Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 13 maart 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
[naam], de ex-werkgever
Rechtbank Oost-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een beroep tegen de beëindiging van een WW-uitkering. Verzoeker, die zijn uitkering ontving op basis van de Werkloosheidswet, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat de uitkering beëindigde na een bezwaar van zijn ex-werkgever. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft aangetoond, aangezien hij geen bewijs heeft geleverd van een acute financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is, omdat de stellingen van verzoeker niet voldoende zijn om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van het UWV. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan op 13 maart 2025, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.