Uitspraak
RECHTBANK Oost-Brabant
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] , binnengekomen bij de griffie op 4 januari 2024;
- de akte van [eisers] met producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van 28 februari 2025;
2.De feiten
a) EUR 1.166,67 op (…)t.n.v. [eiser sub 1]
a) [eiser sub 1] , geboren [datum] -1993 te [plaats]
3.Het geschil
4.De uitvoering van het incidentele vonnis
“tot het verstrekken van afschrift aan [gedaagde] en deponering ter griffie van beide originele partij-exemplaren van de overeenkomst waarvan een afschrift als productie 1 achter de dagvaarding is gehecht”. Het deponeren van deze originele stukken zou nodig zijn om aan te tonen dat er geen wilsovereenstemming was bij de leningsovereenkomst. Die leningsovereenkomst bevindt zich evenwel achter productie 2 en niet achter productie 1. Het incidentele vonnis is vervolgens op de rol verwerkt door het geven van een termijn om de (beide) originele partij-exemplaren van productie 1 én 2 te overleggen (zie de vermelding:
“origi schuldbekentenis en geldlening”). Pas op de zitting heeft [gedaagde] verduidelijkt dat het de bedoeling was om twee exemplaren van de betalingsregeling te overleggen. Daarop hebben [eisers] gereageerd dat zij niet over meer originele stukken beschikken dan zij hebben overgelegd. Voor zover zij in het incidentele vonnis zijn veroordeeld om meer of andere stukken te overleggen, berust die beslissing op een kennelijke misslag.
5.De beoordeling van de hoofdzaak
“Erven [erflater] ”op de eerste pagina van de leningsovereenkomst en het slot van de betalingsregeling . Hieruit moet volgens [gedaagde] worden afgeleid dat deze documenten op naam van de nalatenschap zijn gesloten, terwijl [eisers] in deze procedure in privé zijn verschenen.
allegegeven omstandigheden over en weer mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (de zogenaamde Haviltex-maatstaf). Bij die beoordeling moet ook rekening worden gehouden met de wijze waarop partijen daaraan uitvoering hebben gegeven (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572, rov. 3.5.).
indruk[gedaagde] daarover bij [eisers] is gewekt. Zodoende zal [gedaagde] moeten stellen dat het voor [eisers] voldoende duidelijk was dat hij zich niet aan de aktes wilde binden, ondanks het feit dat hij daarvoor wel heeft getekend.