ECLI:NL:RBOBR:2025:2933

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
01.257075.23
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vormverzuim bij niet mededelen recht op kosteloze rechtsbijstand bij politieverhoor, bewijsuitsluiting en eendaadse samenloop van verkeersdelicten

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 september 2023 in Vught een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, heeft een bromfietser aangereden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen door niet rechts te blijven rijden en onder invloed van alcohol te rijden. Tijdens de rechtszaak werd ook een vormverzuim besproken, omdat de verdachte niet correct was geïnformeerd over haar recht op kosteloze rechtsbijstand tijdens een politieverhoor. De rechtbank oordeelde dat dit vormverzuim onherstelbaar was en leidde tot bewijsuitsluiting van de verklaringen die de verdachte had afgelegd tijdens het verhoor. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op het slachtoffer.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Parketnummer: [01.257075.23]
Locatie [geboorteplaats]
Strafrecht
Parketnummer: 01.257075.23
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1993] ,
wonende te [adres] ;
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 april 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Vught, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoogstraat en/of de Repelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
-te rijden onder invloed van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol en/of
-gekomen nabij de kruising van de Hoogstraat met de Repelweg, rechtsaf de Repelweg in te slaan, en/of daarbij niet zoveel mogelijk rechts, te blijven rijden en/of
met het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig, op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer te gaan rijden, terwijl een over die weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdende bromfietser, haar, verdachte, op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is onstaan met/tussen/door dit door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die (bestuurder van die) bromfiets,waardoor een ander (de bestuurder van die bromfiets, genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een onderbeenfractuur, waarvoor (in twee stadia) operatie nodig is, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Vught, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Hoogstraat en/of de Repelweg,-gekomen nabij de kruising van de Hoogstraat met de Repelweg, rechtsaf de Repelweg in is geslagen en/of daarbij niet zoveel mogelijk rechts, is blijven rijden en/of met het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig, op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer is gaan rijden, terwijl een over die weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdende bromfietser, haar, verdachte, op korte afstand was genaderd, waardoor, althans mede waardoor, een botsing en/of aanrijding is onstaan met/tussen/door dit door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die (bestuurder van die) bromfiets,door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
zij op of omstreeks 15 september 2023 te Vught, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1290 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van feit 1 primair en feit 2, waarbij zij het rijgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig kwalificeert.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft verzocht om verdachte van het primair ten laste gelegde vrij te spreken wegens het ontbreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de bocht weliswaar door een stuurfout te ruim heeft genomen, maar dat dit in de concrete omstandigheden geen aanmerkelijke schuld oplevert. Ook is geen causaal verband vast te stellen tussen het alcoholgebruik van verdachte en het ontstaan van het ongeval. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte is in eerste instantie aangehouden en verhoord in verband met overtreding van artikel 8 WVW. Hiervoor bestaat geen recht op kosteloze rechtsbijstand. Verdachte is echter in een daarop volgend verhoor gehoord over overtreding van artikel 6 WVW, waarvoor wel het recht op kosteloze rechtsbijstand bestaat. De raadsman stelt dat de verdachte voor dit tweede verhoor apart ingelicht had moeten worden over de kosteloze rechtsbijstand waarop zij recht had. Verdachte heeft volgens de raadsman schulden, en zij heeft afgezien van consultatie- en verhoorbijstand indien zij die zelf zou moeten betalen.
Daarbij heeft de raadsman tevens gewezen op het feit dat verdachte ten tijde van het verhoor flink onder invloed van alcohol verkeerde, waardoor zij niet kon overzien wat de strafrechtelijke consequenties van de door haar afgelegde verklaringen zouden zijn.
Op grond van deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat zij onvoorwaardelijk afstand heeft gedaan van haar recht op rechtsbijstand. Ten onrechte heeft zij daardoor geen rechtsbijstand genoten. De raadsman meent dat dit vormverzuim moet leiden tot strafvermindering.
De officier van justitie meent dat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat aan verdachte is medegedeeld dat ze recht op een advocaat heeft en aan haar is een brochure verstrekt waarin haar rechten als verdachte staan omschreven. Zij is niet in haar belangen geschaad. Verdachte heeft kennelijk de behoefte en de wil gehad om te verklaren, zoals zij ook ter terechtzitting heeft gedaan.
Het oordeel van de rechtbank. [1]
Vormverzuim.
