ECLI:NL:RBOBR:2025:2391

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 april 2025
Publicatiedatum
18 april 2025
Zaaknummer
11312973 CV EXPL 24-6677
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid autogarage voor schade aan voertuig na defecte turbo

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, dat gedaagde, een autogarage, aansprakelijk wordt gesteld voor de schade aan zijn voertuig, een Seat Leon, die op 4 mei 2024 defect raakte. Eiser had het voertuig in november 2023 aangeschaft en had een aankoopkeuring laten uitvoeren, waaruit bleek dat de distributieketting versleten was. Gedaagde verving de distributieketting en oliepomp op 29 januari 2024, maar na de reparatie meldde eiser een fluitend geluid. Gedaagde adviseerde een vervolgafspraak voor een diagnose, maar eiser bleef met het voertuig rijden. Op 4 mei 2024 raakte de turbo defect. Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door niet eerder onderzoek te doen naar de turbo. Gedaagde betwist dit en stelt dat eiser zelf verantwoordelijk is voor het blijven rijden met het voertuig ondanks de geconstateerde problemen. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld, aangezien eiser zelf de keuze heeft gemaakt om door te rijden en niet tijdig een vervolgafspraak te maken. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11312973 \ CV EXPL 24-6677
Vonnis van 17 april 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. A. Alkir,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 september 2024 met producties 1 tot en met 7;
- het schriftelijk verweer met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de brief van 20 maart 2025 met aanvullende producties 8 en 9 van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling (hierna: de zitting) van 21 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van [eiser] spreekaantekeningen overgelegd en voorgedragen.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] drijft onder de handelsnaam “ [bedrijfsnaam gedaagde] ” een onderneming die zich (onder meer) bezighoudt met de handel in en het diagnosticeren en repareren van personenauto’s, lichte bedrijfsauto’s en auto-onderdelen.
2.2.
In november 2023 heeft [eiser] van een derde partij (niet [gedaagde] ) een tweedehands auto gekocht, te weten een Seat Leon met kenteken [kenteken] (hierna: het voertuig). Bij het aanschaffen van het voertuig heeft [eiser] een aankoopkeuring laten doen bij een erkende garage (niet [gedaagde] ). Uit de aankoopkeuring volgde dat de distributieketting van het voertuig was uitgerekt. Tijdens de aankoopkeuring zijn geen gebreken geconstateerd met betrekking tot andere onderdelen van het voertuig.
2.3.
Op 19 december 2023 heeft [eiser] een offerte aanvraag formulier van [gedaagde] ingestuurd, met daarin de vraag of [gedaagde] de distributieketting van zijn voertuig zou kunnen vervangen. [gedaagde] reageert hier op 19 december 2023 op en laat [eiser] (onder meer) weten dat de eerstvolgende mogelijkheid voor het vervangen van de distributieketting (“een complete distributiewissel”) op 2 februari 2024 is. [eiser] reageert per e-mail van 22 december 2023 dat hij de afspraak wil laten inplannen.
2.4.
In januari 2024 is [eiser] met het voertuig stil komen te staan. [eiser] heeft daarop contact opgenomen met [gedaagde] . Het voertuig is vervolgens op 22 januari 2024 door de ANWB weggesleept en naar [gedaagde] gebracht. [gedaagde] constateerde dat, naast de versleten distributieketting, de oliepomp niet voldoende oliedruk gaf, waarna [gedaagde] , in overleg met [eiser] , op 29 januari 2024 de distributieketting en de oliepomp heeft vervangen. [eiser] heeft het voertuig op 29 januari 2024 opgehaald en weer in gebruik genomen.
2.5.
Kort na de (eerste) reparatie van het voertuig op 29 januari 2024 merkte [eiser] dat het voertuig een fluitend geluid maakte. Hierover is eenmalig telefonisch contact geweest tussen partijen. Op 31 januari 2024 stuurt [eiser] het volgende Whatsapp bericht aan [gedaagde] :
“Goedenavond, heb net even een rondje gereden. Maar ik hoor het geluid ineens niet meer. Ik zal er even tegenaan kijken. En als ik het dan weer vaker ga horen zal ik wel weer contact met jullie opnemen.”
