ECLI:NL:RBOBR:2025:3239

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
10775956 \ CV EXPL 23-4967
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplicht en ontbinding van aannemingsovereenkomst in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, is op 5 juni 2025 een vonnis uitgesproken in een zaak tussen eiser H.O.D.N. [bedrijfsnaam eiser] en gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een geschil over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst en de daarbij behorende informatieplicht van de aannemer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de facturen van de eiser gegrond zijn en heeft deze toegewezen, evenals de gevorderde rente. De eiser heeft daarnaast ontbinding van de overeenkomst gevorderd, welke vordering is toegewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiser niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan, met name wat betreft de kosten van het werk. Dit heeft geleid tot een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst, waarbij een sanctie van € 500,00 is opgelegd aan de eiser. De kantonrechter heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte van beide partijen om zich uit te laten over de naleving van de informatieplichten en de gevolgen daarvan. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden, die grotendeels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOOST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: 10775956 \ CV EXPL 23-4967
Vonnis van 5 juni 2025
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [bedrijfsnaam eiser],
te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.A.J. Brouwers,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
te [plaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: ARAG Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 december 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [gedaagden] met producties (productie 8 t/m 11);
- de antwoordakte van [eiser] met producties (productie 21 en 22);
- de akte uitlaten van [gedaagden]
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Betaling facturen
2.1.
In het tussenvonnis van 19 december 2024 is al geoordeeld dat de facturen van [eiser] gegrond zijn en dat deze toegewezen worden. Tegen de gevorderde rente is verder geen inhoudelijk verweer gevoerd zodat deze wordt toegewezen zoals gevorderd.
Ontbinding overeenkomst
2.2.
[eiser] heeft ook gevorderd om de overeenkomst van aanneming van werk voor de toekomst te ontbinden. De kantonrechter begrijpt de vordering in die zin dat [eiser] een ontbinding vordert die geldt voor al het werk dat nog niet is uitgevoerd. Deze vordering wordt toegewezen. In het tussenvonnis van 19 december 2024 en in dit vonnis wordt in de kern geoordeeld dat [eiser] na uitvoering van de vonnissen (door betaling van het per saldo verschuldigde bedrag) aan alle verplichtingen zal hebben voldaan. Per saldo is een bedrag verschuldigd aan [gedaagden] , maar de reden hiervoor is dat [gedaagden] substantiële posten al heeft betaald voor werk dat niet is uitgevoerd waardoor [eiser] bij de afrekening tussen partijen deze gelden moet retourneren (zie de behandeling van de posten hierna). Tegelijkertijd heeft [gedaagden] opeisbare facturen onbetaald gelaten en is [gedaagden] door tijdsverloop in verzuim geraakt; opschorting mocht niet omdat fouten van [eiser] niet voldoende zijn onderbouwd. In zoverre is er een tekortkoming van [gedaagden] en en is het beroep van [eiser] op gedeeltelijke ontbinding gegrond.
Eisvermeerdering
2.3.
Bij zijn antwoordakte na het tussenvonnis heeft [eiser] zijn eis vermeerderd, in die zin dat hij vordert om [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 5.826,16 zijnde de kosten die hij heeft moeten betalen aan dhr. [A] die hem in deze procedure van advies heeft voorzien. [gedaagden] heeft betwist deze kosten verschuldigd te zijn.
2.4.
De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten afgewezen moeten worden omdat [eiser] op enkele belangrijke punten in het ongelijk wordt gesteld (een bedrag is per saldo verschuldigd aan [gedaagden] ), zodat de kantonrechter zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet kan aannemen dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.5.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagden] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten (artikel 6:96 leden 5 en 6 BW). [eiser] heeft [gedaagden] tot betaling aangemaand. [eiser] heeft niet gesteld op welke datum de aanmaning door [gedaagden] op zijn laatst is ontvangen of op welke datum de aanmaning is verstuurd, zodat niet is voldaan aan de stelplicht. De gevorderde vergoeding zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
2.6.
[gedaagden] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter zal de proceskosten begroten in het eindvonnis.
