ECLI:NL:RBOBR:2025:2543

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
18 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
11495049 TE VERZ 25-52 en 11495064 TE VERZ 25-53
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • Z.C.J. Adams
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een verzoek tot ontslag van de bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder in het kader van de levensgezelstatus

In deze zaak heeft de kantonrechter op 18 april 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor van betrokkene, en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder en mentor. Verzoekster, de ex-partner van betrokkene, heeft aangevoerd dat zij als levensgezel van betrokkene moet worden beschouwd, zoals bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en artikel 1:451 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat verzoekster en betrokkene in het verleden gehuwd zijn geweest en dat er een periode van contact is geweest na een ziekenhuisopname van betrokkene in 2022. Verzoekster heeft betoogd dat er een affectieve relatie is ontstaan en dat betrokkene haar heeft aangegeven met haar te willen trouwen.

De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat er op dit moment geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, wat een vereiste is voor de status van levensgezel. De beoordeling van de affectieve relatie en de nauwe lotsverbondenheid is bemoeilijkt door de communicatieproblemen van betrokkene, die door een psychiatrisch onderzoek zijn vastgesteld. De kantonrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoekster niet bevoegd is om het verzoek in te dienen, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een levensgezel in de zin van de wet. Daarom heeft de kantonrechter verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.

Uitspraak

Rechtbank oost-brabant
Toezicht
zaaknummers : 11495049 TE VERZ 25-52 en 11495064 TE VERZ 25-53
BM-nummer : 47619
MB-nummer : 15076
[initialen van de griffier]

beschikking van de kantonrechter van 18 april 2025

op verzoek van:
[naam]
wonende te [adres]
hierna te noemen: verzoekster,
met betrekking tot

[naam]

geboren te [geboorteplaats en -datum]
wonende te [adres]
hierna te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoek met bijlage, ontvangen op 13 januari 2025.
Het verzoek is mondeling behandeld op de zitting van 17 maart 2025. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Ter zitting zijn verzoeker, de zoon van betrokkene, de huidige bewindvoerder en mentor van betrokkene Stg. CAV ( [naam] ) en de beoogd opvolgend bewindvoerder en mentor Beschermingsbewind Best EZ ( [naam] ), verschenen.

beoordeling

Het verzoek strekt tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor en tot benoeming van een opvolgend bewindvoerder en mentor.
De kantonrechter dient allereerst te beoordelen of verzoekster bevoegd is tot het indienen van onderhavig verzoek. Verzoekster is de ex-partner van betrokkene en heeft aangevoerd dat zij inmiddels een levensgezel is als bedoeld in 1:432 lid 1 en artikel 1:451 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Daartoe heeft verzoekster het volgende aangevoerd.
Verzoekster en betrokkene zijn gehuwd geweest en sinds enige tijd (volgens verzoekster in 2013) gescheiden. Daaropvolgend is een lange periode geen contact geweest. Dat is veranderd toen betrokkene in 2022 het ziekenhuis terecht kwam en telefonisch contact zocht met verzoekster. Verzoekster stelt dat er vanaf dat moment een hernieuwde relatie is ontstaan. Betrokkene had volgens verzoekster aangegeven met haar te willen trouwen toen hij volgens haar nog wilsbekwaam was. In 2023 is betrokkene nog een keer opgenomen in het ziekenhuis. Verzoekster heeft betrokkene toen tijdelijk in huis genomen omdat hij onvoldoende voor zichzelf kon zorgen. Vanwege zijn medische beperkingen kan dat echter niet meer, waardoor hij eind 2024 is opgenomen en niet meer bij verzoekster verblijft.
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Om te beoordelen of er sprake is van een levensgezel als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en artikel 1:451 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dient de kantonrechter een aantal aspecten te beoordelen. Deze aspecten zijn: (i) of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding; (ii) de duur van de gemeenschappelijke huishouding; (iii) of er een relatie van affectieve aard is, en met name (iv) of betrokkene en verzoekster kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid. Genoemde aspecten zijn indicatief en niet bedoeld als cumulatieve noodzakelijke vereisten om van een levensgezel te kunnen spreken. Doorslaggevend in het begrip levensgezel is, aldus de wetgever, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die wat betreft hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkene en verzoekster met elkaar samenwonen.
Vast staat dat er nu geen sprake is van een gemeenschappelijke huishouding. Verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van een affectieve relatie en dat zij ook een tijdlang voor hem heeft gezorgd. Het is voor de kantonrechter moeilijk te beoordelen of er ook volgens betrokkene sprake is van affectieve aard en/of nauwe lotsverbondenheid. Betrokkene kan immers zijn mening niet kenbaar maken. Bij het verzoek tot het instellen van het bewind heeft [naam] , specialist ouderenzorg bij BrabantZorg de volgende verklaring gegeven: “
psychiatrisch onderzoek (..) agv afasie en verminderd begrip vrijwel geen communicatie mogelijk”. Dat maakt dat de kantonrechter in dit geval niet kan vaststellen dat er sprake is van een levensgezel als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en artikel 1:451 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat verzoekster niet bevoegd is tot het indienen van onderhavig verzoek.
De kantonrechter zal verzoekster daarom niet-ontvankelijk verklaren in het verzoek.

beslissing

De kantonrechter:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Z.C.J. Adams, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2025.
de griffier,
de kantonrechter,
verzenddatum: