ECLI:NL:RBOBR:2025:2792

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
01.135204.21
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met grootschalige wapen- en drugshandel

Op 16 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij grootschalige wapen- en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 21 juni 2019 tot en met 13 april 2021, zich schuldig heeft gemaakt aan verschillende delicten onder de Opiumwet en de Wapenwet. De officier van justitie vorderde de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 398.060,-, gebaseerd op een rapport dat de opbrengsten van de criminele activiteiten berekende. De verdediging voerde aan dat er sprake was van dubbeltelling in de berekening van het voordeel, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet het geval was. De rechtbank concludeerde dat de vordering tijdig was ingediend en dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel op een abstracte methode was gebaseerd, waarbij de investeringen in de handel als uitgangspunt werden genomen. De rechtbank legde de verdachte de verplichting op om het bedrag van € 398.060,- aan de Staat te betalen, ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit vonnis is gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 27 augustus 2024 en 4 april 2025, en is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer ontneming: 01/01.135204.21Parketnummer: 01/01.135204.[verdachte]
Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01/01.135204.21
Datum uitspraak: 16 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres 1] ,
thans gedetineerd te: P.I. Roermond

Onderzoek van de zaak:

De vordering van de officier van justitie strekt tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 398.060,- ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 augustus 2024 en 4 april 2025.
Inleiding.
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 23 april 2024 (hierna: het vonnis) is aan [verdachte] (hierna: veroordeelde) een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren opgelegd onder meer in verband met het bezit van en de handel in verdovende middelen en wapens.
Kort gezegd en voor zover relevant in het kader van de ontnemingsvordering, heeft de rechtbank bewezenverklaard dat veroordeelde zich in de periode van 23 maart 2020 tot en met 5 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan Opiumwet- en wapendelicten.
Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie baseert zijn vordering op het rapport berekening wederrechtelijk voordeel, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] op 19 december 2022 (hierna: het rapport).
In dit rapport wordt de conclusie getrokken dat het aannemelijk is dat veroordeelde [verdachte] in de periode van 21 juni 2019 tot en met 13 april 2021 heeft gehandeld in verdovende middelenin de periode van 31 oktober 2019 tot en met 13 april 2021 heeft gehandeld in wapens enn dat hij uit voornoemde handel voordeel heeft verkregen.
De officier van justitie neemt de gehanteerde uitgangspunten en gemaakte berekeningen uit het rapport over. Wat de verdediging daartegen heeft aangevoerd, doet daaraan volgens de officier van justitie geen afbreuk.
Standpunt van de verdediging.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij de gehanteerde abstracte berekeningsmethode sprake is van een dubbeltelling van een bedrag van € 120.000,-, te weten het bedrag dat veroordeelde bij de verkoop van 200 liter amfetamineolie op 14 april 2020 zou hebben ontvangen.
Volgens de raadsvrouw is het aannemelijk dat veroordeelde dit bedrag op 15, 23 en 29 mei 2020 heeft geherinvesteerd in de aankoop van wapens en amfetamineolie. Veroordeelde zou namelijk op 15 mei 2020 voor de aankoop van diverse soorten wapens een totaalbedrag van € 29.375 hebben geïnvesteerd en vervolgens op 23 mei 2020 voor de aankoop van een Glock een bedrag van € 2.000 hebben geïnvesteerd. Op 29 mei zou veroordeelde 185 liter amfetamineolie hebben aangekocht voor een bedrag van € 115.625,-. Het is gelet op de korte periode en het vaste gebruik in de handel om opbrengsten weer te investeren aannemelijk dat veroordeelde ,aldus de raadsvrouw, het op 14 april 2020 ontvangen bedrag heeft gebruikt om het totaalbedrag van € 146.999 van de op 15, 23 en 29 mei 2020 aangekochte goederen te kunnen financieren.
De raadsvrouw heeft daarom verzocht om de dubbeltelling van het bedrag van € 120.000,- in mindering te brengen op het berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van € 398.060,-.
Het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat de vordering tijdig is ingediend.
