ECLI:NL:RBOBR:2025:3015

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
11281236 CV EXPL 24-6146
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een staanplaats op vakantiepark na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vorderen Recreatiecentrum Zwartven B.V. en Parel Vastgoed B.V. de ontruiming van de staanplaats van de gedaagde op het vakantiepark Zwartven, omdat de huurovereenkomst volgens hen is geëindigd. De opzegging van de huurovereenkomst is gedaan in verband met een voorgenomen herontwikkeling van het vakantiepark. Daarnaast vordert Recreatiecentrum Zwartven B.V. een gebruiksvergoeding voor de periode dat de gedaagde nalaat om de staanplaats ter beschikking te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling is vastgesteld dat de huurovereenkomst per 31 december 2024 is geëindigd. De gedaagde heeft aangegeven dat hij de camping wil verlaten, maar dat hij hiervoor minimaal een half jaar nodig heeft. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde het vakantiepark binnen zes weken na de datum van het vonnis moet verlaten, omdat hij al sinds 2019 op de hoogte is van de sluiting van het vakantiepark en voldoende tijd heeft gehad om een andere woonruimte te vinden. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eisende partijen toe, met uitzondering van de vordering tot verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is geëindigd, omdat deze niet meer relevant is. De kantonrechter legt een dwangsom op voor het geval de gedaagde niet aan de ontruimingsverplichting voldoet en kent een gebruiksvergoeding toe aan Recreatiecentrum Zwartven.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Eindhoven
Zaaknummer: 11281236 \ CV EXPL 24-6146
Vonnis van 22 mei 2025
in de zaak van

1.RECREATIECENTRUM ZWARTVEN B.V.,

te Breda ,
hierna te noemen: Recreatiecentrum Zwartven
2.
PAREL VASTGOED B.V.,
te Breda ,
hierna te noemen: Parel Vastgoed
eisende partijen,
hierna samen te noemen: eisende partijen
gemachtigde: mr. A. Oomen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. P.E.A.M. Gerritse.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 augustus 2024 met zestien producties
- de aantekeningen van de zitting van 29 augustus 2024 waarop [gedaagde] mondeling op de dagvaarding heeft geantwoord- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de door gemachtigde van eisende partijen bij akte overgelegde aanvullende producties 17 en 18
- de mondelinge behandeling van 25 maart 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Parel Vastgoed is eigenaar van het onroerend goed gelegen aan het Eendengoor 1a te Hooge Mierde , waar Recreatiecentrum Zwartven het vakantiepark Zwartven exploiteerde.
2.2.
[gedaagde] was de afgelopen jaren huurder van een staanplaats (jaarplaats) op vakantiepark Zwartven bestemd voor het plaatsen van een verplaatsbaar kampeermiddel, plaatselijk bekend als [adres] . Dit is het campinggedeelte van vakantiepark Zwartven.
2.3.
Parel Vastgoed is al lange tijd bezig met een herontwikkelingsprocedure, waarbij 75% van de grond terug wordt gegeven aan de natuur en van de overige grond een woongebied wordt gemaakt. Hierbij vervalt de mogelijkheid tot recreatief verblijf en worden de aanwezige voorzieningen gesloopt. In de huidige vakantiewoningen wordt permanente bewoning toegestaan, er worden elf nieuwe woningen bijgebouwd en er komt een bijzondere collectieve woonvorm met maximaal vijftien eenheden (bijvoorbeeld tiny houses).
2.4.
Op 4 februari 2025 is het bestemmingsplan vastgesteld. Parel Vastgoed wil overgaan tot uitvoering van de plannen.
2.5.
Om de herontwikkeling mogelijk te maken, moeten de huidige bewoners van het campinggedeelte van vakantiepark Zwartven de camping verlaten.

3.Het geschil

3.1.
Eisende partijen vorderen – samengevat –:
I. te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst tussen Recreatiecentrum Zwartven en [gedaagde] met betrekking tot de staanplaats op vakantiepark Zwartven is geëindigd;
II. [gedaagde] te veroordelen om de staanplaats binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis te ontruimen, met afgifte van de sleutels van de slagboom aan Parel Vastgoed of Recreatiecentrum Zwartven, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan Recreatiecentrum Zwartven van een vergoeding van € 272,33 per maand op grond van artikel 7:225 BW, over de maanden vanaf januari 2023 tot en met de maand waarin Recreatiecentrum Zwartven weer de beschikking over het gehuurde krijgt, te verminderen met het van [gedaagde] ontvangen bedrag van € 2.490,00.
3.2.
[gedaagde] voert aan dat hij wel bereid is om de camping te verlaten, maar niet op de termijn die eisende partijen vorderen. Hij heeft hiervoor langer de tijd en hulp bij nodig. Ook wil hij een vergoeding voor verhuiskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van eisende partijen, met uitzondering van de vordering onder I, worden toegewezen. Hieronder wordt verder toegelicht waarom.
4.2.
Tijdens de zitting hebben partijen vastgesteld dat de huurovereenkomst per 31 december 2024 is geëindigd. Recreatiecentrum Zwartven heeft dan ook geen belang meer bij haar vordering onder I. Omdat de huurovereenkomst is geëindigd verblijft [gedaagde] sinds 31 december 2024 zonder recht of titel op vakantiepark Zwartven. Door [gedaagde] wordt ook niet betwist dat hij de staanplaats op het vakantiepark moet verlaten. [gedaagde] is het alleen niet eens met de door eisende partijen gestelde termijn. [gedaagde] heeft tijdens de zitting aangegeven dat de termijn volgens hem mimimaal een jaar moet zijn en dat hij minimaal een half jaar en hulp nodig heeft om de staanplaats te verlaten.
4.3.
Eisende partijen vorderen ontruiming van de staanplaats binnen een termijn van veertien dagen. Die termijn vindt de kantonrechter te kort. Om [gedaagde] voldoende gelegenheid te geven het gehuurde te ontruimen zal de ontruimingstermijn op zes weken worden bepaald. De kantonrechter oordeelt dat hiervoor van belang is dat [gedaagde] al sinds 2019 op de hoogte is van de toekomstige sluiting van vakantiepark Zwartven. Recreatiecentrum Zwartven heeft al tijdens de eerste informatiebijeenkomst in 2016 aangegeven dat het voor 90% zeker is dat het campinggedeelte van vakantiepark Zwartven met een verwachte horizon van vijf jaar zal verdwijnen. In 2019 is vervolgens definitief aan de bewoners medegedeeld dat het campinggedeelte van het vakantiepark ging verdwijnen. Dit is niet door [gedaagde] betwist. Voor [gedaagde] was het daarom zeker vanaf 2019 voldoende duidelijk dat hij de camping (op enig moment) moest verlaten. Hij heeft ruim de tijd gehad om een andere woonplek te vinden. [gedaagde] heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij wel heeft geprobeerd om een andere woonruimte te vinden. Dit is volgens hem niet gelukt, omdat hij geen vergunning krijgt voor zijn taxibedrijf en omdat er vanaf 2020 sprake was van een uitbraak van coronavirus in Nederland. Volgens Recreatiecentrum Zwartven wordt het taxibedrijf van [gedaagde] op dit moment ook niet op het woonadres uitgeoefend. [gedaagde] gaf in antwoord daarop aan dat hij op dit moment zijn bedrijf heeft ingeschreven op een adres van een bedrijfsverzamelbedrijf in [plaats] . Dit kan ook als [gedaagde] het vakantiepark moet verlaten zo blijven, alleen hij moet wel de taxi’s die in gebruik zijn kunnen stallen. Het gaat om drie taxi’s. De overige auto’s staan in de opslag. De kantonrechter oordeelt dat het niet voor rekening en risico van eisende partijen komt, dat het [gedaagde] niet lukt om een andere geschikte woonruimte te vinden, waar ook de taxi’s kunnen worden gestald. De kantonrechter ziet daarnaast ook niet in waarom de uitbraak van het coronavirus [gedaagde] heeft belemmerd om een andere woongelegenheid te vinden. Dit is ook niet verder door [gedaagde] uitgelegd of onderbouwd.
4.4.
[gedaagde] heeft tijdens de zitting nog aangegeven dat de situatie invloed heeft op de gezondheid van hem en zijn partner. Door [gedaagde] is niet aangegeven waarom zijn gezondheid en de gezondheid van zijn partner hen verhindert om een nieuwe woonruimte te vinden en/of om te kunnen verhuizen. Dit argument van [gedaagde] houdt dan ook geen stand.
4.5.
Aangezien de huurovereenkomst al op 31 december 2024 is geëindigd en [gedaagde] op dit moment zonder recht of titel op vakantiepark Zwartven verblijft heeft [gedaagde] geen recht op een verhuiskostenvergoeding.
4.6.
Eisende partijen vorderen toewijzing van de ontruiming op straffe van een door de kantonrechter te bepalen dwangsom. De kantonrechter vindt een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 5.000,00 in dit geval redelijk en zal die toewijzen.
4.7.
Ten slotte vordert Recreatiecentrum Zwartven een vergoeding van € 272,33 per maand op grond van artikel 7:225 BW. Deze is door Recreatiecentrum Zwartven als volgt berekend: € 174,29 + € 98,04 elektra = € 272,33 per maand. Sinds 1 januari 2023 tot en met maart 2024 heeft [gedaagde] € 166,00 per maand betaald, dus in totaal € 2.490,00.
Hiervoor is geoordeeld dat de huurovereenkomst per 31 december 2024 is geëindigd. Tegen de door Recreatiepark Zwartven berekende vergoeding van € 272,33 heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd, zodat de kantonrechter dat bedrag tot uitgangspunt neemt.
Tot de beëindiging van de huurovereenkomst is [gedaagde] op grond van die overeenkomst gehouden de huurprijs te betalen. Vanaf 1 januari 2025 is [gedaagde] op grond van artikel 7:225 BW gehouden tot betaling van een gebruiksvergoeding.
De kantonrechter zal de vordering van Recreatiecentrum Zwartven dan ook toewijzen. Daarbij wordt wel opgemerkt dat eventuele door [gedaagde] gedane betalingen na maart 2024 hierop in mindering moeten strekken.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van eisende partijen worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.269,99

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om de staanplaats op vakantiepark Zwartven te ontruimen, met al degenen die en al hetgeen zich daarop bevinden respectievelijk bevindt, en met afgifte van de sleutels van de slagboom aan Parel Vastgoed of Recreatiecentrum Zwartven, een en ander binnen zes weken na betekening van dit vonnis,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan eisende partijen een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 5.1 voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Recreatiepark Zwartven van een bedrag van € 272,33 per maand met ingang van 1 januari 2023 tot en met de maand waarin de staanplaats is ontruimd, te verminderen met het van [gedaagde] ontvangen bedrag van € 2.490,00;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.269,99, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Zandman en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.