2.7.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
2.8.
Wat betreft de vorderingen in reconventie heeft de kantonrechter [gedaagden] in het tussenvonnis van 19 december 2024 in de gelegenheid gesteld om bij akte nader uit te leggen welke vorderingen in het licht van het tussenvonnis nog gegrond zouden zijn. [gedaagden] heeft dit gedaan en [eiser] heeft hier bij antwoordakte op gereageerd. De kantonrechter zal nu per post bespreken of er een bedrag kan worden toegewezen. De door [gedaagden] gehanteerde volgorde zal hierbij aangehouden worden. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het de kantonrechter niet duidelijk is wat [gedaagden] met punt 1 tot en met 3 van zijn akte heeft willen zeggen. Voor zover hiermee geprobeerd wordt om de kantonrechter te bewegen om terug te komen op de in het vonnis van 19 december 2024 genomen eindbeslissingen is de kantonrechter van oordeel dat hieraan voorbij gegaan wordt omdat de stellingen van [gedaagden] te onduidelijk en onvoldoende onderbouwd zijn.
Schoorstenen niet deugdelijk afgetimmerd
2.9.
Volgens [gedaagden] heeft hij [eiser] de opdracht gegeven om de schoorstenen te bekleden voordat de dakpannen op het dak gelegd worden. [eiser] heeft dit niet gedaan. Verder moest [eiser] de schoorstenen aftimmeren. Dit heeft hij niet deugdelijk gedaan. Het timmerwerk moet eerst hersteld worden voordat de schoorstenen bekleed kan worden. De kosten hiervan bedragen € 5.493,21, aldus steeds [gedaagden] [eiser] heeft betwist dat de hij schoorstenen niet goed afgetimmerd heeft. Hij heeft de schoorstenen afgetimmerd en ingepakt in afwachting van de afwerking. Dat [gedaagden] twee winters gewacht heeft met de afwerking van de schoorstenen is niet aan [eiser] te wijten. [eiser] zou de schoorstenen niet bekleden. Een groot deel van de gevorderde kosten ziet daarop en moeten daarom in ieder geval afgewezen worden, aldus [eiser] .
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat op basis van de e-mail van 27 november 2022 (productie 6 conclusie van antwoord) geconcludeerd kan worden dat [eiser] ook de afwerkingen van de schoorstenen zou verzorgen. [gedaagden] heeft namelijk aan [eiser] gemaild: “
Verder nog tussendoor afgesproken: Dakkappelen en schoorsteen af werken met aluminium (zelfde kleur als de kozijnen. Ral 7021): Dakkappellen aan de zijkant Zink look en aan de voorkanten strak.” [eiser] heeft hier verder niet op gereageerd dus moet ervan uitgegaan worden dat [eiser] ook de schoorsteen zou afwerken met aluminium. Voor zover een deel van de gevorderde kosten daarop ziet, moet dit echter afgewezen worden omdat sprake is van een regieovereenkomst. Vaststaat dat [eiser] deze werkzaamheden niet heeft uitgevoerd en er ook niets voor in rekening gebracht heeft. [gedaagden] heeft hierdoor dus geen schade geleden. Hij kan, zo moet de kantonrechter aannemen, voor hetzelfde geld een ander inhuren om het werk uit te voeren.
2.11.
Voor het overige moet het bedrag ook afgewezen worden. Dat de door [eiser] aangebrachte aftimmering ondeugdelijk was, blijkt onvoldoende uit het dossier. Uit het rapport van [B] blijkt dat [B] dit niet heeft kunnen beoordelen. Dat er vervolgens lekkages zijn ontstaan, zoals [gedaagden] stelt, is ook onvoldoende om aan te nemen dat het werk van [eiser] niet deugdelijk uitgevoerd is. Niet uitgesloten kan worden dat de lekkages zijn ontstaan door het tijdsverloop omdat het zoals [eiser] aangeeft slechts om een tijdelijke oplossing ging in afwachting van het definitief aftimmeren van de schoorstenen en dit aftimmeren blijkbaar twee winters op zich heeft laten wachten. Het gevorderde bedrag € 5.493,21 wordt gelet op het voorgaande afgewezen.
Dakbedekking platte daken en afschot
2.12.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser] de platte daken niet goed op afschot heeft gemaakt waardoor er water op blijft staan. Er zijn uiteindelijk hierdoor lekkages ontstaan volgens [gedaagden] De kosten voor het herstellen van de daken bedragen € 11.497,87. [eiser] heeft aangevoerd dat bij hem nooit problemen met de dakbedekking gemeld zijn. Ook lekkages zijn bij hem niet bekend. [gedaagden] heeft volgens [eiser] te laat geklaagd over dit gebrek. Er is verder geen fout gemaakt met het afschot van het dak.
2.13.
Het verweer van [eiser] dat er te laat geklaagd is over de lekkages wordt gepasseerd. Het gaat hier niet om de vergoeding van schade vanwege de vermeende lekkages maar vanwege het herstellen van het dak omdat het niet op het juiste afschot is gelegd. De kantonrechter vindt dat gelet op de rapportage van [B] vaststaat dat de daken door [eiser] niet goed op afschot zijn gemaakt. [eiser] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Het gevorderde bedrag van € 11.497,87 wordt daarom toegewezen.
Beschadigde dakpannen
2.14.
[eiser] heeft de dakpannen beschadigd bij het afwerken van de dakkapellen. De kosten, € 875,50, voor het vervangen van de dakpannen moeten daarom door [eiser] betaald worden volgens [gedaagden] . [eiser] betwist dat de dakpannen door de werkzaamheden aan de dakkapellen beschadigd zijn. Daarbij heeft [gedaagden] ook nog reservepannen die gebruikt kunnen worden, aldus [gedaagden]
2.15.
[gedaagden] heeft ter onderbouwing van zijn stelling verwezen naar een Whatsapp-bericht van de dakdekker. De kantonrechter kan echter uit dit bericht niet afleiden dat de dakdekker erkent dat hij de dakpannen beschadigd heeft bij het aftimmeren van de dakkapellen. In tegendeel, de dakdekker schrijft juist dat er al dakpannen beschadigd waren toen hij begon met de werkzaamheden
(“Heb ik eraf moeten halen. Kan niet zo op het dakkapel. Maar er waren er al beschadigd.”)
.Dat de schade aan de dakpannen is veroorzaakt door het aftimmeren van de dakkapellen kan daarom naar het oordeel van de kantonrechter niet aangenomen worden, bij gebreke van een toereikende onderbouwing. Het gevorderde bedrag wordt afgewezen.
Gevelbekleding
2.16.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 4.576,55 omdat de door [gedaagden] aangebrachte gevelbekleding volledig vervangen moet worden. [eiser] heeft aangevoerd dat het werk nog niet af was en nog afwerkt moest worden. [eiser] heeft naar eigen zeggen hier ook niets voor in rekening gebracht en hij betwist dat de bekleding volledig verwijderd moet worden.
2.17.
Geoordeeld wordt dat nergens uit blijkt dat de door [eiser] aangebrachte gevelbekleding volledig verwijderd moet worden. [gedaagden] heeft dit onvoldoende onderbouwd. Daarbij staat wel vast dat de werkzaamheden door [eiser] niet afgerond waren. Als hij nog afwerkwerkzaamheden moest doen aan de gevelbekleding heeft hij dit niet meer gedaan en heeft hij hier ook geen kosten voor in rekening gebracht. [gedaagden] heeft hierdoor dus geen schade en kan een derde inhuren om het verder af te werken. De gevorderde kosten worden gelet op het voorgaande afgewezen.
Constructies
2.18.
Volgens [gedaagden] heeft [eiser] alle materialen besteld en de planning met de metselaar gemaakt. [eiser] heeft ook de metselaar betaald en moet daarom de hiermee gemoeide schade van € 339,89 betalen, aldus [eiser] . [eiser] zegt dat hij geen opdracht had voor de uitvoering van deze werkzaamheden en dat de metselaar door [gedaagden] is ingehuurd.
