand door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
b) medeplegen van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde tot het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, en deze opzettelijk niet bewaren, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd.
verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.

legt op de volgende straf: een geldboete ter hoogte van € 14.000,00.

Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.H.J.J. van de Wetering, voorzitter,
mr. A.C. Palmboom en mr. S.J.H. van de Kant, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 15 april 2025.