ECLI:NL:RBOBR:2025:2272

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2025
Publicatiedatum
14 april 2025
Zaaknummer
01/003580-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 14 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op 21 november 2023 te Vught. De verdachte, een vrouw geboren in 1993, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding met een voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op geen enkel moment het slachtoffer had waargenomen en dat het ongeval te wijten was aan haar aanmerkelijke schuld. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van meer dan een kort moment van onoplettendheid, gezien de omstandigheden van duisternis en regen, en het feit dat de verdachte bekend was met de drukte op de weg. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.003580.24
Datum uitspraak: 14 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres 1] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2025.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 maart 2025. Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 november 2023 te Vught als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg,
[adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
in strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 niet aan haar verplichting te voldoen een
voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het
punt stond zulks te doen, voor te laten gaan, en/of tegen die overstekende
voetganger te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 november 2023 te Vught als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, [adres 2] ,
in strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 niet aan haar verplichting heeft voldaan een
voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak of kennelijk op het
punt stond zulks te doen, voor te laten gaan, en/of tegen die overstekende
voetganger is gebotst,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke verschrijvingen voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijswaardering.

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Sprake is van een moment van onoplettendheid. Niet gesproken kan worden over ‘schuld’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft het subsidiair ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank.
A.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn opgenomen in het procesdossier van de politie Eenheid Oost-Brabant met nummer 2023256809, gesloten op 20 december 2023, met 37 doorgenummerde pagina’s.
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31-03-2025, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 21 november 2023 te Vught als bestuurder van een personenauto het slachtoffer [slachtoffer] heb aangereden als gevolg waarvan zij is overleden. Toen ik de derde afslag van de rotonde nam was er een klap. Ik wist direct dat ik iemand aangereden had. Ik heb het slachtoffer niet zien oversteken op het zebrapad. Ik ben ter plaatse met de situatie bekend. Ik reed daar vaker. Het is daar vaak erg druk.
2.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023256809-1 (pagina 3), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:

Locatie ongeval

Datum : 21 november 2023
Omstreeks : 17:01 uur
Adres : [adres 2]
Postcode plaats : [adres 2]
Soort weg : Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Bebouwde kom : Binnen
Lichtgesteldheid : Duisternis
Weersgesteldheid : Regen
Toestand van het wegdek : Nat/vochtig
Wegverlichting : Wel brandend
Wegsituatie : Rotonde
Bijzonderheden : Op/nabij v.o.p.
Maximum snelheid : 50 km per uur

Vermoedelijke toedracht

[verdachte] zat als bestuurder in het voertuig met het kenteken [kenteken] . Zij kwam uit de richting van De Laagstraat in Vught en reed in de richting van de Kempenlandstraat. Ter hoogte van de voetgangersoversteekplaats botste ze tegen [slachtoffer] .

Verdachte

Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [1993]
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland

Betrokken partijen/objecten

Betrokken 1 (persoon)

Voetganger
Voornamen : [slachtoffer]
Achternaam : [slachtoffer]

Betrokken 2 (voertuig)

Voertuig Personenauto [kenteken] Peugeot 108
WA verzekerd : Ja
Materiële schade : Voorzijde

Dodelijk slachtoffer

Bij of kort na het ongeval is onderstaand persoon overleden. Het lijk is inbeslaggenomen.
Voornamen : [slachtoffer]
Achternaam : [slachtoffer]
Bovengenoemd persoon is naar Jeroen Bosch Ziekenhuis te ‘s-Hertogenbosch overgebracht en is aldaar overleden.
3.
Een geschrift als bedoeld in art. 344, eerste lid, aanhef en onder 5° Sv, te weten een
schouwverslag van de GGD, betreffende [slachtoffer] d.d. 22-11-2023 (losse bijlage), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Schouwverslag GGD d.d. 22-11-2023
Cliënt : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Datum/tijd schouw : 22-11-2023 13:00

Evaluatie

Het betreft hier een 71-jarige vrouw die op 21 november als voetganger betrokken is geraakt bij een tweezijdig verkeersongeval voetganger versus auto. Hoewel het letsel aanvankelijk mee leek te vallen bleek ze in het ziekenhuis uiteindelijk toch meerdere bloedingen in het hoofd te hebben alsmede een gezwollen brein. Zij is binnen 24 uur na het ongeval komen te overlijden aan het hersenletsel dat ze bij dit verkeersongeval heeft opgelopen.

