Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
1.1. Het procesverloop
1 september 2022 is E.M. van Ooijen door de rechtbank tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
- een door A.S.R. aan haar verzonden e-mailbericht van 1 april 2025;
- een besluit van 16 april 2025 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] .
2.2. Het verzoek en het verweer
[schuldenaar] heeft de bewindvoerder niet op de hoogte gebracht de (te verwachten) nabetaling, want hij heeft haar niet vertrouwd.
3.De beoordeling
Dat kan zich voordoen als de schuldenaar tot de boedel behorende inkomsten of andere goederen tegenover de bewindvoerder verzwijgt of deze op andere wijze door een verkeerde voorstelling van zaken buiten de boedel probeert te houden of daaraan probeert te onttrekken. Door de goederen buiten de boedel te houden of daaraan te onttrekken worden de schuldeisers benadeeld. Deze goederen kunnen dan immers niet bij een eventuele uitdeling aan de schuldeisers betrokken worden. Eindigt vervolgens de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van het bepaalde in artikel 356, tweede lid Fw, dan kan het een en ander tevens tot gevolg hebben dat een groter gedeelte van de vorderingen van de schuldeisers als natuurlijke verbintenis zal resteren.
[schuldenaar] heeft aan A.S.R. opdracht gegeven om de nabetaling, die neerkomt op een bedrag van € 23.800,08 (inclusief wettelijke rente), te voldoen op de bankrekening van zijn ex-partner. De betaling is op 11 november 2024 door A.S.R. verwerkt en zal volgens A.S.R. op 13 dan wel 14 november 2025 op de bankrekening van de ex-partner zijn bijgeschreven.
[schuldenaar] heeft tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling nagelaten om de te verwachten nabetaling alsook de in zijn opdracht uitgevoerde nabetaling aan de bewindvoerder te melden.
Eerst nadat de schuldsaneringsregeling door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst op 28 februari 2025 was geëindigd, is de voormalig bewindvoerder van de nabetaling op de hoogte geraakt. Het was een schuldeiser (en niet [schuldenaar] ) die daarvan aan de voormalig bewindvoerder melding had gedaan. Vervolgens heeft zij op haar verzoek van de beschermingsbewindvoerder een nadere toelichting over de nabetaling ontvangen.
Doordat [schuldenaar] het vorderingsrecht destijds niet aan de bewindvoerder heeft gemeld en de nabetaling niet aan de boedel, maar aan zijn ex-partner heeft laten voldoen, is hij tijdens de schuldsaneringsregeling ernstig tekort geschoten in de op hem rustende informatie- en inlichtingenplicht respectievelijk afdrachtplicht.
Tegen deze achtergrond vindt de rechtbank het voldoende aannemelijk dat [schuldenaar] tijdens de schuldsaneringsregeling heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen. Zonder redelijke toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom hij het bestaan van het vorderingsrecht en het bij A.S.R. innen van de vordering niet aan de bewindvoerder kon toevertrouwen.
14 mei 2025 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]