Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
[verdachte] ,
Feiten
de Nederlandse rechter(wel) mag beoordelen of de beslissing tot het uitvaardigen van de EOB in overeenstemming met artikel 5.4.21, tweede lid, Sv is genomen. Dit omvat een beoordeling van de materiële gronden voor
de uitvaardigingvan het EOB. Het staat de autoriteiten van
de uitvoerende lidstaatnamelijk niet vrij om in deze beoordeling te treden. Voor zover over de uitvaardiging van het EOB al is beslist door de rechter-commissaris, kan de zittingsrechter in de strafzaak beoordelen of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn oordeel over die uitvaardiging heeft kunnen komen.
de uitvoerende lidstaatis om te bepalen of die uitvoering mogelijk is gelet op Richtlijn 2014/41/EU. Daarbij is van belang dat op grond van artikel 14, eerste lid, Richtlijn 2014/41/EU de lidstaten erin moeten voorzien dat op de in het EOB aangegeven onderzoeksmaatregelen rechtsmiddelen toepasselijk zijn die gelijkwaardig zijn met die welke in een vergelijkbare binnenlandse zaak mogelijk zijn. Mede gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat in de uitvoerende lidstaat wordt of kan worden getoetst of de bevoegdheid waarmee uitvoering is gegeven aan het EOB, wat betreft de aan die bevoegdheid verbonden formaliteiten, rechtmatig is toegepast.