ECLI:NL:RBOBR:2025:2479

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
01.019405.25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging door twee of meer verenigde personen

Op 28 april 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 januari 2025 te Helmond samen met een medeverdachte een woningoverval heeft gepleegd. De verdachte heeft bekend dat hij de voordeur met kracht heeft open geduwd en de aangever onder bedreiging van een mes heeft gedwongen om op de bank te gaan zitten, terwijl de medeverdachte de woning doorzocht naar waardevolle spullen en geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de oriëntatiepunten voor strafoplegging. De verdachte heeft eerder voor vergelijkbare feiten gevangenisstraffen ondergaan, maar heeft ook blijk gegeven van berouw en de wens om hulp te zoeken voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.019405.25
Datum uitspraak: 28 april 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd te: P.I. Rotterdam, locatie De Schie.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 14 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 maart 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 januari 2025 te Helmond,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,persoonlijke goederen, luxegoederen en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- met kracht de voordeur naar binnen open te duwen, en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een groot koksmes te manen op de bank te gaan zitten en aldaar te blijven zitten;

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Inleiding.
Op 7 januari 2025 maakt aangever [slachtoffer 1] (hierna te noemen: aangever) op een online platform, een afspraak met een persoon. Wanneer deze persoon aanklopt op de deur van de woning van aangever en aangever de deur opent, wordt deze met kracht open geduwd. Twee mannen komen de woning van aangever binnen. Aangever krijgt de opdracht plaats te nemen op de bank, terwijl één van de mannen hem daar onder dreiging van een mes houdt en de andere man de woning van aangever doorzoekt naar spullen en geld. Uiteindelijk verlaten de twee mannen de woning van aangever met persoonlijke en luxegoederen en een geldbedrag.
Verdachte bekent dat hij op 7 januari 2025 degene is geweest die samen met [medeverdachte] de diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld jegens aangever heeft gepleegd. Verdachte heeft de deur van de woning met kracht opengeduwd en aangever met een mes op de bank gehouden. Het was de medeverdachte die op het online platform de afspraak heeft gemaakt met aangever en hij heeft de woning van aangever doorzocht op zoek naar spullen en geld en die vervolgens weggenomen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank, nu verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft bekend.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde feit in deze zaak met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het hierna bewezen verklaarde feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De bewijsmiddelen:
  • de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 april 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] van 7 januari 2025 (p. 15 – 18);
  • het proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever [slachtoffer 1] van 16 januari 2025 (p. 20 – 22).

