Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.De procedure
2.Waar gaat het over?
De echtgenoten rekenen tot de kosten van de huishouding hetgeen in het huishouden verteerd of verbruikt wordt en hetgeen ten behoeve van het draaiende houden van de huishouding wordt uitgegeven. (…)
De echtgenoten rekenen in ieder gevalniettot de kosten van de huishouding- premies, kosten en koopsommen voor een (zuivere) overlijdensrisicoverzekering,- het gedeelte van de premies, kosten en koopsommen van het overlijdensrisicodeel van een gemengde verzekering,- premies, kosten en koopsommen voor een ongevallenverzekering: echter alleen indien de overeenkomst is afgesloten op het leven van een van de echtgenoten, waarbij de andere echtgenoot begunstigde en premieschuldige is.
De kosten van de huishouding komen ten laste van de eigen inkomens van de echtgenoten in evenredigheid daarvan; voor zover de inkomens ontoereikend zijn, komen deze kosten ten laste van de eigen vermogens naar evenredigheid daarvan. Een en ander geldt niet voor zover bijzondere omstandigheden zich ertegen verzetten.
(…)
(…)
(…)
(…)
Indien een van de echtgenoten in een kalenderjaar meer heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding dan hetgeen waartoe hij op grond van het vorenstaande verplicht is, heeft hij het recht het teveel betaalde van de andere echtgenoot terug te vorderen. Dit recht vervalt een jaar na het einde van het betreffende kalenderjaar.
3.De beoordeling
Verder blijkt uit de IB aangifte 2021 en de afschriften van de privé vermogensspaarrekening ABN (3) die wel zijn overgelegd, niet van aanwijzingen dat rechtstreekse betalingen zijn verricht vanuit spaarrekeningen voor de kosten van de huishouding. Op genoemde vermogensspaarrekening zijn geen activiteiten verricht en is het begin en eindsaldo € 37. Op de andere ABN (4) private Banking spaarrekening is volgens de aangifte IB 2021 het beginsaldo € 88 en het eindsaldo van dat jaar € 0.
De vrouw komt dan uit op een bijdrage van haar kant van € 3.079 per maand in 2021, zie punten 15, 43 en 76 verzoekschrift.
De man heeft niet betwist dat deze RABO rekening door de vrouw werd gebruikt voor dergelijke betalingen en evenmin de uitkomst van het opgestelde overzicht.
De rechtbank acht het door de vrouw uitgewerkte overzicht met de toelichting overtuigend en zal als haar gemiddelde maandelijkse bijdrage tenminste op € 3.079 stellen. Blijft uiteraard nog open het verweer van de man dat de vrouw nog meer heeft betaald. Dit zal hierna worden besproken.
- op 24 maart 2021 € 10.000;
- op 6 juli € 10.000;
- op 9 augustus € 50.000;
- op 23 augustus € 20.000, en
- op 21 oktober € 30.000.
- een factuur van € 5.064 bij [naam] voor het in 2020 gekochte perceel grond (26 maart 2021);
- de kosten van de dierenarts van € 1.905 voor het huisdier van haar dochter (13 april 2021);
- een overmaking naar de man van € 2.300 (14 april 2021);
- de betaling van een factuur van € 2.214 bij ontwerpbureau [naam] (8 juli 2021);
- een tweede betaling van € 4.211 aan [naam] (2 augustus 2021);
- een tweede aflossing op de hypothecaire geldlening van de man voor zijn eigen woning in [plaatsnaam] van € 50.000 (9 augustus 2021);
- een derde betaling aan [naam] van € 15.400 (23 augustus 2021);
- een overmaking naar de man van € 2.000 (18 september 2021);
- een overmaking naar de schilder van € 2.542 (8 oktober 2021);
- vanaf 26 oktober schenkingen aan de dochters;
- betalingen van de bouw, de gemeente [plaatsnaam], en
- kosten van een trekker.
‘onder protest’. De man had – gelet op de aankondiging van de wijzigingsprocedure en de omschrijvingen van de overboekingen – rekening kunnen en moeten houden met een eventuele terugbetalingsverplichting. Daarbij komt dat de man nimmer heeft gesteld dat hij een terugbetalingsverplichting niet kan voldoen. Gelet op bovenstaande berekening is hij volledig in staat om in zijn eigen behoefte te voldoen, waardoor de betalingen door de vrouw niet noodzakelijk zijn geweest om van te leven. Wel wijst hij erop dat de vrouw een fiscaal voordeel heeft genoten vanwege de aftrekbaarheid van de betalingen. Dit betreft een kwestie tussen de vrouw en de fiscus en voor de man geldt het omgekeerde. Partijen zullen ieder de fiscus om een correctie kunnen vragen, voor zover zij over 2024 al aangifte hebben gedaan.