2.19.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de door [gedaagden] overgelegde facturen van [eiser] onvoldoende blijkt dat [eiser] de metselaar betaald heeft. Er worden op deze factuur manuren in rekening gebracht zonder nadere omschrijving. Het is daarom voor de kantonrechter niet duidelijk dat dit op de metselaar ziet. Gelet op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 19 december 2024 moet deze post daarom afgewezen worden.
Koude brug achterdeur
2.20.
Omdat [eiser] de kozijnen niet goed geplaatst heeft, is er een koude brug ontstaan, aldus [eiser] . Dit moet hersteld worden op kosten van [eiser] volgens [gedaagden] [eiser] heeft aangevoerd dat [C] de kozijnen geleverd en geplaatst heeft. [C] heeft de dorpels ingemeten, gemaakt en geplaatst. [C] was dus aansprakelijk voor de maatvoering, aldus [eiser] .
2.21.
Gelet op hetgeen in het tussenvonnis van 19 december 2024 is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat de kosten niet voor rekening van [eiser] komen. [C] was verantwoordelijk voor de maatvoering en de plaatsing van de dorpels en niet [eiser] .
Constructies en constructies aanbouw
2.22.
Omdat [eiser] de constructietekening niet heeft aangehouden vordert [gedaagden] een bedrag van € 385,89 en € 2.372,85 van [eiser] . [eiser] heeft aangevoerd dat gelet op het tussenvonnis de vordering moet worden afgewezen. Daarbij is volgens [eiser] verder niet onderbouwd wat het probleem is.
2.23.
Vooropgesteld wordt dat gelet op het tussenvonnis van 19 december 2024 [eiser] niet aangesproken kan worden op fouten in de constructietekening. Verder is het voor de kantonrechter onduidelijk wat er niet deugdelijk zou zijn aan de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden. [gedaagden] heeft op dit punt in de nadere akte zijn standpunten onvoldoende onderbouwd. De gevorderde bedragen worden daarom afgewezen.
Stucwerk
2.24.
Volgens [gedaagden] is afgesproken dat [eiser] de muren zou opleveren met glad pleisterwerk. Omdat dit niet gebeurd is, moet [gedaagden] nog een bedrag van € 6.790,86 betalen voor het glad stuken van de muren, aldus [gedaagden] [eiser] betwist dat hij de muren glad gestukt moest opleveren. Aan hem is betaald voor het aanbrengen van de basislaag. Het aanbrengen van de afwerklaag zou [gedaagden] rechtstreeks met de stukadoor regelen waardoor [eiser] hier niet voor aangesproken kan worden, aldus [eiser] .
2.25.
De kantonrechter kan [eiser] niet volgen in zijn stellingen. Uit de e-mail van 30 april 2023 volgt dat [eiser] aan [gedaagden] mailt: “
Op 15 februari heb ik in app-verkeer met [D] afgesproken dat [E] de stuc werkzaamheden compleet zou uitvoeren voor 12.000,- euro incl. BTW, de basis voor deze offerte was de prijsopgave van [F]
zie afbeelding, stucwerk incl. pleisterwerk, dus glad afgewerkt.” Naar het oordeel van de kantonrechter kan dit redelijkerwijs niet anders uitgelegd worden dan dat er tussen partijen is afgesproken dat de wanden voor een bedrag van € 12.000,00 inclusief btw glad opgeleverd zouden worden. Dat er later iets anders is afgesproken, blijkt verder nergens uit. Uit de facturen van [eiser] volgt ook dat er door hem een bedrag van € 12.109,90 (€ 4.043,90 + € 8.066,00) is gefactureerd is voor het stuken. Er staat verder tussen partijen niet ter discussie dat deze facturen door [gedaagden] betaald zijn. [eiser] heeft zich dus niet aan de afspraak gehouden door de muren niet glad op te leveren. Hij betwist verder niet dat de muren niet afgewerkt waren. [eiser] heeft dus betaald gekregen voor werkzaamheden die hij niet uitgevoerd heeft en [gedaagden] heeft alsnog een derde moeten inschakelen die de muren afgewerkt heeft. De kosten hiervan komen voor rekening van [eiser] . Er zal daarom een bedrag van € 6.790,86 worden toegewezen.