2.6.
Op 25 maart 2024 heeft [eiser] opnieuw contact opgenomen met [gedaagde] . Op 1 april 2024 heeft [gedaagde] een kleine onderhoudsbeurt uitgevoerd aan het voertuig, bestaande uit een algemene controle, uitlezen/resetten van de regeleenheden, motorolie en oliefilter. Daarnaast geeft [gedaagde] op de factuur de volgende bijzonderheden weer:
“Lager van de koelvloeistofpomp loopt gehorig. Het advies om koelvloeistofpomp i.c.m. multiriemaandrijving te vervangen. Fuel trims (brandstofafstelling) zijn 12,5-13%. Dit moet verder opgevolgd worden. Indien 15% meer diagnose nodig.”
Verder staat vast dat er een lichte fluittoon hoorbaar was, vermoedelijk afkomstig uit de turbo. [gedaagde] heeft [eiser] geadviseerd een vervolgafspraak te maken om een diagnoseonderzoek te laten verrichten naar voornoemde zaken.
2.7.
Op 26 april 2024 heeft [eiser] een vervolgafspraak gemaakt. De vervolgafspraak is hierna ingepland op 6 mei 2024.
2.8.
Op 4 mei 2024, voordat de vervolgafspraak heeft plaatsgevonden, is het voertuig opnieuw stil komen te staan en is geconstateerd dat de turbo defect is geraakt. Het voertuig is begin mei 2024 door de ANWB naar [gedaagde] gesleept, waar het voertuig thans nog staat.
2.9.
Op 9 mei 2024 heeft [gedaagde] het diagnoseonderzoek aan het voertuig verricht. [gedaagde] stuurt [eiser] per Whatsapp, inclusief video-opnamen van (de onderdelen van) het voertuig, de volgende bevindingen:
“Door uitval van een collega liepen onze werkzaamheden wat vertraging op. Vandaag hebben we de tijd genomen voor een diagnose met een endoscoop. Zoals verwacht is de turbo defect (schoepen gebroken). Gelukkig lijken de schoepen niet in de motor terecht te zijn gekomen, althans niet in de cilinders. Waarschijnlijk bevinden de brokstukken zich nog in het inlaatspuitstuk/intercooler. De cilinders en de katalysator zijn echter sterk vervuild door het hoge olieverbruik als gevolg van de defecte turbo.
Er zijn verschillende factoren die kunnen hebben bijgedragen aan het falen van de turbo, waaronder:
  • Olieverdunning als gevolg van problemen met de brandstofafstelling (de twijfelend 12% had ik de vorige keer gemeld bij de onderhoudsbeurt)
  • Problemen met de oliedruk in het verleden; de oliepomp is een tijdje geleden vervangen vanwege een defect, maar mogelijk dat dit nog nasleepproblemen zijn van de oude oliepomp die destijds niet goed functioneerde, waardoor de turbo te weinig olie kreeg en uiteindelijk faalde
  • Problemen met de carterdruk/ontluchting van de motor
Aangezien de motor momenteel niet draait, is het moeilijk om een concrete diagnose te stellen voor sommige van de bovengenoemde factoren (dit stond eigenlijk voor het falen op de planning, als je dat nog herinnert), zoals olieverdunning en carterdruk. De defecte turbo moet uiteraard worden vervangen, maar we moeten ervoor zorgen dat als de turbo wordt vervangen, deze niet opnieuw kapot gaat door een van de bovengenoemde oorzaken.
