ECLI:NL:RBOBR:2025:2934

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
22 mei 2025
Zaaknummer
01.022535.24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met lichamelijk letsel

Op 23 mei 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 april 2023 in Valkenswaard een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, als bestuurder van een personenauto met aanhanger, heeft zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat hij tegen een stilstaande Volkswagen Caddy is gereden. Dit ongeval heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel bij de inzittenden van de Volkswagen Caddy, waaronder een gebroken borstbeen en kneuzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en niet tijdig heeft opgemerkt dat de Volkswagen Caddy stilstond. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij lichamelijk letsel aan anderen is toegebracht.

De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een taakstraf van 80 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 maanden had gevorderd, gematigd. De rechtbank heeft een taakstraf van 60 uren opgelegd, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij geen eerdere verkeersovertredingen had. De uitspraak is gedaan na een terechtzitting op 9 mei 2025, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.022535.24
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1975] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 3 april 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 in de gemeente Valkenswaard, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met aanhanger), daarmede rijdende over de weg, de Luikerweg / N69, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, zijn aandacht niet, althans onvoldoende, bij de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of het overige verkeer op die Luikerweg / N69 te houden en/of niet (tijdig) op te merken dat op de rijbaan voor hem een bedrijfsauto (Volkswagen Caddy) stil stond en/of de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of (met onverminderde snelheid) tegen die bedrijfsauto aan te rijden, waardoor die bedrijfsauto op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer is gekomen en/of in botsing is gekomen met een op dat weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (Audi), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken borstbeen en/of een breukje in het neusbot en/of kneuzingen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 2] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindeling in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
t.a.v. feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 in de gemeente Valkenswaard, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto met aanhanger), daarmee rijdende op de weg, de Luikerweg / N69, zijn aandacht niet, althans onvoldoende, heeft gehouden bij de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en/of het overige verkeer op die Luikerweg / N69 en/of niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan voor hem een bedrijfsauto (Volkswagen Caddy) stil stond en/of de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet tot stilstand heeft gebracht binnen de afstand waarover de weg vrij was en/of tegen die bedrijfsauto aan is gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewezenverklaring.

De rechtbank acht, op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 27 april 2023 in de gemeente Valkenswaard als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto met aanhanger), daarmede rijdende over de weg, de Luikerweg / N69, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
zijn aandacht niet bij de voor hem, verdachte, gelegen rijbaan en het overige verkeer op die Luikerweg / N69 te houden en niet op te merken dat op de rijbaan voor hem een auto (Volkswagen Caddy) stil stond en de door hem, verdachte, bestuurde personenauto niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij was en met onverminderde snelheid tegen die auto aan te rijden, waardoor die auto op het weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer is gekomen en in botsing is gekomen met een op dat weggedeelte voor tegemoetkomend verkeer rijdende personenauto (Audi), waardooraan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging:
Anders dan namens verdachte bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag van verdachte wel degelijk aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Verdachte reed op een lange rechte weg, terwijl het zicht goed was. Verdachte heeft de stilstaande Volkswagen Caddy in het geheel niet opgemerkt, ondanks dat deze daar langere tijd stilstond en zelfs de alarmlichten aanstonden. Verdachte is zonder te remmen of snelheid te verminderen achterop de Volkswagen Caddy gebotst. Daarmee is sprake van meer dan een enkele fout of een ogenblik van onoplettendheid en is ook sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De strafbaarheid van het feit.

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straffen.

De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast eist de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
De verdediging heeft matiging van de op te leggen straffen bepleit en daarbij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Aan het feit gerelateerde factoren.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met daaraan een te zwaar beladen aanhanger een ongeval veroorzaakt door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden, als gevolg waarvan de inzittenden van het voertuig waar hij tegenaan is gereden (een Volkswagen Caddy) letsel hebben opgelopen waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Verdachte is met grote snelheid achterop de Volkswagen Caddy gebotst, waardoor deze op de andere weghelft terecht is gekomen waar het door een ander voertuig is geraakt. De inzittenden van de Volkswagen Caddy hebben verdachte van ver aan zien komen en waren bang dat dat de aanrijding zou gaan plaatsvinden. Dit moet voor hen een zeer angstig moment zijn geweest. Dat de impact van de aanrijding groot is geweest, blijkt niet alleen uit het feit dat daardoor letsel bij de inzittenden van de Volkswagen Caddy is ontstaan, maar ook uit de omstandigheid dat één van de twee hondjes van de slachtoffers als gevolg van de aanrijding is overleden. Ondanks dat de te zwaar beladen aanhanger niet heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeluk zelf, had verdachte zich ervan bewust moeten zijn dat het rijden met een te zwaar beladen aanhanger met zich brengt dat de gevaarzetting op de weg groter is. Verdachte had dan ook extra voorzichtigheid op de weg moeten betrachten. Met zijn handelen heeft verdachte dat nagelaten, de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en de inzittenden van de Volkswagen Caddy leed berokkend. Het is aannemelijk dat de gevolgen van de aanrijding ook groter waren doordat er een te zwaar beladen aanhangwagen bij betrokken was.
Aan verdachte gerelateerde factoren.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij er blijk van heeft gegeven dat hij de ernst van het door hem aan zijn slachtoffers aangedane leed inziet en oprecht berouw heeft getoond. Verdachte is erg geschrokken van het ongeluk en de gevolgen die dit voor de slachtoffers heeft gehad. Ook is verdachte niet eerder veroordeeld voor een (dergelijk) strafbaar feit. Verdachte wekt de indruk zich normaal gesproken verantwoordelijk te gedragen in het verkeer. Sinds het tijdstip waarop het incident heeft plaatsgehad is geruime tijd verstreken, terwijl geen nieuwe incidenten in het verkeer hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds de aanrijding alerter is in het verkeer, niet meer met een aanhangwagen rijdt en zich meer bewust is van mogelijke (fysieke) gevaren wanneer hij een auto bestuurt.
De op te leggen straffen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, passend en geboden is.
Daarnaast legt de rechtbank op een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opleggen, omdat de rechtbank het belang van het bezit van een rijbewijs voor verdachte inziet en nu oplegging van een onvoorwaardelijke rijontzegging naar het oordeel van de rechtbank niet opportuun is. Verdachte heeft geen eerdere verkeersovertredingen op zijn justitiële documentatie, terwijl bovendien geruime tijd is verstreken sinds het incident heeft plaatsgehad en geen nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht; en
  • 6, 175, 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
t.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straffen.
T.a.v. feit 1 primair:
een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis
en
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van der Hilst, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.H.L.M. Snijders, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.H.R.M. Robbers, griffier,
en is uitgesproken op 23 mei 2025.