ECLI:NL:RBOBR:2025:2711

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2025
Publicatiedatum
9 mei 2025
Zaaknummer
01/014572-25
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ernstige verkeersovertredingen met levensgevaar voor andere verkeersdeelnemers

Op 9 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 januari 2025 in 's-Hertogenbosch ernstige verkeersovertredingen heeft gepleegd. De verdachte, die geen rijbewijs had en wiens rijbevoegdheid eerder was ontzegd, vertoonde gedurende een half uur zeer gevaarlijk rijgedrag. Hij negeerde stoptekens van de politie, reed met snelheden tot 170 km/u en overtrad meerdere verkeersregels, waaronder het negeren van verkeerslichten en het rijden tegen de verkeersrichting in. De rechtbank oordeelde dat zijn gedrag levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor andere verkeersdeelnemers kon veroorzaken. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 15 maanden, eveneens voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte, dat 14 eerdere verkeersdelicten omvatte, en concludeerde dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf rechtvaardigde. De uitspraak volgde op een onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2025, waar de verdachte aanwezig was en zijn verweer voerde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.014572.25
Parketnummer vordering na voorwaardelijke veroordeling: 05.286151.22
Datum uitspraak: 09 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [2000] ,
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Krimpen aan den IJssel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 25 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte/veroordeelde (hierna: verdachte) naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 19 maart 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 14 januari 2025 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en/of de N65,
terwijl hij op voornoemde wegen wordt achtervolgd door politieambtenaren,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- het stopteken (via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het

politiedienstvoertuig) te negeren,

- meermalen te wisselen van rijstrook zonder zijn richtingaanwijzer te gebruiken,
- meermalen te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid en/of welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was
voor een veilig verkeer ter plaatse,
- zich te onttrekken aan de politie door onder meer één of meerdere snelle en abrupte

stuurbewegingen te maken en/of snel en abrupt één of meerdere afslagen te nemen,

- tegen het verkeer in te rijden,
- het rood licht uitstralende verkeerslicht(en) te negeren en/of
- zonder verlichting te rijden terwijl het donker was,

door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;

t.a.v. feit 2:
hij, op of omstreeks 14 januari 2025, te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en/of de N65, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
t.a.v. feit 3:
hij, op of omstreeks 14 januari 2025, te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en/of de N65,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De vordering na voorwaardelijke veroordeling.
De zaak met parketnummer 05.286151.22 is aangebracht bij vordering van 17 februari 2025. Deze vordering heeft betrekking op het vonnis van de politierechter bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 31 januari 2023.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Beoordeling van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte bepleit op gronden zoals aangegeven in de overgelegde pleitnota vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Er is geen sprake geweest van gedragingen van verdachte waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten en naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was.
Voor wat betreft feiten 2 en 3 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Overweging met betrekking tot het bewijs (feit 1).
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte met het uit de bewijsmiddelen blijkende rijgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met andere woorden: vastgesteld dient te worden dat de verdachte verkeersovertredingen heeft begaan waardoor zeer gevaarlijke situaties zijn ontstaan en bijgevolg door de verdachte onaanvaardbare risico’s zijn genomen, of anders gezegd: dat de verdachte welbewust en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers in ernstige mate verkeersgedragsregels heeft overtreden.
Ten aanzien van de vraag of gevaar te duchten is, is bepalend of dit gevaar door het bewezenverklaarde gedrag naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is geweest.
Uit de bewijsmiddelen volgt en niet is betwist dat verdachte met opzet en in ernstige mate verkeersregels heeft geschonden.
Namens verdachte is wel het verweer gevoerd dat onvoldoende concreet uit het dossier blijkt dat er sprake was van te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen.
Om te kunnen beoordelen of – gelet op het bewezenverklaarde gedrag waarmee verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden – levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, moet worden vastgesteld of dit gevaar naar algemene ervaringsregels te voorzien was. Zoals ook uit de wetsgeschiedenis van artikel 5a WVW 1994 volgt, vergt dit beoordeling aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, waaronder plaats waar en tijdstip waarop genoemd gedrag heeft plaatsgevonden. Bij dit oordeel is van belang dat in het verkeer in het algemeen niet goed voorspelbaar is bij welke andere verkeersdeelnemers men in nabijheid zal komen en hoe deze zullen reageren op schending van verkeersregels. Van het duchten van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen kan daarom ook sprake zijn als het gedrag, waarmee verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, met zich brengt dat een bestuurder van een voertuig niet in staat kan worden geacht steeds adequaat te reageren op aanwezigheid en verkeersgedrag van andere verkeersdeelnemers.
De rechtbank stelt vast dat op een groot aantal wegen, mede in de bebouwde kom, een politieachtervolging heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft stoptekens van politievoertuigen (via het stoptransparant, maar ook via optische en geluidssignalen van de voertuigen) bewust genegeerd in een poging om van de politie weg te komen. Tijdens die achtervolging heeft verdachte onder meer:
- gedurende langere tijd (ongeveer een half uur) en op verschillende locaties met hogere
snelheden dan ter plaatse was toegestaan gereden en tijdelijk ook met zeer hoge snelheden
(tot 170 km/uur) gereden;
- meermalen tegen de verkeersrichting in (over een rotonde en over een (snel)weg) gereden; - een rood verkeerslicht genegeerd;
- in het duister zonder verlichting gereden;
- abrupt afslagen genomen.
Op de door verdachte bereden wegen bevonden zich andere verkeersdeelnemers en verdachte heeft op de snelweg abrupt een afslag genomen waarbij hij zeer dicht voor een daar rijdende vrachtwagen langs is gereden.
Aannemelijk is dat (die) andere bestuurder(s) niet bedacht waren op het rijgedrag van verdachte.
Verdachte heeft op verschillende locaties de ter plaatse toegestane snelheid in grove mate overschreden. Dat verdachte, zoals hij stelt, niet harder dan 100 km/uur heeft gereden omdat er sprake was van een motorische storing van zijn voertuig (noodloop) is verder op geen enkele wijze onderbouwd en wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemde concrete feiten en omstandigheden genoegzaam volgt dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was en dit gevaar door het verkeersgedrag van verdachte naar algemene ervaringsregels ook voorzienbaar was.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank komt tot haar oordeel op grond van de inhoud van de volgende wettige bewijsmiddelen.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Feit 1:
I. de inhoud van het dossier, voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende:
- een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2025009293-5,
opgemaakt en digitaal ondertekend op 14 januari 2025 door verbalisanten [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] , dossier pag. 7, 8:Op 14 januari 2025 waren wij belast met surveillance voor de gemeente ’s-Hertogenbosch. Wij hoorden dat collega’s van de OB1103 achter een voertuig reden en de bestuurder daarvan niet voldeed aan een stopteken. Wij hoorden dat het voertuig een Volkswagen Polo voorzien van kenteken [kenteken] betrof. Wij hoorden dat de, vanaf nu te noemen verdachte, en de collega's op de A59 reden. Wij hoorden dat de snelheid 140 km per uur was. Wij hoorden dat de verdachte de afslag Oud-Heusden nam en dat hij steeds sneller reed. Wij hoorden dat de verdachte als spookrijder reed op de A59. Wij hoorden dat de verdachte ongeveer 160 km per uur reed en dat de snelheid steeds meer uitliep.
