ECLI:NL:RBOBR:2025:2909

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
21 mei 2025
Zaaknummer
SHE 25/691
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor supermarkt en appartementencomplex in Sint Anthonis

Op 21 mei 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een supermarkt met 13 appartementen in Sint Anthonis. Verzoekers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning en vroegen de voorzieningenrechter om de vergunning te schorsen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat de omgevingsvergunning in overwegende mate in overeenstemming is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijkingen van de in het bestemmingsplan voorgeschreven maatvoering niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter heeft de bezwaren van verzoekers tegen de hoogte van het bouwwerk en de goothoogte niet gegrond verklaard, en concludeerde dat de vergunninghouder de benodigde aanpassingen kan doorvoeren zonder dat dit leidt tot schorsing van de vergunning. De voorzieningenrechter heeft het college van burgemeester en wethouders in de proceskosten veroordeeld, omdat het college niet tijdig had gereageerd op de bezwaren van verzoekers. De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/691

uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2025 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. R.E. Izeboud),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk

(gemachtigde: W. van Lin).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam]uit [vestigingsplaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. M. van Moorsel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een supermarkt met 13 appartementen op de locatie [adressen] in [vestigingsplaats] . Verzoekers zijn het hier niet mee eens en hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Zij verzoeken om in een voorlopige voorziening de vergunning te schorsen en voeren daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoekers.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. De omgevingsvergunning voor het bouwplan is overwegend in overeenstemming met het bestemmingsplan verleend. Het bouwen van een supermarkt en appartementen op deze locatie is op grond van het bestemmingsplan toegestaan. Slechts voor wat betreft de hoogte van de overkapping, de galerij en het galerijhek is afgeweken van de in het bestemmingsplan voorgeschreven maatvoering. Niet is gebleken dat deze afwijkingen in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. Voor het overige voldoet het bouwplan aan de planregels van het bestemmingsplan. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 3 staat het toepasselijke recht. Onder 4 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de voorzieningenrechter volgt vanaf 5. Daarbij gaat de voorzieningenrechter in op de volgende vragen. Is het toegestaan op deze locatie, naast het perceel van verzoekers een appartementencomplex met supermarkt te realiseren? Is er sprake van een blinde gevel gericht op het perceel van verzoekers? Is er sprake van een ontoelaatbare hoogte van het bouwwerk en goothoogte? Is hierbij uitgegaan van een juist peil? Aan het eind staat de beslissing van de voorzieningenrechter en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Verzoekers hebben een aanvraag ingediend op 28 juli 2023. Het college heeft de omgevingsvergunning met het besluit van 3 februari 2023 verleend. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigde van het college, namens vergunninghoudster [naam] en de gemachtigde van vergunninghoudtser.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Het overgangsrecht