Van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is sprake indien in het voorbereidend onderzoek een strafvorderlijk vormvoorschrift dat ertoe strekt belangen van de verdachte te waarborgen niet is nageleefd en dat verzuim bovendien onherstelbaar is.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door de raadsman bepleite vormverzuim dat een verdachte die is aangehouden aan artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen. Dit houdt in dat de verdachte de gelegenheid moet worden geboden om voorafgaand aan het verhoor over de betrokkenheid bij het strafbare feit een advocaat te raadplegen. De verdachte moet daarbij vóór de aanvang van het eerste verhoor worden gewezen op het recht op raadpleging van een advocaat. Het door de raadsman gevoerde verweer houdt in dat de verdachte (bij het tweede verhoor) weliswaar is geïnformeerd over haar recht op rechtsbijstand, maar dat haar ten onrechte is medegedeeld dat deze rechtsbijstand op eigen kosten zou zijn. Verdachte zou op dat moment geen afstand hebben gedaan van haar recht op rechtsbijstand als haar op een juiste manier was medegedeeld dat de rechtsbijstand kosteloos zou zijn.
De rechtbank volgt het verweer van de raadsman in zoverre dat uit het dossier volgt dat de verbalisanten verdachte voorafgaande aan haar tweede verhoor (proces-verbaal pag. 28-32) abusievelijk hebben medegedeeld dat zij recht heeft op verhoorbijstand van een zelf te betalen advocaat. Verdachte heeft vervolgens afgezien van dit recht. Nu de verdachte mogelijk wel gebruik had willen maken van de consultatie van een advocaat- als haar op dat moment was medegedeeld dat dit kosteloos zou zijn- en haar vragen zijn gesteld over de verdenking van een strafbaar feit, is deze onjuiste mededeling te kwalificeren als een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is wat het rechtsgevolg van dit verzuim dient te zijn. Bij de beantwoording van deze vraag houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, met de ernst van het verzuim en met het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het voorgaande in deze zaak niet worden volstaan met een andere sanctie dan de verklaringen die verdachte ten overstaan van verbalisanten heeft afgelegd uit te sluiten van het bewijs.
Bewijsuitsluiting acht de rechtbank in dit geval opportuun als rechtsstatelijke waarborg en als middel om de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren te weerhouden van onrechtmatig optreden en om daarmee ook te voorkomen dat vergelijkbare vormverzuimen in de toekomst zullen plaatsvinden.
De rechtbank zal de verklaring die verdachte ter terechtzitting in aanwezigheid van haar raadsman heeft afgelegd, wel bezigen voor het bewijs.
De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende bewijsmiddelen.
een proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt en ondertekend op 15 september 2023 door verbalisant [verbalisant] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 13-15):Op vrijdag 15 september 2023 om 14:13 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Repelweg te Vught.
Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften werd een onderzoek ingesteld. Daaruit bleek, dat een persoon als bestuurder van een voertuig personenauto bij dat verkeersongeval betrokken was.
Waarneming gedrag
- Ik rook dat de adem van de bestuurder naar het inwendig gebruik van alcoholhoudende drank riekte.
-Ik hoorde dat de bestuurder met dubbele tong sprak.
-Ik zag dat de bestuurder onvast ter been was. Bestuurder moest zich vastpakken en ging op een paaltje zitten.
Identiteitsgegevens van de verdachte
De verdachte gaf mij op te zijn genaamd: [verdachte] , geboren op [1993] .
Op vrijdag 15 september 2023 om 14:21 uur, heb ik de verdachte bevolen haar medewerking te verlenen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. De uitslag van het ademanalyse onderzoek bedroeg 1290 µg/l.
een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , geboren op [1953] , opgemaakt en ondertekend op 18 oktober 2023, voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 20-21):
Uitwendig waargenomen letsel: schaafverwonding wreef/voorzijde scheenbeen
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel, etc.): patiënt heeft een forse onderbeenfractuur die in 2 stadia geopereerd is.
Geschatte duur van de genezing: 9 tot 12 maanden.
een proces-verbaal van verhoor van betrokkene [slachtoffer] , opgemaakt en ondertekend op 29 september 2023 door verbalisant [verbalisant] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 22-23):Ik begrijp dat u mij wenst te horen als zijnde betrokkene van een verkeersongeval op 15 september 2023 omstreeks 13:57 uur. Deze aanrijding heeft plaats gevonden op de voor het verkeer openbare weg, zijnde de Repelweg met de Hoogstraat te Vught. Ik reed op mijn bromfiets. Ter hoogte van de Hoogstraat zag ik een personenauto uit de Hoogstraat komen. Deze nam de bocht veel te ruim. Hierbij kwam de auto op de rijstrook voor het tegemoetkomend verkeer. Ik heb nog geprobeerd om uiterst rechts te gaan rijden. Maar ik kon niet verder uitwijken omdat daar een trottoirband en bosschages waren. Ik kon dan ook niet voorkomen dat er een aanrijding ontstond. Ik wil nog vertellen dat ik door de aanrijding mijn linker onderbeen gebroken heb. Ik heb in mijn scheen en kuitbeen een dubbele breuk. Het scheenbeen is inmiddels geopereerd. De arts heeft een plaat in het been gezet van de enkel tot aan de knie. Gezien het letsel aan het been was het op dat moment niet mogelijk om ook het kuitbeen te opereren. Dit zal vermoedelijk binnen nu en 2 weken plaats gaan vinden. Tot die tijd ben ik genoodzaakt om te verblijven in het ziekenhuis.
een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , opgemaakt en ondertekend door verbalisant [verbalisant] op 18 december 2023, voor zover van belang, zakelijk weergegeven (proces-verbaal pag. 24-25):