De rechtbank heeft in het vonnis bewezen verklaard dat veroordeelde heeft gehandeld in wapens en verdovende middelen. De vraag is vervolgens op welk bedrag het door de veroordeelde behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel beredeneerd kan worden geschat.
De rechtbank gaat bij haar berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden geschat uit van de inhoud van het rapport.
Het rapport vermeldt de wettige bewijsmiddelen waarop de berekening berust. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] zal de rechtbank die bewijsmiddelen niet nader uitwerken en volstaan met het vermelden van de conclusies en onderdelen uit dit rapport.
In het rapport is onder meer het volgende geconcludeerd:
5.8
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel.
Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte] gedurende een langere periode handelde in wapens en verdovende middelen. Voor de berekening wordt de periode van 21 juni 2019 tot en met 13 april 2021 (de dag van aanhouding van [verdachte] ) gehanteerd. [verdachte] heeft zijn handel in (vuur)wapens en verdovende middelen eerst moeten kopen (uitgaven) voordat hij deze weer kon verkopen. De uitgaven worden gezien als gedane investeringen uit eerdere verdiensten/opbrengsten met de handel in wapens en verdovende middelen.
5.8.1
Uitgangspunten berekening voordeel en toerekening
Uit de chatberichten kan worden opgemaakt dat [verdachte] een belangrijke, mogelijk leidende rol speelde in de handel in verdovende middelen en vuurwapens.
Hij regelde de verdovende middelen, maakte afspraken over de aflevering, de betalingen, regelde vervoer en onderhield contacten met andere partijen voor het leveren van verdovende middelen en precursoren. Gesteld kan dan ook worden dat [verdachte] , indien er sprake is van een organisatie, persoonlijk het meest verdiende aan de handel. Het uiteindelijke wederrechtelijk voordeel voor [verdachte] is dan tenminste gelijk aan het totaalbedrag dat ter zake van zijn handel in wapens en verdovende middelen werd geïnvesteerd en aan derden voor hun dienst is betaald.
5.8.2
Voordeel: Investeringen in (vuur)wapens en verdovende middelen.
Bekend geworden feiten.In paragraaf 5.2 is gerelateerd aan de aangetroffen wapens en verdovende middelen in de voertuigen in de parkeerkelder op 13 april 2021. In paragraaf 5.4.2 en 5.4.3 wordt gerelateerd aan de overdracht van (vuur)wapens en in paragraaf 5.5.1.1 en 5.5.1.2 wordt gerelateerd aan de overdracht van liters amfetamine.
Deze feiten vormen de basis voor de berekening van het voordeel. Deze goederen (wapens en verdovende middelen) vertegenwoordigen een bepaalde (inkoop)waarde. Kosten (uitgaven) die [verdachte] heeft gemaakt, de gedane investering. Uit de vele chatgesprekken is gebleken dat [verdachte] doorlopend heeft gehandeld. De berekening op basis van deze feiten wordt dan ook aangemerkt als een minimale uitgangspositie. Het uitgangspunt bij deze berekeningsmethode is dan ook dat wat is geïnvesteerd in de aankoop van zijn handel (wapens en verdovende middelen), eerst verdiend moet zijn met andere (eerdere) verkopen van wapens en verdovende middelen. Voor de berekening wordt uitgaan van de periode van 21 juni 2019 tot en met 13 april 2021.
Overdracht wapens 15 mei 2020 en 23 mei 2020.In paragraaf 5.4.2 en 5.4.3 wordt gerelateerd aan de overdracht van wapens op 15 mei 2020 respectievelijk 23 mei 2020. Deze wapens heeft [verdachte] eerst moeten kopen voordat hij ze kon verkopen. Dit wordt gezien als de gedane investering uit eerdere verdiensten. Theoretisch is het mogelijk dat de opbrengst van 15 mei 2020 heeft geleid tot de investering in de aankoop van de Glock 17, die op 23 mei 2020 is verkocht. Gezien de vele chatgesprekken, alleen al 1600 EncroChat-gesprekken over wapens (ook in periode van 15 en 23 mei 2020), kan worden gesteld dat [verdachte] doorlopend heeft gehandeld en dat de opbrengst van 15 mei 2020 niet noodzakelijk was om de verkopen van 23 mei 2020 mogelijk te maken. Zodoende wordt als uitgaven, zowel de investering in de wapens voor de verkoop op 15 mei 2020 als de investering voor de verkoop op 23 mei 2020 in de berekening meegenomen en wordt het aannemelijk geacht dat er geen sprake is van een dubbeltelling.