Die dag omstreeks 04.00 uur, reden wij op de A59. Wij zagen dat het donker was. Wij zagen dat de verdachte ons in het bovengenoemde voertuig van achteren naderde. Wij zagen dat het motorvoertuig spookrijdend op de op-afrit van het Ei van Drunen reed. Wij zagen dat het motorvoertuig weer de A59, conform rijrichting, opreed. Wij zagen dat het opvallende dienstvoertuig van de OB1103 achter het voertuig van de verdachte reed. Wij reden achter het voertuig van de OB1103 op de A59. Wij voerden optische en geluidssignalen. Wij zagen dat het voertuig van de OB1103 ook optische signalen voerde. Wij zagen dat de snelheid 140 km per uur was. Wij zagen dat de verdachte afslag 38 naderde, over het puntstuk reed en ternauwernood de afslag nam. Wij zagen dat dit maar net goed ging. Wij zagen dat de OB1103 volgde en wij volgden daarop. Wij zagen dat verdachte onder aan de afrit de Hertog Janstraat opreed. Wij zagen dat de verdachte de rotonde met de Taxandriaweg nam en op de Taxandriaweg in de richting van de oprit met de A59 reed. Wij zagen dat de verdachte de A59 in de richting van 's-Hertogenbosch opreed. Wij zagen dat de verdachte op rijstrook 2 reed. Wij zagen dat de snelheid 160 km per uur was.
Wij zagen dat de verdachte een vrachtwagen links inhaalde en dat hij deze voorbijreed waarna hij over het puntstuk reed en ternauwernood de afslag 40 nam. Wij zagen dat dit maar net goed ging. Wij zagen dat het motorvoertuig binnen de bebouwde kom over de Eindstraat inreed. Wij zagen aan de hand van de weginrichting- en bebording dat dit een voorrangsweg was en dat de toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. Wij zagen dat het motorvoertuig de doorgaande weg bleef volgen en zagen dat de snelheid op onze kilometerteller op dat moment rond de 95 kilometer per uur lag en wij zagen dat het motorvoertuig bij de rotonde de eerste afslag, de Statenlaan, nam. Wij volgden het motorvoertuig over de Statenlaan, wij zagen dat de rijverlichting van het motorvoertuig uitging en wij zagen dat de kilometerteller van ons dienstvoertuig ongeveer 100 kilometer per uur aangaf. Wij zagen dat de afstand tussen ons dienstvoertuig en het motorvoertuig dat wij volgden nagenoeg gelijk bleef. Wij zagen dat het motorvoertuig een rotonde naderde en dat het, zonder fors te remmen, met hoge snelheid, tegen de rijrichting van de rotonde in reed en de weg van de Statenlaan volgde. Wij volgden het motorvoertuig en wij zagen dat de afstand tussen ons dienstvoertuig en het motorvoertuig dat wij volgden groter werd. Wij zagen dat de kilometerstand van ons dienstvoertuig om- en nabij 110 kilometer per uur weergaf. Wij zagen dat de weg overliep in de Beethovenlaan. Wij volgden het motorvoertuig op een afstand van zo'n driehonderd meter en wij zagen dat het motorvoertuig de T-splitsing met de Duinweg naderde. Wij zagen dat het motorvoertuig rechtsaf de Duinweg in reed. Wij kwamen weer op zo'n 100 meter afstand van het motorvoertuig dat wij volgden, wij reden op dat moment op een weg waar 60 kilometer per uur was toegestaan, en wij volgden het motorvoertuig over de Duinweg, over de Margrietweg, over de Distelberg richting de Nieuwkuikseweg. Wij zagen dat wij het motorvoertuig volgden terwijl dat onze kilometerteller snelheden tussen de 90 en 110 weergaf. Wij zagen dat het motorvoertuig bij de t-splitsing met de Nieuwkuikseweg rechtsaf sloeg. Wij volgden het motorvoertuig over de Nieuwkuikseweg. Wij zagen dat de snelheid niet veranderde. Wij volgden het motorvoertuig over de Nieuwkuikseweg, over de Helvoirtsetraat, binnen bebouwde kom, met snelheden van ongeveer 90 kilometer per uur, over de Torenstraat naar de kruising, voorzien van werkende verkeerslichten, met de Rijksweg 'N65'. Wij zagen dat het motorvoertuig dat wij volgden door het rode verkeerslicht linksaf de N65, in tegengestelde rijrichting, opreed. Wij volgden het motorvoertuig parallel over de N65. Wij zagen dat het motorvoertuig enkele vrachtwagens en personenauto kruiste over ongeveer iets minder dan één kilometer afstand. Wij zagen dat de rijverlichting van het motorvoertuig ten tijde van dit spookrijden waren gedoofd. Wij zagen dat het motorvoertuig plots keerde en weer de juiste rijrichting volgde. Wij zagen dat het motorvoertuig dat wij volgden de rijverlichting ontstak, snelheid minderde en linksaf een onverhard pad inreed en dat het motorvoertuig dat wij volgden de snelheid daaraan aanpaste. Wij zagen omstreeks 04.15 uur dat verdachte rechtsaf de Antwerpensebaan op reed, een onverharde weg. Wij zagen dat de OB1103 tot stilstand kwam. Ik hoorde de collega's roepen dat de bestuurder was uitgestapt en wegrende. Toen wij het weiland in gerend waren, hoorde ik collega [verbalisant 3] roepen dat de verdachte op zijn knieën moest gaan zitten. Toen ik aankwam hoorde ik dat de verdachte was aangehouden.
