Uitspraak
1.De procedure
- het schriftelijk ontvangen verweer van 16 april 2025.
2.De feiten
3.Het geschil
€ 2.064,02 bruto per maand) over januari en februari 2025 en het toekomend salaris na februari 2025 te voldoen. Meer subsidiair en uiterst subsidiair wordt gevorderd dat Bro Porte wordt veroordeeld tot betaling van het toekomend salaris voor de periode van 1 januari tot en met 15 januari 2025, gebaseerd op het salaris van € 2.948,80 bruto per maand, dan wel € 2.064,02 bruto per maand. En deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 BW. En de wettelijke rente over het achterstallig salaris. Daarnaast wordt ook de betaling van het onbetaald gebleven vakantiegeld voor de periode juni 2023 tot en met mei 2024 gevorderd. Verder wordt gevorderd dat Bro Porte de juiste loonstroken aan [eiser] verstrekt voor de maanden:
- april, mei en november 2021,
- januari tot en met augustus en december 2022,
- maart tot en met oktober 2023,
- maart tot en met oktober 2024,
- de jaaropgave voor 2022 en 2024.
4.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
5.De beslissing
- april, mei en november 2021,
- januari tot en met augustus en december 2022,
- maart tot en met oktober 2023,
- maart tot en met oktober 2024,
- de jaaropgave voor 2022 en 2024.