Overdacht amfetamine op 14 april 2020 en 29 mei 2020.In paragraaf 5.5.11. en 5.5.1.2 wordt gerelateerd aan de levering van amfetamine-olie op 14 april 2020 respectievelijk 29 mei 2020. Theoretisch is het mogelijk dat de opbrengst van 14 april 2020 heeft geleid tot de investering in nieuwe aankopen op 29 mei 2020. Echter uit de vele chatgesprekken kan worden opgemaakt dat er doorlopend wordt gehandeld. Dat blijkt onder meer uit de chats van 14 april 2020 waarin wordt gesproken over het keuren van één liter wat mogelijk een nieuwe verkoop (nieuwe afnemer) van 250 liter zal opleveren. Gezien de vele chatgesprekken, alleen al 6000 EncroChat-gesprekken over verdovende middelen (ook in de periode van 14 april en 29 mei 2020), kan wel worden gesteld dat [verdachte] doorlopend heeft gehandeld en dat de opbrengst van 14 april 2020 niet noodzakelijk was om de aankopen van 29 mei 2020 mogelijk te maken. Zodoende wordt als uitgaven, zowel de investering in amfetamine voor de verkoop op 14 april 2020 als de investering voor de aankopen van 29 mei 2020 in de berekening meegenomen en wordt het aannemelijk geacht dat er geen sprake is van een dubbeltelling.
Meerdere leveringen verdovende middelen.Uit meerdere chat-gesprekken komt het doorlopend handelen naar voren. Zoals in de chatgesprekken van 14 april 2020, waarin [verdachte] aan EncroChat-gebruiker " [alias 1] " chat: "we houden ons dan aan de 300 liter in de maand safi zoals we hadden afgesproken. Ander kom ik niet uit broeder". Dit gesprek over de 300 liter in de maand gaat tussen [verdachte] en " [alias 1] " terwijl [verdachte] met nog vele andere EncroChat-gebruikers chat over de verkoop van liters amfetamine-olie. Alleen al bij extrapoleren van deze 300 liter over een periode van juni 2019 tot en met 14 april 2020 (datum chat) zou dat al uitkomen op een totale hoeveelheid van 3300 liter. Op 13 april 2020 vraagt EncroChat-gebruiker " [alias 1] " in een chat aan [verdachte] wat je overhoudt als je een liter droog klopt. [verdachte] chat: "850 gram per droge speed per liter".
5.8.3
Waardering van investeringen (uitgaven) in wapens en verdovende middelen.Om tot een voordeelsberekening te komen wordt uitgegaan van de aannemelijkheid dat het wederrechtelijk verkregen voordeel tenminste op het bedrag van de gedane investeringen kan worden bepaald.
Bepalen gedane investeringenGedurende het onderzoek zijn verdovende middelen en vuurwapens in beslag genomen. Verder is uit chatgesprekken zicht gekregen over leveringen van vuurwapens en verdovende middelen. De verdovende middelen en vuurwapens vertegenwoordigen een bepaalde (inkoop)prijs, met andere woorden: de gedane investeringen (uitgaven) in de handel. De gedane investeringen omvatten het aantal investeringen (zie hierna onder A) in verdovende middelen en vuurwapens en de (inkoop)waarde (zie hierna onder B) van deze investeringen.