Conclusie

Niet natuurlijk overlijden t.g.v. hersenletsel opgelopen bij een tweezijdig verkeersongeval voetganger (betrokkene) versus auto.
4.
Het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, met nummer PL2100-2023256809-9 (pagina 17), inhoudende de bevindingen van de verbalisant(en), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven:
Uit dit onderzoek bleek dat het bedrijf Van Bijnen uitvaartzorg een camerapositie heeft op de voordeur van hun bedrijfspand aan de [adres 3] in Vught. Uit onderzoek bleek dat deze camerapositie deels zicht geeft op de eerder genoemde rotonde en dat er beelden beschikbaar waren van dinsdag 21 november 2023 tussen 16:50 uur en 17:30 uur.
Ik zag dat deze beelden zicht geven op de eerder genoemde rotonde en herkende deze. Ik zag dat ten opzichte van de camerapositie de Wolfskamerweg in de richting van de laagstraat zich links bevond en de Kempenlandstraat aan de verre zijde van de rotonde. Ik zag dat het schemerde.
Ik zag onder andere dat een personenauto, gelijkend op een zilvergrijze Peugeot 108, aan de linkerzijde het beeld in kwam rijden, komende vanuit de richting Laagstraat. Ik zag dat dit voertuig de rotonde bij de derde afslag verliet in de richting van de Kempenlandstraat. Ik zag dat deze auto accelereerde bij het verlaten van de rotonde. Tegelijkertijd zag ik dat er een voetganger bij de voetgangersoversteekplaats de Kempenlandstraat overstak. Deze voetganger kwam uit de richting van de spoorwegovergang bij de Laagstraat en liep in de richting van de Wolfskamerweg richting Brabantlaan.
Ik zag dat er een verkeersongeval ontstond tussen deze personenauto en deze voetganger op de voetgangersoversteekplaats. Ik zag dat de voetganger op het moment van de aanrijding halverwege de middengeleider en het trottoir liep. Ik zag dat de voetganger een hond bij zich had. Ik zag dat door de aanrijding de voetganger door de aanrijding verderop in de Kempenlandstraat terecht kwam. Ik zag dat de auto na deze botsing tot stilstand kwam en daarmee stilstond op de voetgangersoversteekplaats.
----------------------
Wanneer hiervoor is verwezen naar een proces-verbaal van politie is - tenzij anders vermeld - bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
B.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft de in de tenlastelegging omschreven feitelijke gedragingen bekend.
Ten aanzien van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW overweegt de rechtbank als volgt.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet vastgesteld worden dat verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Uit vaste jurisprudentie volgt dat het bij de beoordeling van de vraag of sprake is van schuld gaat om het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onoplettendheid en/of onvoorzichtigheid.
Uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 21 november 2023 te Vught als bestuurder van een personenauto een rotonde verliet en daarbij een voetganger heeft aangereden die zich bevond op een voetgangersoversteekplaats en voorrang had. Ten tijde van het ongeval was sprake van duisternis en regen. Ook was het druk op de weg. Verdachte was ter plaatse met de situatie bekend. Zij reed daar vaker en zij wist ook dat het ging om een rotonde waar het vaak druk was. De voetganger, [slachtoffer] , is ten gevolge van de aanrijding overleden.
De verbalisant die de camerabeelden van het incident heeft bekeken heeft geconstateerd dat verdachte bij het verlaten van de rotonde accelereerde en dat er tegelijkertijd een voetganger bij de voetgangersoversteekplaats de Kempenlandstraat overstak. De voetganger liep op het moment van de aanrijding halverwege de middengeleider en het trottoir.
Verdachte heeft verklaard dat zij de voetganger op geen enkel moment heeft waargenomen. Pas bij de klap heeft zij geconstateerd dat zij een aanrijding heeft gehad.
De rechtbank is op grond van het vorengaande van oordeel dat het ongeval te wijten is aan de aanmerkelijke schuld van verdachte. Verdachte had er als bestuurder van een personenauto op bedacht moeten zijn dat zich direct na het verlaten van de rotonde een voetgangersoversteekplaats bevond en dat zij daar dus voetgangers kon verwachten. De bestuurder van een personenauto dient zo aangepast te rijden dat zij voetgangers tijdig waar kan nemen en niet in gevaar brengt. Zeker onder de genoemde omstandigheden, namelijk dat sprake is van duisternis, regen en dat het ter plaatse erg druk is. Verdachte had dusdanig aandachtig en met een dusdanige snelheid moeten rijden dat zij bij het naderen van het zebrapad het slachtoffer tijdig had opgemerkt, zodat zij haar voertuig tijdig tot stilstand had kunnen brengen en het slachtoffer voorrang had kunnen verlenen. Blijkens de camerabeelden is verdachte bij het verlaten van de rotonde juist gaan accelereren. Daar komt in dit geval bij dat verdachte volgens haar eigen verklaring goed bekend was met de situatie ter plaatse en dat de verklaring van verdachte aanleiding geeft te denken dat de focus niet gericht was op de voetgangersoversteekplaats maar elders.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van meer dan slechts een kort moment van onoplettendheid van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat dit rijgedrag van de verdachte moet worden beoordeeld als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend.