3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet (Ow) en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Ow blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat hiervoor de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
De feiten
4. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
  • Het bouwplan is gelegen naast de woning van verzoekers op een perceel waarop voorheen een vrijstaande woning was gelegen.
  • Dit perceel had op grond van de regels van het bestemmingsplan “Kern Sint Anthonis” de bestemming “Centrum - 2”.
  • Bij besluit van 30 juni 2022 heeft de raad van de gemeente land van Cuijk het bestemmingsplan “Centrumplan Sint Anthonis” vastgesteld.
  • Tegen dit besluit is beroep ingesteld.
  • Bij besluit van 13 juni 2024 heeft de raad van de gemeente land van Cuijk het bestemmingsplan "Centrumplan Sint Anthonis" gewijzigd vastgesteld.
  • Daartegen zijn zienswijzen naar voren gebracht.
  • Bij uitspraak van 26 maart 2025 van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft de Afdeling het herstelbesluit van 13 juni 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan “Centrumplan Sint Anthonis” gegrond verklaard, gedeeltelijk vernietigd en zelf voorzien in de zaak, waarbij de mogelijkheid een appartementencomplex met supermarkt op deze locatie te realiseren definitief is geworden.
  • Eisers wonen aan een straat die wat lager ligt dan de overige omliggende straten.
Het nieuwe bestemmingsplan
5. Verzoekers hebben in hun bezwaarschrift van 20 maart 2025 gewezen op hun beroepsgronden gericht tegen het besluit van 30 juni 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Centrumplan Sint Anthonis' en de schriftelijke reactie op het herstelbesluit 13 juni 2024. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 maart 2025 [1] is het beroep tegen het herstelbesluit gegrond verklaard, heeft de Afdeling zelf in de zaak voorzien en is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. De gewijzigde planregels luiden als volgt:
- artikel 3.1, onder k: "ter plaatse van de aanduiding "supermarkt" is, naast één of meerdere trapopgangen naar de bovengelegen verdiepingen, op de begane grond uitsluitend een supermarkt van maximaal 2.200 m² bvo toegestaan. Op de bovengelegen verdiepingen is het gebruik als bedoeld in sub a, b, e, f, h, i en j niet toegestaan."
- artikel 3.3.1: "Het gebruik van de gronden ten behoeve van een supermarkt is alleen toegestaan als het laden en lossen ten behoeve van de supermarkt inpandig en met gesloten gevelopeningen plaatsvindt op gronden met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - expeditieruimte".
- artikel 3.5.1, onder b: "ten behoeve van het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:
1. het geen volumineuze detailhandel of supermarkt betreft;
2. het een bedrijf betreft dat qua aard past in de functie van de kern;
3. de omvang niet groter is dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- uit- en bijgebouwen met een maximum van in totaal 100 m2;
4. degene die de activiteiten uitvoert, de bewoner van de woning is.".
5.1.
Met de uitspraak van 26 maart 2025 van de Afdeling is het realiseren van een appartementencomplex met supermarkt mogelijk geworden en ruimtelijk aanvaardbaar geacht. De bezwaren die verzoekers hebben tegen het bouwen van dit plan op korte afstand van hun woning zijn deels weggenomen door het herstelbesluit van 13 juni 2024 en de aanpassing van het bestemmingsplan door de Afdeling bij uitspraak van 26 maart 2025. Hoewel het bouwplan zal leiden tot een forse verandering van de leefomgeving van verzoekers, heeft de Afdeling dit toegelaten. Het nieuwe bestemmingsplan biedt een basis voor de realisatie van het bouwplan. De voorzieningenrechter realiseert zich dat de omgeving van verzoekers er drastisch anders uit zal gaan zien, maar het bestemmingsplan dat dit mogelijk maakt is na de uitspraak van de Afdeling onherroepelijk. Ter zitting hebben verzoekers aangegeven dat zij zich hebben neergelegd bij de uitspraak van de Afdeling maar dat ze niet willen dat er nog meer wordt gebouwd. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers zich willen verzetten tegen iedere afwijking van dit bestemmingsplan.
5.2.
Verzoekers leggen hun bezwaren tegen het bestemmingsplan (die gelijkluidend waren aan hun beroepsgronden gericht tegen het nieuwe bestemmingsplan) niet langer ten grondslag aan het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal de op 16 april 2025 ingediende bezwaargronden hieronder behandelen. Ten aanzien van de bezwaren met betrekking tot het parkeren hebben verzoekers aangegeven deze niet ten grondslag worden gelegd aan het verzoek om een voorlopige voorziening , dus die zal de voorzieningenrechter niet bespreken.
Blinde gevel?
6. Verzoekers merkten op dat uit de bouwtekeningen blijkt dat het bouwplan in strijd met artikel 3.2.1, sub f, van de planregels wordt uitgevoerd met ramen in de achtergevel en met zicht op het perceel van verzoekers. Dit ziet vooral op het raam aan de linkerkant van de naar verzoekers gekeerde gevel.
6.1.
Ter zitting heeft vergunninghoudster toegezegd dit raam niet te plaatsen Hiervoor is een aangepaste bouwtekening ingediend.
6.2.
Het college heeft aangegeven dat deze wijziging zal worden betrokken bij het besluit op bezwaar.
6.3.
De voorzieningenrechter ziet hierin geen reden tot schorsing van het bestreden besluit. De aanpassing van het bouwplan is een wijziging van ondergeschikte aard, die kan worden meegenomen in de bezwaarprocedure. Overigens merkt de voorzieningenrechter op dat ten tijde van de indiening van het verzoek om voorlopige voorziening het verzoek om aanpassing nog niet was ingediend.
Het peil en de goothoogte
7. Verzoekers betogen dat het bouwplan te hoog wordt. De maximale goothoogte van 11 en 8 meter wordt overschreden omdat het verkeerde peil wordt gehanteerd. Verzoekers merken de ingang van het appartementencomplex als hoofdingang aan en niet de ingang van de supermarkt. Volgens verzoekers moet worden aangesloten bij de definitie van het begrip ‘voorgevel’ in artikel 1.51 van de planregels dat bepaalt dat de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt. De gevel van het appartementencomplex bij de ingang van de appartementen (aan de straat waar eisers wonen) is groter dan de gevel bij de ingang van de supermarkt. De huisnummering van de appartementen duidt er op dat deze zijn gelegen aan de straat waar eisers wonen. Om die reden moet het peil volgens verzoekers worden bepaald door de hoogte van de aangrenzende weg, ofwel de straat waar verzoekers wonen. Die ligt wat lager.