A. Bepaling aantal investeringen.Het aantal investeringen voor de berekening van het voordeel wordt bepaald aan de hand van de volgende gebleken feiten:- chatgesprekken over de levering van vuurwapens op 15 mei en 23 mei 2020, beschreven in paragraaf 5.4.2 en 5.4.3;- de daadwerkelijk aangetroffen vuurwapens tijdens de doorzoeking op 13 april 2021 in de voertuigen in de parkeerkelder, beschreven in paragraaf 5.2.- de leveringen van 200 liter en 185 liter amfetamine-olie op 14 april 2020 respectievelijk 29 mei 2020 beschreven in paragraaf 5.5.1.1 en 5.5.1.2.- de daadwerkelijk aangetroffen verdovende middelen tijdens de doorzoeking op 13 april 2021, beschreven in paragraaf 5.2.
B. Bepaling waarde (kostprijs) van gedane investeringen.Om een waarde toe te kunnen rekenen aan de gedane investeringen wordt uitgegaan van de volgende bronnen:- prijslijst 2020 en 2021 van de Dienst Landelijke Recherche (DLR) op basis van groothandelsprijzen. Deze prijslijst is samengesteld door materiedeskundigen op het gebied van synthetische drugs en precursoren. De prijzen zijn gebaseerd op meer dan één informatiebron waaronder opsporingsonderzoeken, opgenomen communicatie, notities/ boekhoudingen, verklaringen en/of ambtshalve verkregen informatie;- de daadwerkelijke prijs indien deze wordt genoemd in de chatgesprekken en wanneer dit in het voordeel van de verdachte is;- proces-verbaal "inkoopprijzen vuurwapens", waarin de bevindingen van het onderzoek naar de vermoedelijke inkoopprijzen voor vuurwapens in het illegale circuit zijn verwoord. Dit onderzoek was naar aanleiding van de aangetroffen vuurwapens tijdens de doorzoekingen in de voertuigen op 13 april 2021. De prijzen genoemd in dit proces-verbaal worden als referentielijst/prijs genomen om tot een investeringsbedrag te komen voor de levering van de vuurwapens op 15 mei 2020 en 23 mei 2020. Mocht het merk/model niet overeenkomen met een wapen van deze lijst dan wordt 50% van de verkoopprijs genomen. Uit de wapens die wel voorkomen op de referentielijst heb ik, verbalisant, afgeleid dat 50% acceptabel is.(PV eind relaas 0198/1 / bron: prijzen vuurwapens, PV nr. 21005-0496, pagina 3117)
5.8.3
Bepaling waardering gedane investeringen.
Inleiding.In paragraaf 5.8.3.1 tot en met 5.8.3.4 worden de gedane investeringen (uitgaven) in verdovende middelen en vuurwapens verwoord en schematisch weergegeven. In paragraaf 5.8.4 wordt de kasopstelling besproken en weergeven waarbij een recapitulatie van het wederrechtelijk verkregen voordeel schematisch wordt gepresenteerd. Het totaal is vooralsnog gelijk aan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel.
5.8.3.1 Waardering wapenoverdracht 15 mei 2020 en 23 mei 2020.In hoofdstuk 5.4.2 en 5.4.3 wordt gerelateerd aan de levering van vuurwapens op 15 mei 2020 en 23 mei 2020. In de EncroChat-gesprekken over de levering van de vuurwapens worden in de chats alleen de verkoopprijzen van de vuurwapens genoemd en de totaalprijs die [verdachte] uiteindelijk voor de levering heeft ontvangen. De verkochte vuurwapens heeft [verdachte] eerst moeten kopen (uitgaven), de gedane investering. Aangezien er geen inkoopprijzen bekend zijn van de leveringen op 15 mei 2020 en 23 mei 2020, wordt als referentie genomen het al eerder genoemd proces-verbaal "inkoopprijzen vuurwapens" (paragraaf 5.8.3 onder B). Bij het schommelen tussen twee inkoopprijzen wordt de laagste waarde genomen, in het voordeel [verdachte] . Indien er geen model/merk overeenkomt met de vuurwapens genoemd in het proces-verbaal met referentieprijzen, dan is 50% van de verkoopprijs als inkoopprijs genomen zoals vermeld in paragraaf 5.8.3 onder B).