De kosten voor het vervangen van de complete turbo (nieuw & origineel!), inclusief olie toevoer en leidingen, pakkingen, vloeistoffen en het reinigen van de intercooler, bedragen al € 2300 incl. BTW, exclusief de katalysator. Houd er rekening mee dat nu het gevolg wordt aangepakt, maar de oorzaak nog onbekend is. Misschien zijn een of meerdere injectoren niet goed, of misschien is de carterdruk niet in orde. Hierdoor kunnen de kosten na het vervangen van de turbo nog hoger uitvallen en mogelijk zelfs de waarde van de auto overstijgen. Ik raad je daarom aan om goed na te denken over de vervolgstappen die je wenst te nemen. Misschien is een financieel gunstiger optie een complete ruilmotor met een relatief lagere kilometerstand. Deze worden doorgaans compleet verkocht voor € 2100 incl. BTW. Met inbouwkosten zou je totaal uitkomen op € 3500 - € 3600,- incl. BTW.”
2.10.
Bij brief van 9 juli 2024 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld en gesommeerd om binnen 14 dagen te bevestigen dat [gedaagde] kosteloos de turbo zal vervangen dan wel dat [gedaagde] het bedrag van € 2.300,00 aan [eiser] voldoet, zodat [eiser] bij een andere garage de turbo kan laten vervangen.
2.11.
[gedaagde] heeft geen gehoor gegeven aan de sommatie van [eiser] . Bij brief van 31 juli 2024 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] nogmaals in de gelegenheid gesteld om aan de sommatie te voldoen. Ook daar heeft [gedaagde] geen gehoor aan gegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, verkort weergegeven, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
i) te verklaren voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de schade aan het voertuig;
ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 2.300,00 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
iii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 375,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eiser] , samengevat, het volgende ten grondslag. De turbo van het voertuig is op 4 mei 2024 defect geraakt. [gedaagde] had de turbo direct op 29 januari 2024, althans op 1 april 2024, moeten onderzoeken en het probleem moeten aanpakken. Bovendien heeft [gedaagde] niet geadviseerd om (in verband met tijdgebrek) de turbo bij een andere garage te laten onderzoeken en niet geadviseerd om niet met de auto door te rijden. [gedaagde] is een professionele partij en heeft een extra zorgplicht. Doordat [gedaagde] niet eerder onderzoek heeft uitgevoerd, het probleem niet direct heeft aangepakt en [eiser] niet heeft gewezen op de risico’s, is de turbo van het voertuig op 4 mei 2024 defect geraakt en is er schade ontstaan van € 2.300,00 inclusief btw (de kosten voor het vervangen van de turbo).
3.3.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] . [gedaagde] voert, samengevat, aan dat de eerder versleten distributieketting en defecte oliepomp – die [gedaagde] inmiddels heeft vervangen – en de hoge kilometerstand van het voertuig hebben bijgedragen aan de huidige staat van het voertuig. [gedaagde] voert aan dat de aanbevelingen en adviezen, zoals het verkorten van de onderhoudsinterval, het oliepeil strikt uitvoeren en het uitvoeren van tijdig diagnoseonderzoek naar de turbo, altijd in het belang van [eiser] zijn gegeven, met het oog op het voorkomen van verdere schade. Het feit dat het voertuig is blijven rijden, ondanks de bekende problemen en de waarschuwingen en adviezen van [gedaagde] , heeft er waarschijnlijk aan bijgedragen dat de turbo defect is gegaan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Onrechtmatig handelen of nalaten?
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] op 29 januari 2024 de distributieketting en oliepomp van het voertuig heeft vervangen en dat [gedaagde] op 1 april 2024 het voertuig van een kleine onderhoudsbeurt heeft voorzien. Verder is tussen partijen niet in geschil dat [gedaagde] [eiser] na de kleine onderhoudsbeurt op 1 april 2024 heeft geadviseerd een vervolgafspraak te maken voor het laten doen van een diagnoseonderzoek naar de door [gedaagde] geconstateerde aandachtspunten (zie 2.6) en dat [eiser] de vervolgafspraak op 26 april 2024 heeft gemaakt, waarna deze is ingepland op 6 mei 2024 (zie 2.7). Het diagnoseonderzoek heeft uiteindelijk op 9 mei 2024 – nadat de turbo defect is geraakt op 4 mei 2024 – plaatsgevonden.