Pui voordeur niet waterpas
2.26.
Omdat [eiser] het stelkozijn niet goed geplaatst heeft, staat de voordeur volgens [gedaagden] niet waterpas. Het herstellen kosten volgens [gedaagden] € 1.764,82. [C] heeft de puien en kozijnen rechtstreeks geleverd en daarom komt het niet voor rekening van [eiser] , aldus [eiser] . Als de stelkozijnen niet goed zouden zijn, had [C] niet tot plaatsing over moeten gaan.
2.27.
Dat [eiser] verantwoordelijk is voor de werkzaamheden die [C] heeft verricht met betrekking tot de kozijnen staat naar het oordeel van de kantonrechter, als onvoldoende onderbouwd, niet vast. Gelet op het tussenvonnis van 19 december 2024 moet het gevorderde bedrag daarom afgewezen worden.
Dagkanten badkamer
2.28.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 390,47 en verwijst verder naar de stukken van [B] en [G] . [eiser] heeft aangevoerd dat dit ziet op werkzaamheden uitgevoerd derden in opdracht van [gedaagden]
2.29.
Dat [eiser] verantwoordelijk is voor de uitgevoerde werkzaamheden staat naar het oordeel van de kantonrechter, als onvoldoende onderbouwd, niet vast. Gelet op het tussenvonnis van 19 december 2024 moet het gevorderde bedrag daarom afgewezen worden.
Herstellen binnenkozijen
2.30.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 1.147,50 en verwijst verder naar de stukken van [B] en [G] . Omdat [eiser] het werk nog niet afgerond heeft, zijn er nog afwerkpunten. Dit is er een van volgens [eiser] . Hier zijn verder ook geen kosten voor in rekening gebracht, aldus [eiser] .
2.31.
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op het verweer van [eiser] , onvoldoende onderbouwd dat deze kosten voor rekening van [eiser] komen. Ervan uitgaande dat dit nog afwerkpunten waren die door [eiser] afwerkt moesten worden en waar nog niks voor in rekening gebracht is, valt gelet op het tussenvonnis van 19 december 2024 niet in te zien waarom de kosten nu voor rekening van [eiser] komen. Het gevorderde bedrag wordt daarom afgewezen.
Gevelkozijn te hoog geplaatst
2.32.
De kozijnen hadden gelijk moeten lopen met de vloer omdat ze dit niet doen vordert [gedaagden] een bedrag van € 1.569,13. [eiser] heeft betwist dat het kozijn niet goed is. Op verzoek van de tegelzetter moest het kozijn ingekort worden omdat hij de tegel er onderdoor wilde leggen. [eiser] dacht dat de tegelzetter dit met [gedaagden] afgestemd had.
2.33.
Naar het oordeel van de kantonrechter is, gelet op het verweer van [eiser] , onvoldoend onderbouwd dat deze kosten voor rekening van [eiser] komen.
Kapconstructie en ontbrekende constructie
2.34.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 3.527,36 en een bedrag van € 994,10 en verwijst verder naar de stukken van [B] en [G] . Dat de werkzaamheden iets anders zijn uitgevoerd dan op de tekening is weergegeven is eigen aan renovaties, vindt [eiser] . Dat neemt ook niet weg dat het werk goed is uitgevoerd volgens [eiser] .
2.35.
Geoordeeld wordt dat op basis van het rapport van [B] , bij gebreke van een toereikende onderbouwing, niet vastgesteld kan worden dat sprake is van een gebrek. Daarmee kan ook niet vastgesteld worden dat de gevorderde kosten voor rekening van [eiser] komen. De gevorderde bedragen worden daarom afgewezen.