(PV eindrelaas 0198/1/ bron: prijzen vuurwapens, PV nr. 21005-0496, pagina 3117)
Paragraaf 5.4.2 Levering vuurwapens op 15 mei 2020.Uit de chats kan worden opgemaakt dat op 15 mei 2020 omstreeks 17.10 uur door [verdachte] diverse vuurwapens zijn geleverd, te weten zes AK's, een MP5, een Uzi, een Grandpower en een P99. De andere dag zijn nog eens 6 AKS en een Glock 17 full opgehaald. Uit de chats kan worden opgemaakt dat [verdachte] 45.000 euro heeft gekregen in ruil voor deze vuurwapens. Eerder op 13 mei 2020 omstreeks 15.53 uur heeft [verdachte] een prijslijst en afbeeldingen van vuurwapens gestuurd met de volgende prijzen:
P99 4000. .38sp 3000. Grandpower 9mm 3250. P22 2500. Aks 2250. Beretta 92fs 5000. Glock 17full met lange schuiven laser en drum 7000. Mp5 5000". Op 13 mei 2020 omstreeks 00.35 uur wordt voor een Uzi een prijs van € 4.750 genoemd en op 3 mei 2020 voor een Glock 26 een prijs van € 6.000.
Paragraaf 5.4.3: Wapenoverdracht 23 mei 2020.
Uit de chats van 23 mei 2020 kan worden opgemaakt dat [verdachte] zijn chauffeur heeft gestuurd voor de overdracht van kogels en tenminste een vuurwapen van het merk Glock. Uit de chatgesprekken is op te maken dat voor deze Glock 4.000 euro betaald wordt.
5.8.3.2 Waardering vuurwapens aangetroffen in voertuigen parkeerkelder.In paragraaf 5.2 wordt gerelateerd aan de in beslag genomen vuurwapens aangetroffen tijdens de doorzoekingen in de voertuigen in de parkeerkelder op 13 april 2021, waarbij een relatie is gelegd met [verdachte] . De in beslag genomen vuurwapens heeft [verdachte] eerst moeten kopen (de gedane investering) voordat hij ze kan verkopen. Voor de waarde van de
aangetroffen hoeveelheden is uitgegaan van de al eerder genoemd proces- verbaal "inkoopprijzen vuurwapens" (paragraaf 5.8.3 onder B).
(PV eindrelaas 0198/1 / bron: prijzen vuurwapens, PV nr. 21005-0496, pagina 3117)
5.8.3.3 Waardering levering 200 en 185 liter amfetamine-olie 14 april en 29 mei 2020In paragraaf 5.5.1.1 en 5.5.1.2 wordt gerelateerd aan de leveringen "a oli of spa blauw" op 14 april 2020 en 29 mei 2020. De waardebepaling van de geleverde liters wordt berekend aan de hand van de daadwerkelijk genoemde prijzen in de betreffende EncroChats en niet aan de hand van de hiervoor genoemde prijslijst van de DLR. Dit in het voordeel van [verdachte] . Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat met "zuivere blanke spa blauw olie of a olie" wordt bedoeld amfetamine olie (zie opmerking verbalisant paragraaf 5.5.1.1 ).
Waarde levering 14 april 2020 van 200 liter amfetamine-olieUit de chats kan worden opgemaakt dat [verdachte] 200 liter spa blauw (a oli) voor 600 per liter verkoopt. [verdachte] chat dat deze 600 kost, omdat hij er anders niet mee uitkomt, waarop " [alias 1] " chat wat hij voor deze keer kan doen omdat hij ze voor "600" heeft aangeboden. Uit de chats kan dan ook worden opgemaakt dat de levering tegen een (te) lage prijs is gebeurd. Op 14 april 2020 wordt omstreeks 18.00 uur 200 liter afgeleverd en betaald.