4.2.
Het geschil spitst zich primair toe op de vraag of [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld dan wel nagelaten, door de turbo van het voertuig van [eiser] pas te onderzoeken tijdens het diagnoseonderzoek in mei 2024 en niet op 29 januari 2024 (eerste reparatie waarbij de distributieketting en oliepomp zijn vervangen) dan wel op 1 april 2024 (de kleine onderhoudsbeurt). Daarbij verschillen partijen van mening over hetgeen tussen partijen is besproken en hetgeen [gedaagde] heeft geadviseerd met betrekking tot het fluitend geluid aan het voertuig en het al dan niet blijven rijden met het voertuig.
Het standpunt van [eiser]
4.3.
[eiser] heeft ter zitting toegelicht dat hij het fluitend geluid aan het voertuig na de eerste reparatie op 29 januari 2024 tot aan het defect raken van de turbo (licht) is blijven horen en dat het geluid erger werd vlak voordat de turbo defect ging op 4 mei 2024. Verder stelt [eiser] dat, ondanks het fluitend geluid, door [gedaagde] is gezegd dat hij met het voertuig kon blijven rijden. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde] weliswaar een vervolgafspraak voor het verrichten van een diagnoseonderzoek heeft geadviseerd, maar dat door [gedaagde] niet is geadviseerd dat het diagnoseonderzoek zo snel mogelijk moest plaatsvinden. Bovendien heeft [gedaagde] [eiser] niet gewaarschuwd voor de risico’s die zouden kunnen ontstaan (zoals een defecte turbo) als [eiser] zou blijven doorrijden met het voertuig. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] , als professionele partij, de op haar rustende zorgplicht geschonden.
Het standpunt van [gedaagde]
4.4.
[gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat [eiser] na het versturen van het Whatsapp bericht op 31 januari 2024 niet meer bij [gedaagde] heeft gemeld dat hij een fluitend geluid hoorde. Verder betwist [gedaagde] gezegd te hebben dat [eiser] , ondanks het fluitend geluid, kon blijven rijden met het voertuig. [gedaagde] voert aan dat zij bij de kleine onderhoudsbeurt op 1 april 2024 [eiser] erop heeft gewezen dat er aandachtspunten zijn en dat tussen partijen toen opnieuw het fluitend geluid aan het voertuig is besproken, maar dat [gedaagde] gezien het tijdsbestek dat er staat voor het verrichten van een kleine onderhoudsbeurt op dat moment beperkt was in wat zij voor [eiser] kon betekenen. Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat de auto tijdens de kleine onderhoudsbeurt is uitgelezen en dat het meestal zo is dat – als de turbo concrete problemen heeft – dit bij het uitlezen van het voertuig naar voren komt, bijvoorbeeld omdat het voertuig olie verbruikt of kracht mist (niet optrekt). [gedaagde] heeft tijdens het uitlezen van het voertuig tijdens de kleine onderhoudsbeurt geen urgent defect waargenomen, waardoor [gedaagde] [eiser] niet heeft geadviseerd over het wel of niet kunnen doorrijden met het voertuig. [gedaagde] voert aan dat zij [eiser] wel heeft geadviseerd een vervolgafspraak voor het stellen van een verdere diagnose te maken, omdat [gedaagde] nog niet wist waar het fluitend geluid vandaan kwam. Volgens [gedaagde] heeft zij hiermee aan haar zorgplicht voldaan. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat het vervolgens aan [eiser] was te besluiten of hij i) direct actie wilde ondernemen, door het op korte termijn inplannen van een diagnoseonderzoek; of ii) bleef doorrijden, ondanks de geconstateerde aandachtspunten. [eiser] heeft er zelf voor gekozen om door te rijden met het voertuig en de vervolgafspraak voor het diagnoseonderzoek pas op 26 april 2024 in te plannen, aldus [gedaagde] .