Schadebeperkende maatregelen
2.36.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 301,08 wegens kosten die hij gemaakt heeft voor het tijdelijk plaatsen van dakgoten en regenpijpen. [eiser] heeft betwist deze kosten verschuldigd te zijn omdat hij terecht zijn werkzaamheden had opgeschort. Omdat er op regiebasis gewerkt werd, was [eiser] ook niet verplicht om het huis verder af te bouwen en gereed te maken, aldus [eiser] .
2.37.
De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat deze kosten niet voor rekening van [eiser] komen. De werkzaamheden waren opgeschort en [eiser] heeft hier ook geen kosten voor in rekening gebracht. [gedaagden] had hoe dan ook kosten moeten maken voor het plaatsen van dakgoten en regenpijpen. Het gevorderde bedrag wordt afgewezen.
Bijkomende kosten zoals bouwafval, car-verzekering en algemene kosten
2.38.
Gelet op de door [gedaagden] overgelegde bouwkostenbegroting van [G] (productie 9) wordt het totale bedrag aan kosten nog vermeerderd met allerlei bijkomende kosten zoals schoonmaak, bouwafval, uitvoeringskosten, algemene kosten, winst- en risico en CAR-verzekering. [eiser] heeft betwist deze kosten verschuldigd te zijn omdat hij deze ook nooit in rekening gebracht heeft bij [gedaagden]
2.39.
De kantonrechter wijst deze kosten af. Er is sprake geweest van een regie-overeenkomst tussen [gedaagden] en [eiser] waarbij deze kosten ook niet in rekening gebracht zijn. Het valt niet in te zien waarom deze kosten nu wel doorberekend kunnen worden aan [eiser] . Daar heeft [gedaagden] onvoldoende voor gesteld.
Conclusie
2.40.
Gelet op het voorgaande kunnen in reconventie de volgende posten worden toegewezen:
- dakbedekking platte daken en afschot € 11.497,87;
- stucwerk binnen € 6.790,86;
----------------+
-
totaal ex BTW € 18.288,73
- btw (21%) € 3.840,63
----------------+
-
Totaal incl. BTW € 22.129,36
2.41.
[eiser] zal veroordeeld worden tot betaling van € 22.129,36. De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie.
Kosten [B]
2.42.
De kosten voor het laten opstellen van het rapport door [B] worden afgewezen omdat een groot deel van de daarin genoemde posten niet voor toewijzing in aanmerking komt. De kosten zijn daarom niet in redelijkheid gemaakt.
Verrekening
2.43.
[gedaagden] heeft een beroep op verrekening gedaan. In conventie moet [gedaagden] in totaal een bedrag van € 19.552,66 (€ 4.195,55 + € 5.174,78 + € 4.051,53 + € 6.130,80) te vermeerderen met de wettelijke rente betalen aan [eiser] . In reconventie moet [eiser] een bedrag van € 22.129,36 aan [gedaagden] betalen. Omdat het precieze bedrag dat [gedaagden] in conventie moeten betalen niet duidelijk is vanwege de rente die er nog berekend moet worden over de verschillende bedragen waardoor op dit moment ook niet duidelijk is dat [gedaagden] daadwerkelijk iets te verrekenen heeft, wordt er door de kantonrechter verder niets verrekend. De kantonrechter gaat ervan uit dat partijen dit onderling regelen.
Proceskosten
2.44.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter zal de proceskosten begroten in het eindvonnis.
Informatieplichten en ambtshalve toetsing
2.45.
De kantonrechter spreekt in dit vonnis geen beslissing uit omdat de kantonrechter ambtshalve moet toetsen, na een gelegenheid voor hoor en wederhoor (zie de akte hierna), of [eiser] heeft voldaan aan zijn informatieplichten (artikel 6:230l BW). De kantonrechter vindt dat het gaat om artikel 6:230l BW, niet artikel 6:230m BW, omdat de overeenkomst deels mondeling en deels in e-mails (productie 2 bij dagvaarding) tot stand is gekomen. Daarom is er voorshands geen herroepingsrecht in dit geval. De kantonrechter wijst op het arrest van het hof Amsterdam van 19 december 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3446, ro. 4.4-4.5, wat betreft de combinatie van mondeling overleg en e-mails en de conclusie dat artikel 6:230l BW van toepassing is.