Waarde levering 29 mei 2020 van 185 liter amfetamine-olieUit de chats kan worden opgemaakt dat [verdachte] 185 liter blanke "a oli" koopt voor "625" per liter. Uit de chats is op te maken dat Roaum op 29 mei 2020 voor de 185 liter totaal
€ 115.624,- betaald heeft en de spullen heeft ontvangen.
Op 29 mei 2020 koopt [verdachte] 185 liter in voor 625, dit is een investering voor [verdachte] ;Op 14 april 2020 verkoopt [verdachte] 200 liter voor 600 (naar blijkt tegen een te lage prijs). [verdachte] heeft deze liters eerst moeten inkopen (gedane investering). Deze verkoopprijs ligt echter ver beneden de groothandelsprijs conform de prijslijst van de DLR jaar 2020 (€ 770 per liter). Aangezien [verdachte] zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht en er geen zicht is
gekregen op de daadwerkelijke kostprijs en de verkoopprijs lager ligt dan de kostprijs (groothandelsprijs) op de prijslijst van de DLR wordt de verkoopprijs genoemd in de chat als kostprijs (investering) genomen.
5.8.3.4 Waardering verdovende middelen in voertuigen parkeerkelder 13 april 2021.In paragraaf 5.2 wordt gerelateerd aan de in beslag genomen verdovende middelen aangetroffen tijdens de doorzoekingen in de voertuigen in de parkeerkelder op 13 april 2021, waarbij een relatie is gelegd met [verdachte] . De in beslag genomen verdovende middelen heeft [verdachte] eerst moeten kopen (de gedane investering) voordat hij ze kan verkopen. Voor de waardering van de aangetroffen hoeveelheden is uitgegaan van de hiervoor genoemde prijslijst van het jaar 2021 op basis van groothandelsprijzen.
Overweging van de rechtbank.
De rechtbank stelt vast dat bij de berekening van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel een abstracte berekeningsmethode is toegepast. Dat wil zeggen dat -bij gebreke van concrete gegevens over de hoeveelheid geld die veroordeelde voor zijn activiteiten ontving- voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het bedrag van dat voordeel kan worden gesteld op het totaalbedrag dat veroordeelde in de desbetreffende activiteiten heeft geïnvesteerd en hij aan derden voor hun diensten heeft betaald.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden uitgegaan van de aannemelijkheid dat het wederrechtelijk verkregen voordeel tenminste op het bedrag van de investeringen en kosten kan worden bepaald, omdat deze bestedingen zijn te beschouwen als bestedingen van eerder uit andere strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat veroordeelde het meest investeerde in de handel, nu ook niet is gesteld en evenmin is gebleken dat hij met iemand samen investeerde.
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel, bij gebrek aan informatie van veroordeelde en inzichtelijkheid in concrete opbrengsten en kosten, vast op het totaalbedrag aan de door veroordeelde ter zake gedane investeringen en kosten. Van dat geld is niet aannemelijk geworden dat dit verkregen is uit legale activiteiten, zodat ervan wordt uitgegaan dat criminele activiteiten de bron/oorsprong van de investeringen zijn.
De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat van een dubbeltelling van het bedrag van € 120.000,- geen sprake is. Dat zou enkel aannemelijk kunnen zijn indien er in de periode tussen 14 april 2020 en 29 mei 2020 geen enkele handel meer zou hebben plaatsgevonden. Uit het rapport blijkt daarentegen dat veroordeelde ook in de periode van 14 april 2020 tot 29 mei 2020 vele chatgesprekken heeft gevoerd die duiden op een doorlopende handel in wapens en verdovende middelen.
De officier van justitie heeft verder, ter onderbouwing van zijn standpunt dat er sprake is van een doorlopende handel, ter terechtzitting gewezen op de volgende bewijsmiddelen die het Openbaar Ministerie ten grondslag heeft gelegd aan het requisitoir van 5 maart 2023, voor zover betrekking hebbend op deze periode:
April 2020
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0292, p. 943-974 (map 3). Tussen 12 en 17 april 2020 heeft verdachte een levering gerealiseerd van 200 liter amfetamineolie. Er is sprake van verschillende gedragingen die deels slaan op voorbereidings- en bevorderingshandelingen in de zin van art. 10a, maar ook op art 2 onderdelen B en C Ow. Wat art. 2 Ow betreft gaat het over bijvoorbeeld het aanwezig hebben van 23 kilo speed (amfetamine) op 13 april 2020 (16:47:57 uur) (p. 947) en ten tweede het afleveren op 16 en 17 april 2020 (p. 964-974).