De aanrijding heeft plaats gevonden op 15 september 2023 omstreeks 14:00 uur. Ik kan u vertellen dat ik op mijn fiets reed in de richting van de Repelweg. Op de Repelweg te Vught werd ik ingehaald door een mevrouw op een scooter. Ik zag dat de scooter rechts van de weg reed na het inhalen van mij. Ik zag dat er op een gegeven moment uit de Hoogstraat te Vught een paarse auto gereden kwam. Ik zag dat de bestuurster van de paarse Fiat de bocht veel te ruim nam. Ik zag dat de bestuurster van de paarse Fiat met haar auto op de weghelft kwam voor het tegemoet komend verkeer. Ik zag dat de bestuurster van de scooter nog verder uit probeerde te wijken naar rechts om een aanrijding met de auto te voorkomen. Ik zag dat ze zeer kort bij de stoeprand reed. Echter kon de scooter bestuurster de aanrijding niet voorkomen.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 mei 2025, voor zover van belang, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 15 september 2023 in Vught een personenauto heb bestuurd terwijl ik wodka en wijn had gedronken. Ik reed op de Hoogstraat en wilde rechtsaf slaan naar de Repelweg. Ik nam daarbij de bocht te ruim waardoor ik op de weghelft van het tegemoetkomende verkeer terecht kwam. Ik kon toen een mij tegemoetkomende bromfietsster niet meer ontwijken en heb haar aangereden, waardoor zij ten val kwam. De verkeerssituatie is mij bekend. Ik woon er niet ver vanaf en rijd daar vaker.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat de verdachte op 15 september 2023, omstreeks 14:00 uur, als bestuurder van een
personenauto heeft gereden binnen de bebouwde kom van Vught. Nabij de kruising van de Hoogstraat met de Repelweg heeft verdachte, nadat zij rechtsaf was geslagen, niet zoveel mogelijk rechts gereden waardoor zij op de Repelweg op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, waardoor een aanrijding met de bestuurster van een tegemoetkomende bromfiets werd veroorzaakt. Als gevolg van deze aanrijding heeft de bestuurster van de bromfiets zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Na de aanrijding is door de ter plaatse gekomen verbalisanten vastgesteld dat de adem van verdachte naar alcohol rook, dat zij sprak met dubbele tong en zij dermate onvast ter been was dat zij zich moest vastpakken en op een paaltje moest gaan zitten. Uit de vervolgens bij verdachte afgenomen ademanalyse is gebleken dat het ademalcoholgehalte 1290 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg (µg/l).
Om tot een bewezenverklaring te komen van het misdrijf in artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van de verdachte en het ongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval, zoals hiervoor is aangegeven.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Het juridische begrip “schuld” houdt in dat minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De verdachte bestuurde een personenauto terwijl zij onder invloed van een zeer forse hoeveelheid alcohol verkeerde. Zij had een flesje wodka en een fles wijn gedronken kort voor het ongeval. Het alcoholgehalte in haar adem overschreed in zeer ernstige mate de wettelijke limiet van 220 µg/l. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van alcohol de rijvaardigheid zonder meer nadelig beïnvloedt, onder andere door vermindering van het reactievermogen en de oplettendheid.
Verdachte was bekend met de verkeerssituatie ter plaatse, omdat de plek van het ongeval dicht bij haar huis is en zij daar vaker reed. Desondanks heeft zij de bocht naar rechts te ruim genomen, waardoor zij op de verkeerde weghelft (bestemd voor tegemoetkomend verkeer) terechtkwam en daar een medeweggebruiker aanreed. Gelet op de verklaring van de getuigen heeft verdachte de voor haar van rechts komende brommer kennelijk in het geheel niet opgemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de uitzonderlijk hoge alcoholintoxicatie van verdachte in overwegende mate van invloed is geweest op haar handelingen en reacties en dus op het ontstaan van het ongeval. Van een andere oorzaak voor het op de verkeerde weghelft geraken is uit het procesdossier immers niet gebleken. Het geheel van de gedragingen van verdachte moet gezien de aard en de concrete ernst ervan naar het oordeel van de rechtbank als zeer onvoorzichtig en onoplettend worden beschouwd. Het handelen van verdachte levert hierdoor schuld op in de zin van artikel 6 WVW.
ConclusieDe rechtbank acht, gelet op de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierna bewezen is verklaard.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 15 september 2023 te Vught, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Hoogstraat en Repelweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
-te rijden onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en
-gekomen nabij de kruising van de Hoogstraat met de Repelweg, rechtsaf de Repelweg in te slaan, en daarbijniet zoveel mogelijk rechts te blijven rijden en met het door haar, verdachte bestuurde motorrijtuig, op de weghelft bestemd voor het haar tegemoetkomende verkeer te gaan rijden,terwijl een over die weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer rijdende bromfietser, haar, verdachte, op korte afstand was genaderd,
waardoor een aanrijding is ontstaan tussen dit door haar, verdachte, bestuurde motorrijtuig en die (bestuurder van die) bromfiets,waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een onderbeenfractuur, waarvoor (in twee stadia) een operatie nodig is, werd toegebracht,terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
op 15 september 2023 te Vught, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 1290 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel.