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven opgesomde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op 7 januari 2025 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander persoonlijke goederen, luxegoederen en een geldbedrag, dat/die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door:
- met kracht de voordeur naar binnen open te duwen, en
- voornoemde [slachtoffer 1] onder bedreiging van een groot koksmes te manen op de bank te zitten en aldaar te blijven zitten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering zijn geadviseerd, te worden verbonden.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat verdachte naar aanleiding van zijn echtscheiding opnieuw drugsverslaafd is geworden. Verdachte heeft dit onderkend en zag in dat hij hulp nodig had. Hij heeft in de aanloop naar het plegen van het bewezenverklaarde feit veelvuldig om hulp gevraagd, onder meer vrijwel dagelijks bij zijn huisarts maar heeft deze - als gevolg van de lange wachtlijsten - niet tijdig gekregen. Het gevolg was een volledige terugval in zijn verslavingsproblematiek. De zucht naar harddrugs is aanleiding geweest voor het plegen van het strafbare feit. De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de proceshouding van verdachte bij het bepalen van de (hoogte van de) straf en de onvoorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf te matigen. Hulpverlening moet zo spoedig mogelijk worden ingezet.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, het reclasseringsadvies van Verslavingsreclassering GGZ Fivoor van 8 april 2025 en het uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 3 maart 2025.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met de medeverdachte, schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. [medeverdachte] heeft via een online platform contact gezocht met aangever, een afspraak met hem gemaakt en is vervolgens met de verdachte de woning van aangever binnengedrongen. De woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door de woning van aangever binnen te dringen en aangever in zijn woning te bedreigen met een mes, terwijl de medeverdachte de woning van aangever doorzoekt en vervolgens goederen van hem ontvreemdt, hebben de verdachte en de medeverdachte gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij aangever. Dergelijk handelen veroorzaakt ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De rechtbank rekent dat de verdachten zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangever en dat moet een enorme indruk op hem hebben gemaakt. Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van. Daar komt nog bij dat een dergelijke diefstal materiële schade en overlast met zich brengt. Verdachte en de medeverdachte hebben zich van dit alles niets aangetrokken en zich enkel laten leiden door financiële motieven om hun verslavingen te kunnen onderhouden dan wel schulden af te kunnen betalen.
De rechtbank gaat er op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vanuit dat beide verdachten een vergelijkbaar aandeel hebben gehad in het plegen van het bewezenverklaarde feit.
Kijkend naar de persoon van verdachte, houdt de rechtbank in het nadeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij eerder voor vermogens- en (ernstige) geweldsfeiten tot vrijheidsbenemende straffen en maatregelen is veroordeeld.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij het door hem gepleegde strafbare feit in een vroeg stadium van het onderzoek heeft toegegeven en ook verder zijn volledige medewerking aan dat onderzoek heeft verleend. Daarnaast heeft de verdachte er blijk van gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffer aangedane leed inziet en hij heeft oprecht berouw getoond.
Verder is gebleken dat verdachte na zijn echtscheiding in de zomer van 2024 in een moeilijke periode met veel stress en verdriet en financiële en andere zorgen terechtkwam, waarin hij merkte dat zijn verslaving weer de kop opstak. Hij heeft dagelijks contact gezocht met de huisarts en een intakegesprek bij Novadic Kentron gepland. Verdachte wilde geholpen worden om zijn verslaving onder controle te krijgen, maar deze hulpvraag kon op dat moment niet worden beantwoord door de hulpverleningsinstanties. Vervolgens is verdachte gekomen tot het plegen van het delict. Op dit moment lijkt verdachte nog steeds zeer gemotiveerd te zijn om te stoppen met het gebruik van harddrugs en zijn verslaving onder controle te krijgen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf, om te bevorderen dat landelijk voor dezelfde feiten door rechtbanken ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd. Voor een woningoverval met licht geweld/bedreiging geldt als vertrekpunt een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar.
De rechtbank is alles overwegende van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal deze gevangenisstrafstraf voor een gedeelte, te weten voor de duur van 18 maanden, voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan deze voorwaardelijke straf zullen na te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Vanwege het door de reclassering als hoog/gemiddeld ingeschatte recidiverisico en om gedurende langere tijd een vinger aan de pols te kunnen houden wordt de proeftijd op 3 jaar bepaald.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar nagelaten de vordering te voorzien van te vorderen bedragen. De benadeelde partij heeft op de vordering genoteerd dat de schade nog moet worden berekend. Echter, de rechtbank heeft geen herstelvordering met onderbouwing ontvangen.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft eveneens betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de ingediende vordering tot schadevergoeding nu zij heeft nagelaten daadwerkelijke bedragen te vorderen en te onderbouwen.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de kosten van partijen compenseren aldus dat elke partij haar eigen kosten draagt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straf.
Een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 18 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
En stelt als bijzondere voorwaarden, dat veroordeelde:
1) zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
2) zich laat opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo snel mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3) zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
4) op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met aangever [slachtoffer 1] (geboren op [1990] ) en [medeverdachte] (geboren op [1995] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt; en
5) meewerkt aan controle van het gebruik van harddrugs om het middelengebruik te monitoren. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden genoemd onder punt 1 tot en met 5 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. E.M.J. Raeijmaekers en C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 28 april 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Eenheid Oost-Brabant, Districtsrecherche Helmond, onderzoeksnummer OB3R025002, onderzoek Lev, afgesloten op 13 februari 2025, aantal pagina’s: 1 tot en met 113. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.