- een proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnummer PL2100-2025009293-7,
opgemaakt en digitaal ondertekend op 14 januari 2025 door verbalisanten [verbalisant 3]
en [verbalisant 4] , dossier pag. 11-14:Op 14 januari 2025 waren wij, verbalisanten, belast met de incidentenafhandeling in de gemeente 's-Hertogenbosch. Wij waren in uniform gekleed en reden in een opvallend dienstvoertuig. Omstreeks 03.45 uur, zagen wij dat er een Volkswagen Polo, voorzien van het kenteken ' [kenteken] ' reed op de Rietveldenweg te 's-Hertogenbosch. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , bevroeg het hierboven genoemd kenteken in het politiesysteem. Ik zag dat er op 22 augustus 2023 een mutatierapport is opgesteld omtrent een persoon die gelinkt werd aan zware criminaliteit / plofkraken. Hierop keerden wij direct het dienstvoertuig en gaven wij de hierboven genoemde Volkswagen Polo een stopteken middels het stoptransparant.
Wij zagen dat dit voertuig de oprit A59 opreed. Wij zagen dat het voertuig voorsorteerde voor de afslag Nieuwkuijk. Wij zagen dat dit voertuig ter hoogte van het puntstuk hiervan reed en met een ongecontroleerde en hoekige beweging de A59 opreed. Wij zagen dat dit voertuig hierbij het puntstuk overschreed.
Hierop zagen wij dat het voertuig doorreed richting Waalwijk. Hierop voerden wij de optische- en geluidssignalen van het dienstvoertuig, met het oogmerk op het kenbaar maken van het stopteken. Wij zagen dat de bestuurder van het voertuig niet voldeed aan het gegeven stopteken. Wij keken op dit moment naar de boordcomputer van het dienstvoertuig en zagen dat deze een snelheid van 140 kilometer per uur aangaf. Wij zagen dat de afstand tussen ons en het betrokken voertuig voor zeker een (1) kilometer hetzelfde bleef. Wij zagen dat het betrokken voertuig tussen rijstrook 1 en 2 reed en hiertussen slingerend wisselde. Wij zagen dat het voertuig snelheid minderde, waarna wij wederom naar de boordcomputer van het dienstvoertuig keken. Wij zagen dat het betrokken voertuig op het aller laatste moment afsloeg, de afslag op. Wij zagen dat het voertuig hier wederom op een ongecontroleerde en scherpe beweging over het puntstuk van deze afslag, de N267 opreed. Wij zagen dat het voertuig fors snelheid meerderde. Wij keken op de boordcomputer van het dienstvoertuig en zagen dat deze een snelheid van 140 kilometer per uur aangaf tot de afslag Oudheusden. Wij zagen dat de afstand tussen ons het betrokken voertuig gelijk bleef, gedurende deze afstand. Wij zagen dat het voertuig wederom op het laatste moment afsloeg bij afslag Oudheusden, op wederom een ongecontroleerde en scherpe manier.
Wij zagen dat het voertuig weer de N267 opreed. Wij reden op dit moment nog steeds direct achter dit voertuig en zagen dat het voertuig fors snelheid vermeerderde. Wij zagen dat de boordcomputer van het dienstvoertuig een snelheid van 170 kilometer per uur aangaf. Wij zagen dat de afstand tussen ons en het betrokken voertuig hetzelfde bleef.
Wij zagen dat het voertuig wederom de oprit A59 opreed. Wij volgden het voertuig.
Wij zagen dat het voertuig reed op de Hoogeindse Rondweg. Wij zagen dat het voertuig rechtsaf sloeg, de Vooreinde op. Wij zagen dat deze weg een doodlopende weg betrof.
Wij zagen dat aan het einde van deze weg, aan beide zeiden hiervan bord C02
(eenrichtingsweg / in deze richting gesloten) stond. Wij zagen dat het einde van deze
weg een afrit betrof van de A59. Wij zagen dat dit voertuig deze borden negeerde en
de afslag 59, in tegengestelde richting opreed (spookrijden). Wij zagen dat het
voertuig de gehele afslag A59 de verkeerde richting reed en doorreed in deze
tegengestelde richting, totdat deze ter hoogte van het puntstuk van deze afslag reed.
Wij zagen dat het voertuig over dit puntstuk reed, en keerde in de juiste richting
van de A59. Wij reden op dit moment nog steeds direct achter het voertuig en zagen dat de boordcomputer van het dienstvoertuig een snelheid van 130 aangaf. Wij zagen dat de afstand tussen ons en het voertuig gelijk bleef en de bovengenoemde snelheid constant bleef tot en met afslag 42. Wij zagen dat het voertuig afsloeg bij afslag 42. Wij zagen dat het voertuig de grote rotonde naderde en in tegengestelde richting de rotonde opreed. Wij zagen dat het voertuig de eerste mogelijke oprit afsloeg, weer terug op de A59.
Wij zagen dat het voertuig doorreed en bij afslag 38 afsloeg.
Wij zagen dat hij linksaf de Hertog Janstraat opreed en vervolgens bij de rotonde linksaf, de Taxandriaweg opreed. Wij zagen dat het voertuig doorreed, wederom op de A59.
Wij zagen dat het voertuig wederom fors snelheid verhoogde. Wij zagen dat de
boordcomputer van het dienstvoertuig een snelheid van 160 kilometer per uur aangaf.
Wij zagen dat het voertuig op rijstrook een (1) reed, en op rijstrook twee een vrachtauto reed. Wij zagen dat het voertuig deze vrachtauto inhaalde en met een ongecontroleerde en zeer scherpe bocht afsloeg bij afslag 40.
Gezien de plotselinge beweging, verloren wij het voertuig voor een korte duur uit het oog.
Na enkele minuten zagen wij de collega's van de OB11.02 en het betrokken voertuig
weer rijden op de Duinweg te Drunen. Wij zagen dat deze collega's en tevens het
betrokken voertuig linksaf de Margrietweg in reden. Wij zagen dat de verlichting van
het betrokken voertuig uit stond.
Wij zagen dat het voertuig de N65 naderde en in tegengestelde richting, deze N-weg
opreed. Wij volgden het voertuig parallel over de N65. Wij zagen dat het voertuig al
spookrijdend zonder enige verlichting op de verkeerde rijbaan reed. Wij zagen dat het
voertuig enkele honderden meters spookreed op de N65. Wij zagen dat ten tijde van het
spookrijden, er diverse voertuigen op deze baan reden in de juiste richting.
Wij zagen dat het voertuig plotseling keerde en de N65 weer op de juiste wijze en
richting, reed. Wij zagen dat het voertuig de Antwerpensebaan opreed.
Wij zagen dat er op de Antwerpensebaan een hek stond, dat de toegang met het voertuig tot deze weg onmogelijk maakte. Wij zagen dat het voertuig remde en dat de bestuurder hiervan wegrende, een weiland in.
Ik, verbalisant [verbalisant 4] , hield constant zicht op de bestuurder. Wij, verbalisanten, renden achter de bestuurder aan. Wij zagen dat de bestuurder op zijn knieën ging zitten. Hierop deelde ik, verbalisant [verbalisant 3] , de inmiddels verdachte mede dat hij werd aangehouden.
II. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 april
2025, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting, voor zover inhoudende:
Op 14 januari 2024 reed ik als bestuurder van een personenauto te ’s-Hertogenbosch.
Ik kwam een politieauto tegen en zag zwaailichten en zag dat een politieauto mij een stopteken gaf. Ik heb dat stopteken genegeerd. Ik wilde aan de politie ontkomen en ben doorgereden. Ik probeerde weg te komen van de politie. Ik ben gedurende zeker een kwartier doorgereden om te ontkomen aan de politie. Op de A59 wilde ik een afslag nemen maar ik was te laat en heb toen een scherpe bocht gemaakt om een vrachtwagen heen om de afslag alsnog te kunnen nemen.
Feiten 2 en 3:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de hieronder weergegeven bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en geen vrijspraak is bepleit.
I. de inhoud van het dossier, voor zover inhoudende:
- een proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, proces-verbaalnummer
PL2100-2025009296-1, opgemaakt en digitaal ondertekend op 14 januari 2025 door
verbalisant [verbalisant 4] , dossier pag. 34:Na onderzoek bleek dat bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking van verdachte [verdachte] , geboren op [2000] te [geboorteplaats] , deze
bestuurder de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen is ontzegd, en dat hij
het motorrijtuig Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] bestuurde gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid is ontzegd.
Voor het besturen van bovenstaand motorrijtuig is een rijbewijs vereist van de categorie B.
- een schriftelijk bescheid, gevoegd in het dossier, betreffende een print van een bevraging in het zoekregister RDW (rijbewijsregister), dossier pag. 37, 38:Identiteit: [verdachte] ( [verdachte] ), geboren [2000] te [geboorteplaats] .
Rijbewijs: geen registratie in Rijbewijzenregister.
Strafmaatregel: volledige ontzegging.
Registratie 4 maart 2021
Einde registratie: 21 januari 2028
Gevorderde inleverdatum: 16 februari 2024.
- een schriftelijk bescheid, gevoegd bij het dossier als aanvullende processtuk,
betreffende een kopie van een akte van uitreiking betreffende een kennisgeving van
ingang ontzegging rijbevoegdheid, inhoudende (onder meer):
De bedoelde brief is op 2 maart 2021 in persoon uitgereikt aan geadresseerde, [verdachte] , geboren op [2000] te ’ [geboorteplaats] , gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave.
II. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 april
2025, weergegeven in het proces-verbaal terechtzitting.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte:
t.a.v. feit 1:
op 14 januari 2025 in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto),
daarmee rijdende op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, terwijl hij op voornoemde wegen wordt achtervolgd door politieambtenaren,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- het stopteken (via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het
politiedienstvoertuig) te negeren,
- meermalen te rijden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane
maximumsnelheid en/of welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was
voor een veilig verkeer ter plaatse,
- zich te onttrekken aan de politie door onder meer snel en abrupt één of meerdere afslagen
te nemen,
- tegen het verkeer in te rijden,
- het rood licht uitstralende verkeerslicht te negeren en
- zonder verlichting te rijden terwijl het donker was,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
t.a.v. feit 2:
op 14 januari 2025, in Nederland, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, een motorrijtuig (personenauto), heeft bestuurd;
t.a.v. feit 3:
op 14 januari 2025, in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de A59, de N267, de Hoogeindse Rondweg, de Vooreinde, de Hertog Janstraat, de Taxandriaweg, de Eindstraat, de Statenlaan, de Duinweg, de Margrietweg, de Distelberg, de Nieuwkuikseweg, de Helvoirtsestraat, de Torenstraat en de N65, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994, een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie vordert:
ter zake feit 1 en feit 2 een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden;
ter zake feit 3 de straf van hechtenis voor de duur van 6 weken en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte verzoekt op gronden zoals weergegeven in de overgelegde pleitnota een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij de duur van het onvoorwaardelijke deel de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis niet overtreft, en daarnaast een taakstraf op te leggen. Verzocht wordt tevens om geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen. De vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat het een oud en andersoortig feit betreft.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW, rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid en rijden zonder geldig rijbewijs.
