Uit dit rapport blijkt onder meer het volgende.
“Betrokkene heeft haar medewerking aan het onderzoek geweigerd. (…)
Elk contact met onderzoekers heeft betrokkene resoluut afgewezen waardoor er geen onderzoeksgesprekken, geen psychologisch testonderzoek, psychomotorische observatie en neurologisch onderzoek hebben kunnen plaatsvinden. (…)
Desondanks heeft betrokkene zich dagelijks laten observeren op de afdeling wat een grote bijdrage heeft geleverd naast de beschikbaar gekomen informatie om de diagnostiek in grote lijnen te kunnen omschrijven. De verdieping hierin ontbreekt echter.
De weigering van betrokkene lijkt grotendeels samen te hangen met de bij haar aanwezige
psychopathologie.
Ondanks de beperkingen in het onderzoek is er op basis van het milieuonderzoek, de collaterale informatie en de groepsobservaties wel enig zicht op betrokkenes (dis)functioneren verkregen.
Afgaande op de verzamelde informatie zijn er aanwijzingen dat er bij betrokkenesprake is van cognitief functioneren op een licht verstandelijk beperkt tot laag begaafd niveau, hetgeen de persoonlijkheidsontwikkeling vermoedelijk ongunstig heeft beïnvloed.
Voorgenoemde informatie in combinatie met de observaties in detentie, laten blijken dat
betrokkenes reflectieve-, empathische- en mentaliserende vermogen gering is. Daarbij komen (forse) emotie- en agressieregulatie problemen naar voren, waarmee voldoende grond is om te stellen dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis.
De persoonlijkheidskenmerken zouden kunnen passen bij (trekken van) een paranoïde, borderline of narcistische persoonlijkheidsstoornis, echter is de precieze aard van de persoonlijkheidsstoornis niet met zekerheid vast te stellen vanwege onvoldoende zicht op de innerlijke belevingswereld van betrokkene.
(…)
Al met al stellen onderzoekers dat er bij betrokkene een langdurig patroon van
disfunctioneren bestaat, zowel in het dagelijks leven als op het gebied van interpersoonlijk
contact en binnen relaties. Om die reden wordt - zoals genoemd - een ongespecificeerde
persoonlijkheidsstoornis vastgesteld, met daarnaast zeer sterke aanwijzingen voor een
(forensisch relevante) beperking in het cognitief functioneren. Andere stoornissen (zoals
middelengebruik, autismespectrumstoornis, stemming-, angst of traumaproblematiek) zijn
niet met volledige zekerheid uit te sluiten.
De chroniciteit en ernst van de bovenbeschreven psychopathologie, maakt dat gesteld kan
worden dat dit ten tijde van het ten laste gelegde, indien bewezenverklaard, ook aan de orde was.
(…)
Onderzoekers adviseren - gelet op de doorwerking van de beschreven psychopathologie -
de ten laste gelegde feiten in een ten minste enigszins verminderde mate toe te rekenen.”