7.1.
Volgens het college is de hoofdtoegang van het bouwwerk de toegang van de supermarkt. De gevel waarop de ingang van de supermarkt is getekend op de bouwtekening is aangeduid als ‘voorgevel’. Het zwaartepunt van het bouwwerk ligt ook in ruimtelijke zin bij de toegang van de supermarkt. Het bouwperceel zal niet worden opgehoogd maar loopt wel enigszins af naar de straat waar verzoekers wonen.
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat bij de verlening van de omgevingsvergunning niet is uitgegaan van een onjuist peil. Het college gaat terecht uit van de ingang van de supermarkt als hoofdtoegang als bedoeld in artikel 2.11, onder a, van de planregels. De voorgevel is ook terecht als zodanig aangeduid op de bouwtekening. De gevel waarin zich de toegang tot de supermarkt bevindt, is door zijn aard, functie, constructie en uitstraling als belangrijkste gevel aan te merken. Deze ingang wordt het meest intensief gebruikt en kan daarmee in ruimtelijke zin als zwaartepunt van het gebouw worden aangemerkt. Deze gevel ligt niet direct aan een weg waar auto’s gebruik van kunnen maken. Dat leidt echter niet tot een ander oordeel. De toegang tot de supermarkt sluit aan bij de naastgelegen parkeerplaatsen en de Remmersweg. Voor het bepalen van het peil moet worden uitgegaan van de hoogte van die parkeerplaatsen en de Remmersweg. Bovendien biedt artikel 2.11, onder c, de mogelijkheid uit te gaan van de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein. Uitgaande van het juiste peil is het gebouw in overeenstemming met de maximaal toegestane goothoogte. De voorzieningenrechter ziet in deze bezwaargrond geen aanleiding voor een schorsing. De voorzieningenrechter neemt hierbij in aanmerking dat het college heeft verklaard dat het perceel voor de bouw van het plan niet wordt opgehoogd.
De goothoogte van de expeditieruimte
8. Verzoekers merken de expeditieruimte niet aan als hoofdgebouw maar als een aanbouw als bedoeld in artikel 1.5 van de planregels. Voor aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen geldt een lagere bouwhoogte van 3 meter en niet 5 meter, zoals waarvan het college uitgaat bij de afwijking van het bestemmingsplan. Het is ook geen overkapping als bedoeld in artikel 1.45. van de planregels. Het bestemmingsplan biedt volgens verzoekers geen mogelijkheid voor binnenplanse vrijstelling.
8.1.
Het college kwalificeert de expeditieruimte als deel van het hoofdgebouw op grond waarvan de goothoogte binnen de mogelijkheden van het bestemmingsplan van 5 meter naar 5,5 meter kan worden verhoogd. Het is geen afzonderlijk gebouw maar onderdeel van het geheel. Daarbij merkt het college op dat deze goothoogte aansluit bij de rest van het gebouw en dat de expeditieruimte nooit kan worden gebruikt voor het doel waarvoor hij wordt gebouwd wanneer slechts een hoogte van 3 meter is toegestaan, omdat het beoogd is als expeditieruimte voor inpandig laden en lossen met gesloten deuren. De beperkte verhoging met 0,5 meter is volgens het college niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
8.2.
Vergunninghouder heeft uitgelegd waarom moest worden afgeweken van de planregels. Bedoeling is dat vrachtwagens door de expeditieruimte heen kunnen rijden. Daardoor kan deze niet verdiept worden uitgevoerd.
8.3.
In artikel 1.5 van de planregels is een aanbouw als volgt gedefinieerd: ”een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw”.
In artikel 1.16 van de planregels is een bijgebouw als volgt gedefinieerd: ” een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw”.
In artikel 1.35 van de planregels is een hoofdbouw als volgt gedefinieerd: ” een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.”
De plek waar de expeditieruimte komt, is voorzien van een aanduiding van de maximum goothoogte. Hier is aangegeven dat deze 5 meter mag bedragen. Andere delen van het bouwplan hebben ook een aanduiding van de maximum goothoogte variërend tussen 5, 8 en 11 meter.
8.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de expeditieruimte onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw. De voorzieningenrechter acht niet aannemelijk dat de supermarkt kan functioneren zonder een expeditieruimte die gebruikt wordt voor de aanvoer van goederen. Deze ruimte is nodig voor de verwezenlijking van de bestemming. De voorzieningenrechter neemt hierbij mede in aanmerking dat de planwetgever aan de locatie van de expeditieruimte een aparte aanduiding van de maximum goothoogte heeft gegeven. Dit is niet nodig als de expeditieruimte als aanbouw bij het hoofdgebouw zou moeten worden aangemerkt. De verhoging in afwijking van voorschrift 3.2.1 van de planregels heeft het college niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening en artikel 3.4 2 van de planregels hoeven achten. De voorzieningenrechter neemt hierbij aanmerking dat de afwijking nodig is om vrachtwagens te kunnen laten doorrijden door de expeditieruimte omdat deze aansluit bij de rest van het gebouw en het mogelijk maakt om inpandig te laden en lossen. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage gegeven aan het verminderen van overlast voor verzoekers. Dat de expeditieruimte ook kan worden gekwalificeerd als bijgebouw of aanbouw, leidt niet tot een ander oordeel. De voorzieningenrechter merkt overigens op dat er ook ruime afwijkingsregels zijn voor een aanbouw aan een hoofdgebouw (dat al 25 centimeter hoger mag zijn dan de eerste bouwlaag) al is er geen mogelijkheid om af te wijken van de goothoogtebepaling. Hierin ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om te schorsen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat mag worden begonnen met het realiseren van het bouwplan.
9.1.
Omdat ten tijde van de indiening van het verzoek om voorlopige voorziening het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan gelet op de aanwezigheid van een raam in de blinde gevel en dit pas in de bezwaarfase zal worden hersteld na een toezegging in het verweerschrift en ter zitting, ziet de voorzieningenrechter aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten die verzoekers hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting).

