In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 24 april 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 27 juni 2024 in 's-Hertogenbosch meermalen met een mes in de bovenrug en borstkas van het slachtoffer gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van het slachtoffer, maar dat er geen sprake was van opzet om te doden. De rechtbank heeft het beroep op noodweer verworpen, omdat de wijze van handelen van de verdachte niet proportioneel was in verhouding tot de aanval op haar zoon. Echter, het beroep op noodweerexces is wel geslaagd, omdat de verdachte in paniek handelde na de aanval op haar zoon. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Het in beslag genomen mes is onttrokken aan het verkeer.