ECLI:NL:RBOBR:2025:3315

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11530846
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een onwaarachtige factuur en de gevolgen daarvan

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, vordert eiser, vertegenwoordigd door Interim Credit Control B.V., betaling van een bedrag van € 2.919,83 van gedaagde Wappstars B.V. Eiser heeft in opdracht van Wappstars onderhoudswerkzaamheden verricht, maar gedaagde heeft slechts een deel van het verschuldigde bedrag betaald. Wappstars betwist de vordering en stelt dat eiser in gebreke is gebleven bij de uitvoering van de werkzaamheden, met name de levering van bomen die niet levensvatbaar bleken. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 15 mei 2025, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenkomst bestaat die de vordering van eiser ondersteunt. De factuur die eiser heeft gepresenteerd, betreft werkzaamheden die niet zijn overeengekomen en die niet zijn uitgevoerd in het kader van de bedrijfsactiviteiten van Wappstars. De rechter heeft geconcludeerd dat de factuur onjuist is en dat de werkelijke contractspartij een particulier was, wat de vordering verder ondermijnt.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter Wappstars veroordeeld tot betaling van € 1.000,00 aan eiser, met wettelijke rente, en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. De buitengerechtelijke incassokosten zijn afgewezen, evenals andere vorderingen van eiser. Dit vonnis is uitgesproken op 12 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht Eindhoven
Zaaknummer : 11530846
Rolnummer : 25-918
Uitspraak : 12 juni 2025
in de zaak van:
[eiser]h.o.d.n. [bedrijfsnaam eiser] ,
zaakdoende en gevestigd te [plaats] ,
eiser,
gemachtigde: Interim Credit Control B.V.,
t e g e n :
Wappstars B.V.,
zaakdoende en gevestigd te Veldhoven,
gedaagde,
gemachtigde: J.F.L.M. Geerts.
Partijen worden verder genoemd “ [eiser] ” en “Wappstars”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 30 januari 2025 met producties;
het schriftelijk antwoord van 20 maart 2025;
de rolbeslissing d.d. 3 april 2025 waarbij is bepaald dat een mondelinge behandeling zal worden gelast;
e mondelinge behandeling op 15 mei 2025 waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert veroordeling van Wappstars bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van een bedrag van € 2.919,83, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding.
2.2.
[eiser] legt daaraan het volgende ten grondslag.
Hij heeft in opdracht van Wappstars diverse onderhoudswerkzaamheden verricht waaronder het schoonmaken van het parkeerterrein, het zuiver maken van de dakgoten en bladvrij maken van de dakgoten evenals het leveren en aankleden van bloembakken op kantoor.
Uit dien hoofde heeft [eiser] van Wappstars te vorderen een bedrag van € 4.776,65, een en ander conform de aan Wappstars gezonden factuur met kenmerk 23-0021. Wappstars diende uiterlijk binnen 14 dagen na factuurdatum voor betaling zorg te dragen. Wappstars heeft verzocht om het verschuldigde in termijnen van elk € 250,00 te mogen voldoen en heeft in de periode van 15 mei 2023 tot en met 16 november 2023 in totaal € 2.250,-- betaald. Ondanks aanmaning, sommatie en een ingebrekestelling is Wappstars niet tot betaling van het restantbedrag van € 2.276,65 overgegaan. Aan buitengerechtelijke incassokosten is Wappstars € 341,50 verschuldigd geworden en aan wettelijke handelsrente een bedrag van
€ 301,83.
2.3.
Wappstars heeft kort weergegeven, het volgende als verweer aangevoerd.
Zij betwist de vordering verschuldigd te zijn. [eiser] is jegens haar ernstig in gebreke gebleven. [eiser] heeft bomen geleverd en deze te lang laten liggen voordat ze de grond zijn ingegaan. Hierdoor zijn de bomen door gebrek aan water verdroogd en de wortels afgestorven. Zij heeft [eiser] de kans geboden om de dode bomen te vervangen maar [eiser] wilde eerst de facturen voldaan hebben. Zij betwist de omvang van de in rekening gebrachte werkzaamheden; zij heeft betaald wat zij heeft begrepen wat de kosten zouden zijn die [eiser] bij aanvang van de werkzaamheden mondeling heeft aangegeven.

