ECLI:NL:RBOBR:2025:2428

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
25/738
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring woonruimte

Op 16 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De verzoeker had een urgentiebeschikking aangevraagd om sneller voor woonruimte in aanmerking te komen, maar zijn aanvraag was door het college afgewezen op 3 maart 2025. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij gedurende de bezwaarprocedure als in het bezit van een urgentieverklaring kon worden aangemerkt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 4 april 2025 per aangetekende brief was uitgenodigd voor de zitting, maar hij is zonder bericht van verhindering niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht, dat uiterlijk op 11 april 2025 betaald had moeten worden, niet had voldaan. De griffier had op 28 maart 2025 een nota gestuurd, die op 2 april 2025 was bezorgd. De verzoeker heeft niet toegelicht waarom hij het griffierecht niet had betaald en is niet verschenen om deze toelichting te geven.

Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen goede reden was om dit niet te doen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er wordt een proces-verbaal opgemaakt dat binnen twee weken aan de partijen zal worden toegestuurd. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep of verzet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/738

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

16 april 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven, het college
(gemachtigde: mr. A.J. Rijkers).

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 16 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen.
Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet op de zitting verschenen. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoeker per aangetekende brief is uitgenodigd voor de zitting en die uitnodiging op 4 april 2025 op het door verzoeker opgegeven postadres in ontvangst is genomen. Verzoeker is dus behoorlijk uitgenodigd voor de zitting.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Motivering

1. Verzoeker heeft bij het college een urgentiebeschikking aangevraagd om daarmee (sneller) voor woonruimte in aanmerking te komen. Met het besluit van 3 maart 2025 heeft het college deze aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij het college en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker wil met dat verzoek voor de duur van de bezwaarprocedure worden aangemerkt als zijnde in het bezit van een urgentieverklaring.
2. Voor het in behandeling nemen van een verzoek om voorlopige voorziening moet verzoeker griffierecht betalen. De griffier heeft aan verzoeker op 28 maart 2025 een nota voor het griffierecht gestuurd waaruit volgt dat verzoeker het griffierecht uiterlijk op 11 april 2025 had moeten voldoen. Uit gegevens van PostNL blijkt dat de nota op 2 april 2025 is bezorgd op het door verzoeker opgegeven postadres. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat deze nota verzoeker heeft bereikt en dat hij er dus van op de hoogte was dat, hoe en wanneer hij het verschuldigde griffierecht moest betalen. Op de zitting is gebleken dat verzoeker het griffierecht nog altijd niet had betaald.
3. Verzoeker heeft niet toegelicht waarom hij het griffierecht niet heeft betaald. Hij heeft ook geen beroep gedaan op feiten of omstandigheden waarom hij het griffierecht nog niet heeft betaald of niet zou kunnen betalen. Verzoeker is ook niet op de zitting verschenen om deze toelichting te geven.
4. Nu het griffierecht niet door verzoeker is betaald en er geen (goede) reden is gebleken om niet te betalen, is niet voldaan aan de wettelijke regel dat het griffierecht moet zijn betaald voordat de voorzieningenrechter het verzoek (verder) in behandeling neemt.
5. Gelet hierop moet het verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De voorzieningenrechter deelt mede dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd op de door hen opgegeven (post)adressen.
De voorzieningenrechter wijst erop dat partijen tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet kunnen instellen.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025 door mr. A.F. Vink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.L. Verbruggen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: