ECLI:NL:RBOBR:2025:2769

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2025
Publicatiedatum
14 mei 2025
Zaaknummer
C/01/414987/ FA RK 25-1707
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging voor betrokkene met psychische stoornis en middelengebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 13 mei 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis en problematisch middelengebruik vertoont. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, dat op 28 april 2025 is ingediend, en de zitting vond plaats op 12 mei 2025. Betrokkene was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en er was ook een GZ-psycholoog aanwezig.

De officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende informatie beschikbaar was om een beslissing te nemen, ondanks de bezwaren van de advocaat van betrokkene. De rechtbank concludeerde dat betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis, waaronder een stoornis in alcohol en cannabisgebruik, en dat er een risico is op ernstig nadeel voor zowel betrokkene als zijn omgeving.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. De rechtbank heeft de gevraagde zorgmachtiging verleend en de specifieke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft ook overwogen dat de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging binnen twee weken mogelijk is, ondanks de detentie van betrokkene. De machtiging is geldig tot en met 13 november 2025, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/414987 / FA RK 25-1707
Datum uitspraak: 13 mei 2025
Beschikking zorgmachtiging
op het verzoek van de officier van justitie voor
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.J.M. Cliteur te Rosmalen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 28 april 2025.
1.2.
De zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2025. Daarbij zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] , GZ-psycholoog.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden te verlenen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van zes maanden. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De advocaat van betrokkene bepleit dat de rechtbank op dit moment geen beslissing kan nemen. Betrokkene verblijft, in afwachting van zijn strafrechtelijke zitting, in de PI [plaats] . Onduidelijk is wanneer betrokkene weer vrij komt en wat er daarna moet gebeuren. Voorts bepleit de advocaat dat er te weinig informatie uit het dossier blijkt, waardoor de rechtbank een beslissing zou moeten nemen op basis van algemene informatie. De procedure voor de zorgmachtiging zou hierdoor moeten worden behandeld door de strafrechter in juli. De strafrechter zou dan alle handvatten hebben om te oordelen en er is tegen die tijd meer duidelijkheid over de noodzakelijke vormen van verplichte zorg en waar betrokkene zou kunnen worden opgenomen.
3.3.
De rechtbank volgt het verweer van de advocaat niet en acht zich, op basis van de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling, voldoende voorgelicht om een inhoudelijke beslissing te kunnen nemen. De rechtbank is ook van oordeel dat er een voldoende actueel beeld is over betrokkene. De medische verklaring dateert immers van 22 april 2025.
3.4.
De rechtbank is van oordeel dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis. Betrokkene heeft namelijk een stoornis in alcohol en cannabis en een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Er wordt tevens gedacht aan ontwikkelingsproblematiek in de vorm van autisme.
3.5.
Deze stoornis veroorzaakt ernstig nadeel. Dit nadeel bestaat uit (het aanzienlijk risico op) ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag en gevaar voor de algemene veiligheid van personen en goederen.
3.6.
Bij betrokkene is in toenemende mate sprake van verward, onaangepast en norm overschrijdend gedrag. Ook is er sprake van fors middelengebruik, voortkomend uit een psychiatrisch toestandsbeeld. Betrokkene is onvoldoende in staat om de consequenties van zijn handelen te overzien, zijn impulsen te remmen of zijn eigen gedrag te sturen. Hij kan onvoorspelbaar agressief zijn richting anderen en wijst alle hulp en begeleiding af. Deze risico’s nemen toe doordat hij veelvuldig onder invloed van alcohol of middelen is.
3.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen heeft betrokkene zorg nodig.
3.8.
Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis. Het lukt niet om overeenstemming te bereiken over de noodzakelijke behandeling. Betrokkene heeft geen ziektebesef en vindt een zorgmachtiging niet nodig. Daarom is verplichte zorg nodig.
3.9.
De rechtbank is op grond van het zorgplan, de medische verklaring, het advies van de geneesheer-directeur en de toelichting tijdens de zitting van oordeel dat de volgende vormen van verplichte zorg nodig zijn:
- het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles en het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
3.10.
De rechtbank overweegt dat uit de medische verklaring, het zorgplan, en de toelichting ter zitting blijkt dat er sprake is (geweest) van middelengebruik en veiligheidsincidenten, waarvoor het noodzakelijk is onderzoek te kunnen doen en controles te kunnen uitvoeren. Ten aanzien van de opname en het beperken van de bewegingsvrijheid merkt de rechtbank op dat uit de medische verklaring en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat het binnen de forensische setting niet mogelijk is om tot diagnostiek en behandeling te komen. Een klinische op- en overname is daarom noodzakelijk. Tijdens de mondelinge behandeling is toegelicht dat daarvoor een aanmelding bij [instelling] zal worden gedaan.
3.11.
De verzochte vorm van verplichte zorg ‘toedienen van vocht en voeding’ zal worden afgewezen, omdat de GZ-psycholoog tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd heeft toegelicht dat deze vorm van zorg niet noodzakelijk is om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel terug te dringen.
3.12.
De verzocht vormen van verplichte zorg ‘insluiten’ en ‘ uitoefenen van toezicht’ zullen eveneens worden afgewezen, dit omdat de noodzaak hiertoe onvoldoende is onderbouwd. Gebleken is dat sprake is geweest van agressie-incidenten, maar niet dat hiervoor een vergaande maatregel als insluiten noodzakelijk is (geweest). Hetzelfde geldt voor het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
3.13.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.14.
De vormen van verplichte zorg die de rechtbank toewijst, zijn evenredig en naar verwachting effectief. Bij het bepalen van de juiste vormen van zorg is rekening gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen en om te zorgen voor de veiligheid van betrokkene en zijn omgeving.
3.15.
De advocaat van betrokkene heeft bepleit dat, wegens de detentie van betrokkene, de tenuitvoerlegging niet binnen twee weken mogelijk is en het verzoek derhalve moet worden afgewezen. Op grond van artikel 8:1 Wvggz dient de officier van justitie immers onverwijld, maar uiterlijk binnen twee weken na afgifte door de rechter, over te gaan tot tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging.
3.16.
De rechtbank volgt de advocaat niet in diens conclusie. De rechtbank overweegt dat er onderscheid dient te worden gemaakt tussen de tenuitvoerlegging en de uitvoering van de zorgmachtiging. Uit de kamerhandeling, tweede kamer 2015-2016, nr. 32 29 9 volgnummer 25, pagina 95 blijkt dat het gaat om het mogelijk maken van de zorg door de officier van justitie. Hierin staat dat de verantwoordelijkheid van de officier van justitie is om feitelijk de zorgverlening in gang te zetten. Tenuitvoerleggen houdt dan in dat het Openbaar Ministerie een afschrift van de zorgmachtiging doet toekomen aan de daarin opgenomen zorgaanbieder. De zorgaanbieder is daarna verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering van de zorgmachtiging door het inzetten van de zorg. Zie in vergelijkbare zin ECLI:NL:RBNHO:2021:8743.
Dit betekent dat de tenuitvoerlegging van de zorgmachtiging binnen twee weken zeer wel mogelijk is. Aan (mogelijke) overschrijding van deze termijn is daarnaast niet de sanctie gekoppeld dat de zorgmachtiging niet kan worden verleend of vervalt. De gronden voor het vervallen van de zorgmachtiging worden in artikel 6:6 Wvggz limitatief omschreven en overschrijding van deze termijn wordt daarin niet genoemd.
De rechtbank merkt hierbij op dat op zichzelf al tijdelijk zou kunnen worden aangevangen met de uitvoering van de zorgmachtiging, terwijl betrokkene nog verblijft in het PPC, doordat de begrippen «zorgaanbieder» en «accommodatie» ruim gedefinieerd zijn. Door die ruime definities, valt ook de zorgverlening in een PPC onder de reikwijdte van deze begrippen. [1] Daarbij wordt opgemerkt dat het wel zaak is dat alle betrokken partijen zich ten volle inspannen om betrokkene zo spoedig mogelijk in zorg te krijgen bij de beoogde zorgaanbieder, zodat overgegaan kan worden tot diagnostiek en behandeling. Het verblijf in het PPC dient niet langer te duren dan strikt noodzakelijk. Gelet op hetgeen is opgemerkt over de noodzaak tot klinische opname, gaat de rechtbank ervan uit dat zodra een plaats bij [instelling] voor betrokkene beschikbaar is, de zorgmachtiging daar ten uitvoer gelegd wordt.
3.17.
Bovenstaande is anders dan onder de oude Wet Bopz. Dit maakt ook dat onder omstandigheden een voorwaardelijk gestelde opname van verplichte zorg mogelijk is, ook wel ‘vangnet’. De rechtbank legt de Wvggz zo uit.
3.18.
Ten aanzien van het standpunt van de advocaat dat de strafkamer in juli beter in staat zou zijn om het verzoek te beoordelen, merkt de rechtbank als volgt op. Het is niet aan de rechtbank om zich onbevoegd te verklaren indien zij van mening is dat een andere rechter beter op het verzoek zou kunnen beslissen. Het staat de officier van justitie immers vrij een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging in te dienen. De officier van justitie kan daartoe de civiele rechter benaderen of de strafrechter in het kader van de afdoening van een strafzaak. Deze rol is binnen de wvggz expliciet bij de officier van justitie belegd. Daarnaast is van belang dat het de officier van justitie vrij staat op elk gewenst moment om opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis te vorderen. Ook de verdachte kan op elk door hem gewenst moment de strafrechter benaderen met een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis. In een dergelijk geval zal het niet altijd mogelijk zijn tegelijkertijd een zorgvuldig voorbereid verzoek om een zorgmachtiging in te dienen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging voor [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 3.9 kunnen worden getroffen;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 november 2025;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.S. Verstraelen, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 13 mei 2025.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 32 399, nr. 25, pagina 144.