Partijen hebben over artikel 6:230l BW niets naar voren gebracht, maar het thema is ambtshalve ter kennis van de kantonrechter gekomen.
Voorshands overweegt de kantonrechter dat [eiser] aan alle plichten heeft voldaan behalve de plicht om te vertellen hoeveel het werk zou gaan kosten. Zo ligt het voor de hand dat [gedaagden] al weet wie [eiser] is, waar zijn onderneming is gevestigd en wat zijn telefoonnummer is (omdat partijen familie van elkaar zijn) en welke diensten op welke wijze zouden worden verleend (omdat partijen doorlopend hierover contact hadden). Deze gegevens blijken dus duidelijk uit de context en [eiser] hoefde deze gegevens niet mee te delen. Informatie over de wijze van betaling, levering, nakoming, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling, is hier volgens de kantonrechter niet van toepassing, omdat uit het dossier niets blijkt van relevante, te vermelden bijzonderheden op deze gebieden. Daarom is er in ook zoverre geen schending van de informatieplicht.
Resteert nog het thema “de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend”. Het gaat om deze prijsinformatie: “
de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, voor zover van toepassing, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn”.
De kantonrechter wijst erop dat de informatieplicht moet passen bij een balans tussen consumentenbescherming enerzijds en slagkracht en concurrentievermogen van bedrijven anderzijds (Hoge Raad 4-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, ro. 4.8.2:
“Art. 6:230v lid 3 BW vormt, als gezegd, de implementatie van art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten (zie hiervoor in 4.3). De considerans van deze richtlijn vermeldt dat de richtlijn tot doel heeft de goede werking van de interne markt te bevorderen, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Ook het HvJEU heeft erop gewezen dat bij de handhaving van de informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten dit evenwicht moet worden gewaarborgd.”). Daarom was het genoeg geweest als [eiser] een grove indicatie zou hebben gegeven van (a) de verwachte omvang van het werk dat hij in regie zou uitvoeren, afhankelijk uiteraard van de instructies van [gedaagden] , en (b) de wijze waarop de kosten zouden worden berekend (bijvoorbeeld: aantal daadwerkelijk gewerkte uren x uurtarief per vakman + daadwerkelijke kosten materialen + eventuele opslag). Als [eiser] nog meer informatie zou moeten verstrekken, dan heeft dit belangrijke ongunstige consequenties:
* [eiser] zou veel extra werk moeten doen om prijzen uit te rekenen, waardoor de – voor consumenten – zeer aanzienlijke voordelen van werken in regie verloren gaan
* deze voordelen houden in dat de vaklieden niet hoeven te werken met marges voor onzekerheden
* de prijzen worden nog veel hoger door de kosten van dat werk en om eventuele onzekerheden af te dekken (zoals: het blijkt achteraf meer werk te zijn en meer te kosten dan gedacht)
* vaklieden zullen beslissen bepaalde diensten niet langer aan te bieden, of in elk geval niet aan consumenten of bepaalde groepen van consumenten.
Zodoende worden consumenten armer en hebben zij minder keuzes. Dat is juist niet de bedoeling van de Europese wetgever. Daarom is een goede gezonde balans tussen bescherming en slagkracht/concurrentievermogen nodig. De informatieplicht, die de kantonrechter hier aanneemt, past bij deze goede gezonde balans.
Voorshands is de kantonrechter op grond van de informatie in het dossier van oordeel dat [eiser] de vereiste informatie over de prijs niet heeft verstrekt, zodat hij is tekortgeschoten in de naleving van zijn informatieplicht.