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0211, p. 601 (map 2). Uit het gesprek met [alias 2] op 3 april 2020 kan worden afgeleid dat verdachte bevestigt dat hij 50 liter amfetamineolie aanwezig heeft.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0292, p. 954-955 en 974 (map 3). Uit het gesprek met [alias 1] op 14 april 2020 kan worden afgeleid dat verdachte 300 liter zuivere amfetamineolie per maand wil afleveren en dus aanwezig heeft.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0249, p. 741-742 (map 2). Uit het gesprek met [alias 3] op 20 en 21 april 2020 blijkt dat [alias 3] op 20 april vraagt om 20 liter amfetamineolie (20 A) welke de volgende dag moet worden geleverd. Uit het gesprek op 21 april volgt dat het kennelijk in 4 eenheden van 5 liter door chauffeurs is afgeleverd.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0234, p. 668 (map 2). Uit het gesprek met [alias 4] op 25 april 2020 tussen 17:43 en 18:00 uur blijkt dat verdachte ice (metamfetamine) aanwezig
heeft.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0234, p. 670 (map 2). Uit het gesprek op 30 april en 1 mei 2020 blijkt dat verdachte 2 perus (2 kilo Peruaanse cocaïne) aanwezig heeft.
Mei 2020
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0211, p. 617 (map 2). Uit het gesprek met [alias 2] op 13 mei 2020 om 17:10:23 uur blijkt dat verdachte 1 kilo speed (amfetamine) aanwezig heeft.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0258, p. 777 (map 2). Uit het gesprek met [alias 5] op 13 mei 2020 kan worden afgeleid dat verdachte 350 liter amfetamin
eolie aanwezig heeft.
Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0241, p. 682, 683 en 685 (map 2). Uit het gesprek met [alias 6] op 14 mei 2020 om 22:27 uur blijkt dat verdachte kilo’s (Colombiaanse) cocaïne aanwezig heeft. Uit hetzelfde gesprek om 22:50 uur blijkt dat verdachte met anderen ook drugs heeft bewerkt/verwerkt door te stellen dat “we weer [gaan] kloppen”. Uit hetzelfde gesprek van 14 mei 2020 vanaf 12:24-21:26 uur blijkt dat [alias 6] informeert naar ”@” (amfetamine). Verdachte antwoordt dat hij geel heeft en met tintje. 14 mei rond 21:20 uur wordt 10 liter afgeleverd. Als [alias 6] informeert of er genoeg en constant is antwoordt verdachte dat hij 500 [liter, want daar gaat het steeds om bij het noemen van hoeveelheden].
De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat ook uit onderstaande bewijsmiddelen blijkt van een ijverige koopmansgeest van veroordeelde in de periode tussen 14 april 2020 en 29 mei 2020:
a. Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0226 p. 650 (map 2)
Dinsdag 14 april 2020.
Het gesprek tussen ' [alias 1] ' en [verdachte] gaat op 14 april om 00:04 uur in de nacht verder waarin [verdachte] zegt dat ze zich aan de "300 liter in de maand houden", omdat [verdachte] anders niet uitkomt. ' [alias 1] ' stuurt: "lnshallah bestelt ie 500 per maand" en dat hij veel klanten heeft die 'spa blauw' willen. ' [alias 1] ' zegt dat hij eind van de week misschien een nieuwe bestelling doet van 250 en dat hij 'iemand' (derde persoon) van deze 200 een liter gaat geven, en als 'ie' (derde persoon) hem goedkeurt gelijk 250 liter. [verdachte] zegt "ok" en dat ze het sowieso op 300 houden.
b. Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0292 p. 972 (map 3)
Vrijdag 17 april 2020 14:05 uur gesprek tussen [verdachte] en ' [alias 1] '
[verdachte] vraagt of ' [alias 1] ' hem een adres kan sturen. ' [alias 1] ' stuurt het adres ' [adres 2] '. [verdachte] zegt dat 'ie' (derde persoon) na zes vertrekt. ' [alias 1] ' vraagt of de olie ook vandaag wordt gebracht naar 'ons'. [verdachte] zegt dat hij 'die' morgen laat afleveren bij ' [alias 1] ' en dat hij nu geen 'chauff heeft. [verdachte] zegt dat pas om 21.00 uur iemand kan rijden en dat het dan al laat is. ' [alias 1] ' vraagt of [verdachte] die '6.5' wel kan laten afleveren straks. Ongeveer twee uur later zegt ‘ [alias 1] ’ dat ‘hij’ (derde persoon) over een half uur hier is en dat dit bij [verdachte] is. Ongeveer twee uur later zegt [verdachte] dat ‘hij’ (derde persoon) er is. ‘ [alias 1] ’ zegt dat hij naar ‘hem (derde persoon) gaat. Ongeveer zeven minuten later zegt ‘ [alias 1] ’ dat hij ‘hem’ (derde persoon) dit meegeeft. ‘ [verdachte] ’ zegt dat ‘ [alias 1] ’ het dubbele moet sturen.
c. Proces-verbaal van bevindingen, 21005-0226 p. 658-659 (map 2)
Woensdag 06 mei 2020.
Op 06 mei 2020 omstreeks 16:37 uur start er een chatgesprek tussen ' [alias 1] ' en [verdachte] . [verdachte] geeft aan dat hij de administratie aan het doen is en stuurt naar ' [alias 1] ': "Heb 132400 ontvangen laatste keer. 110000 van 200 liter. 3900 van zakje wiet."
[verdachte] zegt dat hij weet dat het geld goedkomt en vraagt of alles eruit is. ' [alias 1] ' zegt dat hij vandaag zes liter van 'die gele' weg heeft gedaan en dat 'die gele' echt lastig gaat, dat mensen hem telkens weigeren. ' [alias 1] ' stuurt: "Gisteren was er iemand 15l spa blauw hawed" waarop [verdachte] stuurt: "Plus 25l spa die ze nu ophalen". ' [alias 1] zegt dat hij dat niet wist en vraagt of 'vriend toch besteld heeft'. [verdachte] reageert bevestigend en zegt dat 'ze' (derden) het nu komen halen. Vervolgens stuurt [verdachte] een foto gemaakt vanuit een auto (afbeelding 13) waarbij hij stuurt: "Ik sta al ready".
Gelet op de doorlopende wapen- en drugshandel in de periode van 14 april 2020 tot 29 mei 2020, die naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voornoemde bewijsmiddelen, is het niet aannemelijk dat het voordeel, zoals de raadsvrouw stelt, via herinvesteringen meerdere malen wordt ontnomen en daarmee sprake is van een dubbeltelling.
De rechtbank sluit zich daarom aan bij de berekening in het rapport, waarbij de totale waarde van de door veroordeelde [verdachte] gedane investeringen op € 398.060,- wordt geschat.
De rechtbank stelt het bedrag waarop het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op dit bedrag. Verder bepaalt de rechtbank dat dit bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.

Toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

De uitspraak

De rechtbank:
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 398.060,-(driehonderachtennegentigduizendzestig euro).
Legt aan [verdachte] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 398.060,-(voluit: driehonderachtennegentigduizendzestig euro), ter ontneming van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel, dat hij, door middel van of uit de baten van de feiten ter zake waarvan hij is veroordeeld, heeft verkregen.
Bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.E. de Kryger, voorzitter,
mr. J.H.P.G. Wielders en mr. R. Grimbergen, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 16 mei 2025.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 26 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BV9087) en Hoge Raad 8 februari 2022 (ECLI:NL:HR:2022:147).