Beslissing

De voorzieningenrechter
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekers, begroot op € 1.814,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.H.M. Verhoeven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.J. van der Meiden, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2025.
griffier
de voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

BIJLAGE
Bestemmingsplan ‘Centrumplan Sint Anthonis’.
1.35
hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
1.51
voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
2.11
Peil
ter plaatste een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
a. gebouwd binnen het bouwvlak;
b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is aangegeven;
c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
(…).
3.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Aan- uit- en bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
a. goothoogte maximaal 3 m, met dien verstande dat bij het uitbouwen van/aanbouwen aan een hoofdgebouw de goothoogte in elk geval ook net zo hoog mag zijn als de hoogte van de eerste bouwlaag + 25 cm;
(…).
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel:
a. 3.2.1 ten behoeve van het overschrijden aan de achterzijde van het bouwvlak door de hoofdmassa tot maximaal 5 m;
b. 3.2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 9 respectievelijk 13 m;
c. (…).
3.3.2
Voorwaarde voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 3.3.1 kan slechts mits:
a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
c. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
d. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
Dit is in het door de Afdeling vastgestelde bestemmingsplan geworden:
3.4
Afwijken van de bouwregels
3.4.1
Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel:
a. 3.2.1 ten behoeve van het overschrijden aan de achterzijde van het bouwvlak door de hoofdmassa tot maximaal 5 m;
b. 3.2.1 ten behoeve van het toestaan van een hogere goot- en/of bouwhoogte tot maximaal 9 respectievelijk 13 m;
c. 3.2.2 tot een hogere bebouwingspercentage mits achter (het verlengde van) de voorgevel een open ruimte aanwezig blijft van 25 m2.
3.4.2
Voorwaarde voor afwijken
Afwijken als bedoeld in artikel 3.4.1 kan slechts mits:
d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
e. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
f. door initiatiefnemer een zekerheidsstelling is afgegeven met betrekking tot de (plan)kosten;
g. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.
Artikel 14 Overige regels
Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
14.1.1
Wonen
Voor wat betreft de functie wonen moet per nieuwe woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en twee-aaneen woningen.
14.1.4
Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 14.1.1 en artikel 14.1.2:
indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Dit is in het door de Afdeling vastgestelde bestemmingsplan geworden:
14.1
Parkeren
14.1.1
Bouwregels parkeren
a. De gronden zoals aangewezen in de verschillende bestemmingen mogen slechts worden bebouwd onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden, alsmede dat voor het laden en lossen van goederen in voldoende mate moet zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
b. Bij omgevingsvergunning om te bouwen wordt conform de 'Nota Parkeernormen 2023 gemeente Land van Cuijk' bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid met dien verstande dat indien de nota wordt gewijzigd, aan de hand van die nieuwe nota wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
14.1.4
Binnenplanse afwijkbevoegdheid
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 14.1.1 en 14.1.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de publicatie van CROW 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', met dien verstande dat indien voornoemde publicatie worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe publicatie.