2.45.De kantonrechter spreekt in dit vonnis geen beslissing uit omdat de kantonrechter ambtshalve moet toetsen, na een gelegenheid voor hoor en wederhoor (zie de akte hierna), of [eiser] heeft voldaan aan zijn informatieplichten (artikel 6:230l BW). De kantonrechter vindt dat het gaat om artikel 6:230l BW, niet artikel 6:230m BW, omdat de overeenkomst deels mondeling en deels in e-mails (productie 2 bij dagvaarding) tot stand is gekomen. Daarom is er voorshands geen herroepingsrecht in dit geval. De kantonrechter wijst op het arrest van het hof Amsterdam van 19 december 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:3446, ro. 4.4-4.5, wat betreft de combinatie van mondeling overleg en e-mails en de conclusie dat artikel 6:230l BW van toepassing is. Partijen hebben over artikel 6:230l BW niets naar voren gebracht, maar het thema is ambtshalve ter kennis van de kantonrechter gekomen.
Voorshands overweegt de kantonrechter dat [eiser] aan alle plichten heeft voldaan behalve de plicht om te vertellen hoeveel het werk zou gaan kosten. Zo ligt het voor de hand dat [gedaagden] al weet wie [eiser] is, waar zijn onderneming is gevestigd en wat zijn telefoonnummer is (omdat partijen familie van elkaar zijn) en welke diensten op welke wijze zouden worden verleend (omdat partijen doorlopend hierover contact hadden). Deze gegevens blijken dus duidelijk uit de context en [eiser] hoefde deze gegevens niet mee te delen. Informatie over de wijze van betaling, levering, nakoming, de termijn waarbinnen de handelaar zich verbindt de zaak te leveren of de dienst te verlenen, en het beleid van de handelaar inzake klachtenbehandeling, is hier volgens de kantonrechter niet van toepassing, omdat uit het dossier niets blijkt van relevante, te vermelden bijzonderheden op deze gebieden. Daarom is er in ook zoverre geen schending van de informatieplicht.
Resteert nog het thema “de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend”. Het gaat om deze prijsinformatie: “
de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, voor zover van toepassing, alle extra vracht-, leverings- of portokosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, in ieder geval het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn”.
De kantonrechter wijst erop dat de informatieplicht moet passen bij een balans tussen consumentenbescherming enerzijds en slagkracht en concurrentievermogen van bedrijven anderzijds (Hoge Raad 4-10-2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, ro. 4.8.2:“Art. 6:230v lid 3 BW vormt, als gezegd, de implementatie van art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten (zie hiervoor in 4.3). De considerans van deze richtlijn vermeldt dat de richtlijn tot doel heeft de goede werking van de interne markt te bevorderen, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. Ook het HvJEU heeft erop gewezen dat bij de handhaving van de informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten dit evenwicht moet worden gewaarborgd.”). Daarom was het genoeg geweest als [eiser] een grove indicatie zou hebben gegeven van (a) de verwachte omvang van het werk dat hij in regie zou uitvoeren, afhankelijk uiteraard van de instructies van [gedaagden] , en (b) de wijze waarop de kosten zouden worden berekend (bijvoorbeeld: aantal daadwerkelijk gewerkte uren x uurtarief per vakman + daadwerkelijke kosten materialen + eventuele opslag). Als [eiser] nog meer informatie zou moeten verstrekken, dan heeft dit belangrijke ongunstige consequenties:* [eiser] zou veel extra werk moeten doen om prijzen uit te rekenen, waardoor de – voor consumenten – zeer aanzienlijke voordelen van werken in regie verloren gaan* deze voordelen houden in dat de vaklieden niet hoeven te werken met marges voor onzekerheden* de prijzen worden nog veel hoger door de kosten van dat werk en om eventuele onzekerheden af te dekken (zoals: het blijkt achteraf meer werk te zijn en meer te kosten dan gedacht)* vaklieden zullen beslissen bepaalde diensten niet langer aan te bieden, of in elk geval niet aan consumenten of bepaalde groepen van consumenten. Zodoende worden consumenten armer en hebben zij minder keuzes. Dat is juist niet de bedoeling van de Europese wetgever. Daarom is een goede gezonde balans tussen bescherming en slagkracht/concurrentievermogen nodig. De informatieplicht, die de kantonrechter hier aanneemt, past bij deze goede gezonde balans.