De kantonrechter beoordeelt vervolgens de sanctietoemeting: de vraag in hoeverre de betalingsplicht van de consument ( [gedaagden] ) in stand blijft omdat dit nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar ( [eiser] ) onevenredig zou zijn (artikel 6:210 lid 2 BW, en artikel 24 lid 1 van de onderliggende richtlijn, Richtlijn 2011/83/EU). De kantonrechter neemt verder de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten in aanmerking (vastgesteld door het LOVCK op 15 december 2021, gewijzigd op 17 mei 2022 en 6 april 2023). De kantonrechter wijst op het arrest van de Hoge Raad van 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, dat een inspiratiebron is geweest voor de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten; in dat arrest staat de evenredigheid centraal in de sfeer van de sancties voor de handelaar die verplichtingen schendt, in het verlengde van artikel 24 lid 1 van Richtlijn 2011/83/EU.
De kantonrechter overweegt dat een zorgvuldige en individuele evenredigheidstoets, met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de handelaar, tegen deze achtergrond noodzakelijk en passend is. Daarom is het hier niet nodig om in te gaan om de vraag of de sanctietoemeting een “criminal charge” oplevert (zie voor een recent overzicht de conclusie van advocaat-generaal mr. Pauwels van 28 juni 2024, ECLI:NL:PHR:2024:710, vanaf 8.6); als een “criminal charge” hier aan de orde is, dan geldt dezelfde zorgvuldige en individuele evenredigheidstoets, waarbij niet alleen de belangen van partijen worden betrokken, maar ook de belangen van de samenleving bij doeltreffende en afschrikkende sancties.
De kantonrechter is tegen deze achtergrond voorshands van oordeel dat, in afwijking van de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, een sanctie van € 500,00 passend en geboden is in dit geval. De gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst raakt de betalingsplicht van de consument dus slechts voor € 500,00 en de betalingsplicht blijft voor het overige in stand, omdat dit nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar ( [eiser] ) onevenredig zou zijn.
Een zwaardere sanctie dan dit is voorshands naar het oordeel van de kantonrechter, alles bij elkaar opgeteld, niet evenredig, niet nodig (voor doeltreffendheid en afschrikkendheid) en niet goed. De kantonrechter neemt de volgende individuele omstandigheden in aanmerking met het oog op een evenredige sanctie:
* [eiser] is een kleine zelfstandige vakman/aannemer (zzp)
* [eiser] heeft niemand in dienst om te voldoen aan de omvangrijke regelgeving
* [eiser] heeft nette documentatie opgemaakt, daarop de uren vermeld en btw in rekening gebracht
* [eiser] heeft wel het uurtarief verteld
* wat [eiser] niet vertelde over de prijs (bijvoorbeeld verwacht aantal uren) spreekt voor iedere consument redelijkerwijs vanzelf (omdat het afhankelijk is van wat de consument zelf wil) of was voor [eiser] ook moeilijk te overzien (totale kosten van materialen)
* de declaraties zijn in totaal ongeveer € 175.000,00 (standpunt [eiser] ; onweersproken), maar de marge van [eiser] is een zeer beperkt deel hiervan
* de mate van schuld/verwijtbaarheid is, alles bij elkaar opgeteld, verwaarloosbaar en nagenoeg nihil
* bij al het voorgaande komt nog dat de stress, tijd en kosten van deze procedure al zwaar wegen voor [eiser] zodat hij al om deze reden de les leert om consumenten te informeren over de verwachte kosten.
Bij een zwaardere sanctie zou voorshands een goede balans tussen consumentenbescherming enerzijds en slagkracht en concurrentievermogen van bedrijven anderzijds onevenredig worden verstoord en zouden naar verwachting de ongunstige consequenties intreden, die hiervoor aan de orde zijn gekomen.
De kantonrechter zal voorshands ten laste van [eiser] in de afrekening tussen partijen een “boete” opnemen van € 500,00. Daardoor is voorshands op de oudste factuur niet € 4.195,55 maar € 3.695,55 verschuldigd.
2.46.
De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol voor akte van beide partijen om zich uit te laten over de naleving van de informatieplichten (2.45 hiervoor) en de gevolgen van niet-naleving daarvan.

3.De beslissing

De kantonrechter verwijst de zaak naar de rol van
3 juli 2025voor akte van beide partijen tot het hiervoor onder 2.46 omschreven doel, en houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2025.