II. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 april
2025, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
op 14 januari 2025 in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee rijdende op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, terwijl hij op voornoemde wegen wordt achtervolgd door politieambtenaren,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- het stopteken (via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het
politiedienstvoertuig) te negeren,
- meermalen te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid en/of welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was
voor een veilig verkeer ter plaatse,
- zich te onttrekken aan de politie door onder meer snel en abrupt één of meerdere afslagen
te nemen,
- tegen het verkeer in te rijden,
- het rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en
- zonder verlichting te rijden terwijl het donker was,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
t.a.v. feit 2:
op 14 januari 2025, in Nederland, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;
t.a.v. feit 3:
op 14 januari 2025, in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
ter zake feit 1 en feit 2 een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden;
ter zake feit 3 de straf van hechtenis voor de duur van 6 weken en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte verzoekt op gronden zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overtreft, en daarnaast een taakstraf op te leggen. Verzocht wordt tevens om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat het een oud en andersoortig feit betreft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW, rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid en rijden zonder geldig rijbewijs.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto, zonder te beschikken over een rijbewijs en nadat de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig hem wegens eerdere ernstige verkeersovertredingen (ook zonder rijbewijs) was ontzegd, gedurende ongeveer een half uur, zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten, zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Hij heeft daarbij voortdurend verkeersregels overtreden en (daarbij) met dusdanig hoge snelheden (170 km/u) gereden dat (naar algemene ervaringsregels) voorzienbaar was dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere verkeersdeelnemers was te duchten.
De verdachte heeft zich door zo te handelen onverschillig betoond voor de veiligheid van anderen en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd.
Verdachte heeft een strafblad van 18 pagina’s waaruit blijkt dat in de periode van 2019 tot en met 2024 in totaal 14 strafbeschikkingen zijn opgelegd dan wel veroordelingen hebben plaatsgevonden ter zake van verkeersdelicten.
Verdachte is tweemaal eerder, in 2021, onherroepelijk tot langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid veroordeeld (waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is verstreken) wegens overtreding van artikel 6 WVW. In 2023 is hij in Spanje tot een geldboete veroordeeld wegens rijden zonder geldig rijbewijs.
Verdachte is in 2024 nog een strafbeschikking opgelegd voor het rijden zonder geldig rijbewijs en hij heeft de bewezenverklaarde feiten begaan tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Dat de verdachte zich aan zijn verantwoordelijkheden heeft onttrokken door zonder geldig rijbewijs en tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid willens en wetens een auto te besturen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte is ondanks de eerder opgelegde straffen kennelijk niet of onvoldoende bereid zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten dusdanig ernstig dat geen andere straf passend is te achten dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden (ter zake feit 1 en feit 2) en hechtenis voor de duur van 6 weken (ter zake feit 3) passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden (ter zake feit 1 en feit 2).
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk opleggen en zowel de straf van hechtenis als de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat, gelet op de ernst van de feiten, niet met een lichtere vrijheidsstraf, zoals door de raadsman bepleit, kan worden volstaan.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van langere duur dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde gevangenisstraf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05.286151.22).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten waarbij de gevangenisstraf wordt omgezet in taakstraf.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraf, een taakstraf van na te melden duur te gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 18, 22c, 22d, 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht;
5a, 9, 107, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
Verklaart het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
t.a.v. feit 1:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en bijkomende straf:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
- hechtenis voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Beveelt, in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 31 januari 2023, gewezen onder parketnummer 05-286151-22, te weten: een maand gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.S.M. Morel, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 09 mei 2025.