ECLI:NL:RBOBR:2025:2428
Rechtbank Oost-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentieverklaring woonruimte
Op 16 april 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, een verzoek om voorlopige voorziening behandeld in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven. De verzoeker had een urgentiebeschikking aangevraagd om sneller voor woonruimte in aanmerking te komen, maar zijn aanvraag was door het college afgewezen op 3 maart 2025. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij gedurende de bezwaarprocedure als in het bezit van een urgentieverklaring kon worden aangemerkt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 4 april 2025 per aangetekende brief was uitgenodigd voor de zitting, maar hij is zonder bericht van verhindering niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens vastgesteld dat de verzoeker het griffierecht, dat uiterlijk op 11 april 2025 betaald had moeten worden, niet had voldaan. De griffier had op 28 maart 2025 een nota gestuurd, die op 2 april 2025 was bezorgd. De verzoeker heeft niet toegelicht waarom hij het griffierecht niet had betaald en is niet verschenen om deze toelichting te geven.
Aangezien het griffierecht niet was betaald en er geen goede reden was om dit niet te doen, heeft de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk is behandeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er wordt een proces-verbaal opgemaakt dat binnen twee weken aan de partijen zal worden toegestuurd. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep of verzet worden ingesteld.