De bewezenverklaring.

Op grond van de inhoud van de hiervoor vermelde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, en op grond van de inhoud van het vorenoverwogene, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 21 november 2023 te Vught als verkeersdeelnemer, namelijk als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg,
[adres 2] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
in strijd met artikel 49 lid 2 RVV90 niet aan haar verplichting te voldoen een
voetganger, die op een voetgangersoversteekplaats overstak, voor te laten gaan, en tegen die overstekende voetganger te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd:
  • een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis;
  • een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft hierbij in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte moeite heeft om in de auto te stappen sinds het ongeluk. Het is volgens de officier van justitie van belang dat verdachte door blijft rijden en zich zeker gaat voelen in het verkeer.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Voor het geval het tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft vele varianten. In geval van een bewezenverklaring zit verdachte aan de ondergrens. Daarbij past een kleine taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst.
Verdachte heeft een aanrijding veroorzaakt als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier heeft gewild, maar dat neemt niet weg dat het ongeval en de gevolgen hiervan een direct resultaat zijn van het handelen van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de aanrijding voorkomen had kunnen worden als verdachte beter had opgelet en voldoende voorzichtigheid had betracht.
Blanco strafblad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documenten (het strafblad) van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte geen eerdere veroordelingen heeft.
De strafoplegging.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Het vertrekpunt is in dit geval 240 uur taakstraf en 12 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid, beide onvoorwaardelijk. De rechtbank ziet aanleiding om hiervan af te wijken en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank houdt rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze tijdens de zitting naar voren zijn gebracht. Verdachte is een alleenstaande moeder en is al langere tijd arbeidsongeschikt (onder meer vanwege psychische klachten). Na het ongeval heeft verdachte zich schuldbewust getoond en contact opgenomen met een nabestaande van het slachtoffer om steun te betuigen. Verdachte is een first offender en is na het ongeval (voor zover bekend) niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het een eenmalige fout betreft. Alles afwegende acht de rechtbank in afwijking van de eis van de officier van justitie een taakstraf van 240 uur waarvan 120 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend.
Een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zoals verzocht door de verdediging, acht de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan, niet passend. Wel ziet de rechtbank, met de officier van justitie, aanleiding om een deel van de ontzegging voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking brengt

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Wetboek van Strafrecht
6, 175, 179 Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
T.a.v. feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
Een taakstrafvoor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis waarvan 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.L. Traag, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. C.C. van Ravenhorst, leden,
in tegenwoordigheid van mr. G. van de Luijtgaarden, griffier,
en is uitgesproken op 14 april 2025.