De eis van de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2:
-een gevangenisstraf voor de duur 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Onder verwijzing naar jurisprudentie en de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman verzocht om aan verdachte in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder laten meewegen dat verdachte als bestuurder van een personenauto een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een bromfietsster zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van een zeer forse hoeveelheid alcohol.
De gevolgen van het gedrag van verdachte zijn ernstig. Het slachtoffer heeft meerdere operaties moeten ondergaan waarbij er onder meer een plaat in haar been is gezet. Bij deze operaties zijn complicaties opgetreden die tot op heden niet verholpen zijn.
Uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft afgelegd komt naar voren hoe het ongeval haar leven blijvend heeft veranderd. Zij moest lange tijd in het ziekenhuis verblijven en is daarop volgend ook een flinke periode rolstoelafhankelijk geweest. Door de beperkingen die dit met zich meebracht heeft het slachtoffer haar dementerende partner gedurende een half jaar niet kunnen bezoeken in het verzorgingstehuis waar hij op dat moment verbleef. Inmiddels is haar partner overleden.
Ook heeft het slachtoffer als gevolg van het ongeval haar werk verloren en kan zij haar geliefde hobby- dansen- niet meer uitoefenen. Het slachtoffer heeft ter terechtzitting meermalen verwoord dat: “ het leuke leven dat zij had, echt voorbij is”.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij sprake is van ernstige schuld en een ademalcoholgehalte > 570 µg/l , waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, wordt ingevolge deze oriëntatiepunten als uitgangspunt een gevangenisstraf 7 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 3 jaren opgelegd.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie, aanleiding om van dit uitgangspunt in het voordeel van verdachte af te wijken.
De rechtbank heeft in dat kader oog voor de zelfreflectie van verdachte die op eigen initiatief behandelingen ondergaat met betrekking tot haar alcohol- en psychische problematiek. Ook heeft zij er blijk van gegeven dat zij de ernst van het aan het slachtoffer aangedane leed inziet en heeft zij oprecht berouw getoond. Zij heeft meerdere keren contact gezocht met het slachtoffer. Het ongeluk heeft ook op haar veel impact gehad en grijpt haar ter zitting nog steeds zichtbaar aan.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden. De rechtbank zal deze gevangenisstraf voor een gedeelte, namelijk 3 maanden, voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van 2 jaren, om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ter bescherming van de verkeersveiligheid zal de rechtbank ten slotte voor de duur van 3 jaren aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:

de eendaadse samenloop van

ten aanzien van feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet

en

ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994
(1290 µg/l)
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen:
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maandenwaarvan
3 maandenvoorwaardelijk met een
proeftijd van 2 jaren;
voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2:
een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
3 jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.G. Vos, voorzitter,
mr. E.L. Traag en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.J.H.L. Coppens, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2025.
Mr. Traag is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen bij het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, genummerd PL2100-2023275673.