Verdachte heeft als bestuurder van een auto, zonder te beschikken over een rijbewijs en nadat de bevoegdheid tot het besturen van een motorrijtuig hem wegens eerdere ernstige verkeersovertredingen (ook zonder rijbewijs) was ontzegd, gedurende ongeveer een half uur, zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten, zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Hij heeft daarbij voortdurend verkeersregels overtreden en (daarbij) met dusdanig hoge snelheden (170 km/u) gereden dat (naar algemene ervaringsregels) voorzienbaar was dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor andere verkeersdeelnemers was te duchten.
De verdachte heeft zich door zo te handelen onverschillig betoond voor de veiligheid van anderen en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd.
Verdachte heeft een strafblad van 18 pagina’s waaruit blijkt dat in de periode van 2019 tot en met 2024 in totaal 14 strafbeschikkingen zijn opgelegd dan wel veroordelingen hebben plaatsgevonden ter zake van verkeersdelicten.
Verdachte is tweemaal eerder, in 2021, onherroepelijk tot langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid veroordeeld (waarvan de tenuitvoerlegging nog niet is verstreken) wegens overtreding van artikel 6 WVW. In 2023 is hij in Spanje tot een geldboete veroordeeld wegens rijden zonder geldig rijbewijs.
Verdachte is in 2024 nog een strafbeschikking opgelegd voor het rijden zonder geldig rijbewijs en hij heeft de bewezenverklaarde feiten begaan tijdens de proeftijd van een eerdere veroordeling.
Dat de verdachte zich aan zijn verantwoordelijkheden heeft onttrokken door zonder geldig rijbewijs en tijdens ontzegging van de rijbevoegdheid willens en wetens een auto te besturen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Verdachte is ondanks de eerder opgelegde straffen kennelijk niet of onvoldoende bereid zijn gedrag te veranderen.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde feiten dusdanig ernstig dat geen andere straf passend is te achten dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden (ter zake feit 1 en feit 2) en hechtenis voor de duur van 6 weken (ter zake feit 3) passend en geboden.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte opleggen een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15 maanden (ter zake feit 1 en feit 2).
De rechtbank zal de gevangenisstraf voor een deel voorwaardelijk opleggen en zowel de straf van hechtenis als de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Uit het voorgaande vloeit voort dat, gelet op de ernst van de feiten, niet met een lichtere vrijheidsstraf, zoals door de raadsman bepleit, kan worden volstaan.
De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van langere duur dan de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf, nu de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde gevangenisstraf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt.
Motivering van de beslissing na voorwaardelijke veroordeling (parketnummer 05.286151.22).
De vordering voldoet aan alle wettelijke eisen. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd tot behandeling van deze vordering. Uit onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bijzondere omstandigheden die de tenuitvoerlegging in de weg staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten waarbij de gevangenisstraf wordt omgezet in taakstraf.
In hetgeen ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van gevangenisstraf, een taakstraf van na te melden duur te gelasten.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 18, 22c, 22d, 57, 62 van het Wetboek van Strafrecht;
5a, 9, 107, 176, 177, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
Verklaart het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
t.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
t.a.v. feit 3:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en bijkomende straf:
t.a.v. feit 1, feit 2:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27
van het Wetboek van Strafrecht waarvan 2 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2
jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
t.a.v. feit 1:
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 15
maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
T.a.v. feit 3:
- hechtenis voor de duur van 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Algemene voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling.
Beveelt, in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 31 januari 2023, gewezen onder parketnummer 05-286151-22, te weten: een maand gevangenisstraf, de tenuitvoerlegging van een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.S.M. Morel, voorzitter,
mr. J.G. Vos en mr. E.L. Traag, leden,
in tegenwoordigheid van J.F.A. Verhagen, griffier,
en is uitgesproken op 09 mei 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een dossier, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een dossier, inhoudende een aantal in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal met bijlagen.