Voorshands is de kantonrechter op grond van de informatie in het dossier van oordeel dat [eiser] de vereiste informatie over de prijs niet heeft verstrekt, zodat hij is tekortgeschoten in de naleving van zijn informatieplicht.
De kantonrechter beoordeelt vervolgens de sanctietoemeting: de vraag in hoeverre de betalingsplicht van de consument ( [gedaagden] ) in stand blijft omdat dit nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar ( [eiser] ) onevenredig zou zijn (artikel 6:210 lid 2 BW, en artikel 24 lid 1 van de onderliggende richtlijn, Richtlijn 2011/83/EU). De kantonrechter neemt verder de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten in aanmerking (vastgesteld door het LOVCK op 15 december 2021, gewijzigd op 17 mei 2022 en 6 april 2023). De kantonrechter wijst op het arrest van de Hoge Raad van 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355, dat een inspiratiebron is geweest voor de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten; in dat arrest staat de evenredigheid centraal in de sfeer van de sancties voor de handelaar die verplichtingen schendt, in het verlengde van artikel 24 lid 1 van Richtlijn 2011/83/EU. De kantonrechter overweegt dat een zorgvuldige en individuele evenredigheidstoets, met inachtneming van de specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden van de handelaar, tegen deze achtergrond noodzakelijk en passend is. Daarom is het hier niet nodig om in te gaan om de vraag of de sanctietoemeting een “criminal charge” oplevert (zie voor een recent overzicht de conclusie van advocaat-generaal mr. Pauwels van 28 juni 2024, ECLI:NL:PHR:2024:710, vanaf 8.6); als een “criminal charge” hier aan de orde is, dan geldt dezelfde zorgvuldige en individuele evenredigheidstoets, waarbij niet alleen de belangen van partijen worden betrokken, maar ook de belangen van de samenleving bij doeltreffende en afschrikkende sancties. De kantonrechter is tegen deze achtergrond voorshands van oordeel dat, in afwijking van de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, een sanctie van € 500,00 passend en geboden is in dit geval. De gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst raakt de betalingsplicht van de consument dus slechts voor € 500,00 en de betalingsplicht blijft voor het overige in stand, omdat dit nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar ( [eiser] ) onevenredig zou zijn.
Een zwaardere sanctie dan dit is voorshands naar het oordeel van de kantonrechter, alles bij elkaar opgeteld, niet evenredig, niet nodig (voor doeltreffendheid en afschrikkendheid) en niet goed. De kantonrechter neemt de volgende individuele omstandigheden in aanmerking met het oog op een evenredige sanctie:
* [eiser] is een kleine zelfstandige vakman/aannemer (zzp)
* [eiser] heeft niemand in dienst om te voldoen aan de omvangrijke regelgeving
* [eiser] heeft nette documentatie opgemaakt, daarop de uren vermeld en btw in rekening gebracht
* [eiser] heeft wel het uurtarief verteld
* wat [eiser] niet vertelde over de prijs (bijvoorbeeld verwacht aantal uren) spreekt voor iedere consument redelijkerwijs vanzelf (omdat het afhankelijk is van wat de consument zelf wil) of was voor [eiser] ook moeilijk te overzien (totale kosten van materialen)
* de declaraties zijn in totaal ongeveer € 175.000,00 (standpunt [eiser] ; onweersproken), maar de marge van [eiser] is een zeer beperkt deel hiervan
* de mate van schuld/verwijtbaarheid is, alles bij elkaar opgeteld, verwaarloosbaar en nagenoeg nihil
* bij al het voorgaande komt nog dat de stress, tijd en kosten van deze procedure al zwaar wegen voor [eiser] zodat hij al om deze reden de les leert om consumenten te informeren over de verwachte kosten.
Bij een zwaardere sanctie zou voorshands een goede balans tussen consumentenbescherming enerzijds en slagkracht en concurrentievermogen van bedrijven anderzijds onevenredig worden verstoord en zouden naar verwachting de ongunstige consequenties intreden, die hiervoor aan de orde zijn gekomen.
De kantonrechter zal voorshands ten laste van [eiser] in de afrekening tussen partijen een “boete” opnemen van € 500,00. Daardoor is voorshands op de oudste factuur niet € 4.195,55 maar € 3.695,55 verschuldigd.