Het oordeel van de kantonrechter
4.5.
Met een advies om een nader diagnoseonderzoek naar de geconstateerde aandachtspunten, waaronder de turbo, te laten verrichten heeft [gedaagde] voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. Anders dan [eiser] stelt, gaat de zorgplicht van [gedaagde] niet zo ver dat zij aan een klant, in dit geval [eiser] , moet mededelen dat en wanneer hij een (vervolg)afspraak uiterlijk moet inplannen.
4.6.
[eiser] heeft ervoor gekozen om twee keer te wachten met het inplannen van een (vervolg)afspraak bij [gedaagde] en in de tussentijd te blijven rijden met het voertuig. In eerste instantie heeft [eiser] ervoor gekozen pas op 25 maart 2024 contact op te nemen met [gedaagde] voor het laten verrichten van een kleine onderhoudsbeurt, ondanks het feit dat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, het fluitend geluid aan het voertuig vanaf 31 januari 2024 aanhoudend heeft gehoord. [eiser] heeft [gedaagde] daarover ook niet geïnformeerd. Om hem moverende reden heeft [eiser] eerst op 26 april 2024 een vervolgafspraak gemaakt voor het laten verrichten van het diagnoseonderzoek, ondanks het aanhoudende fluitend geluid en ondanks dat [gedaagde] al op 1 april 2024 enkele aandachtspunten aan het voertuig, waaronder de turbo, constateerde en daarvoor een diagnoseonderzoek adviseerde (zie 2.6 en 4.1).
4.7.
Het valt onder de verantwoordelijkheid van [eiser] dat hij, nadat hij het fluitend geluid aan het voertuig aanhoudend bleef horen, meer dan twee maanden is blijven rijden met het voertuig en dat hij toen pas een afspraak heeft gemaakt voor een kleine onderhoudsbeurt. Ook valt het onder de verantwoordelijkheid van [eiser] dat hij, nadat [gedaagde] op 1 april 2024 heeft geadviseerd een vervolgafspraak te maken voor een diagnoseonderzoek naar de geconstateerde aandachtspunten, waaronder de turbo, opnieuw bijna een volledige maand is blijven rijden met het voertuig en dat hij toen pas een afspraak heeft gemaakt voor dit diagnoseonderzoek. Wanneer zich dan vervolgens het risico verbonden aan deze door [eiser] gemaakte keuzes verwezenlijkt, komt dat voor zijn rekening.
4.8.
Voor zover [eiser] heeft aangevoerd dat [gedaagde] niet eerder de tijd had om de (vervolg)afspraken in te plannen, geldt dat het aan [eiser] is om tijdig een vervolgafspraak te maken en wanneer dat niet of onvoldoende lukt zonodig een andere garage te zoeken. Dat is niet een verantwoordelijkheid van [gedaagde] .
4.9.
Gezien het voorgaande is er aan de zijde van [gedaagde] geen sprake van enig onrechtmatig handelen of nalaten, zodat de vordering om voor recht te verklaren dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en daarom aansprakelijk is voor de schade aan het voertuig zal worden afgewezen. Ditzelfde geldt voor de gevorderde betaling van € 2.300,00 aan hoofdsom, de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten
4.10.
Omdat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde] . Op 21 maart 2025 is [gedaagde] (eigenaar [bedrijfsnaam gedaagde] ) naar de rechtbank gekomen om op de zitting nader verweer te voeren. Op 6 februari 2023 heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) aanbevolen dat indien een gedaagde die in persoon procedeert op een zitting verschijnt een forfaitair bedrag van € 50,00 aan reis-, verblijf- en verletkosten wordt toegekend. De kantonrechter volgt deze aanbeveling en zal [eiser] veroordelen tot het betalen van € 50,00 aan proceskosten aan [gedaagde] .
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 50,00 aan noodzakelijke reis-, verblijf- en verletkosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. van den Berk en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2025.