3.De beoordeling

de contractspartij
3.1.
Er zijn geen schriftelijke bewijzen van de totstandkoming van de overeenkomst en het enige stuk dat is opgemaakt komt niet overeen met de afspraak tussen partijen voor zover die tussen hen geldt. Het is bij gelegenheid van de mondelinge behandeling eerst gebleken een overeenkomst te zijn met de privépersoon, zijnde (de broer, van) de DGA van Wappstars betreffende diens tuin bij zijn woonhuis. [eiser] heeft op de mondelinge behandeling van 15 mei 2025 daarover aangevoerd dat partijen een onderhandse afspraak hebben gemaakt waarbij [eiser] tuinwerkzaamheden zal gaan uitvoeren waarbij de factuur op naam van het bedrijf van Wappstars zal worden gezet zodat de kosten opgevoerd konden worden ten laste van de onderneming waardoor Wappstars de btw kon terugvorderen.
3.2.
De factuur die is opgemaakt betreft dus werkzaamheden die niet zijn overeengekomen en niet zijn uitgevoerd en niets te maken hadden met het bedrijf van Wappstars.
De stellingen bij dagvaarding zijn voorts in strijd met de waarheid volgens de eigen nadere onderbouwing door [eiser] .
3.3.
Dat kan niet gerechtvaardigd worden door de stelling dat partijen het zo overeengekomen zijn. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen op de bedenkelijke houding en gang van zaken gewezen.
3.4.
Het wettelijk kader is als volgt te omschrijven te geven.
Bij het aangeven van de feitelijke inhoud en omvang van de zaak moeten partijen de voor de beslissing van belang zijnde feiten aanvoeren.
Art. 21Rv stelt hierbij als vereisten dat dit volledig en naar waarheid geschiedt en is aldus een algemene norm die vorm geeft aan de taakverdeling tussen de rechter en partijen met betrekking tot de feiten.
Volgens de MvT gaat het niet aan dat partijen relevante feiten bewust achterhouden of onjuist weergeven en is de betekenis van
art. 21Rv hierin gelegen dat de bewuste leugen wordt uitgebannen, daar deze in een modern procesrecht niet aanvaardbaar is. De rechter mag niet op het verkeerde been worden gezet door het aanvoeren van onjuiste feitelijke stellingen en ook niet door onvolledige stellingen.
3.5.
In de rechtspraak zijn negen categorieën van gevolgtrekkingen te onderscheiden (ontleend aan A-G De Bock in haar conclusie
ECLI:NL:PHR:2021:38):
( i) niet-beoordelen van de vordering/verzoek (door niet-ontvankelijkverklaring of door de vordering integraal af te wijzen);
(ii) benoemen van de schending;
(iii) waardering/uitleg van stellingen en stukken (het in meer of mindere mate diskwalificeren hiervan);
(iv) afwijken van een processuele hoofdregel zoals ten aanzien van stelplicht en bewijslast;
( v) schatting door de rechter (schade, draagplicht);
(vi) meewegen in belangenafweging;
(vii) toewijzen verzocht dwangmiddel;
(viii) proceskostenveroordeling; en
(ix) aangifte doen.
3.6.
Tegen die achtergrond wordt de zaak als volgt beoordeeld.
3.7.
Het is de vraag wie als de werkelijke (contracts)partijen beschouwd moeten worden? Aangenomen wordt dat Wappstars in enigerlei vorm contractspartij van [eiser] is, in ieder geval af te leiden uit de opstelling van Wappstars in de procedure en daaraan voorafgaand. Er zijn immers betalingen gedaan en ook ter zitting is enige verschuldigdheid ter zake de werkzaamheden die zijn gedaan door [eiser] erkend.
3.8.
De verschuldigdheid van de factuur wordt betwist. Er is sprake van onduidelijke reacties op de factuur en er zijn wel deelbetalingen zijn gedaan. Daaruit is te herleiden dat het geheel ontkennen van een opdracht onjuist is. Van de andere kant is wel gebleken dat over de geleverde bomen klachten bestonden. Er is weliswaar aangeboden tot herstel over te gaan maar alleen uit coulance en kennelijk na betaling van de gehele som van de factuur. In ieder geval is erkend dat werkzaamheden zijn verricht en dat geleverde bomen daarna zijn dood gegaan. Niet alle informatie daarover is in het verweer in de dagvaarding vermeld nu het expertiserapport eerst bij de mondelinge behandeling ter sprake is gekomen. Bij gebreke van enige onderbouwing van de werkzaamheden en ook bij gebreke van het inbrengen van inhoudelijke informatie zoals aankoopbonnen of de inhoud van het expertiserapport waarvan wel een nota in het geding is gebracht bij de mondelinge behandeling, zal de kantonrechter afgaande op wat gesteld is tot een vaststelling komen van de betalingsverplichting.
3.9.
De kantonrechter kan niet uitgaan van de juistheid van de factuur en daarmee ook niet van het bedrag. Ander materiaal om de vordering in geld te waarderen is ook niet ingebracht.
Ten aanzien van de beweerde niet deugdelijke nakoming van de overeenkomst mist de kantonrechter elke onderbouwing. Zelfs het deskundigenrapport dat daarover opgesteld zou zijn is niet overgelegd. Daarmee is het onmogelijk geworden tot vaststelling te komen van de verplichting van [eiser] en ook van de mate waarin daaraan niet voldaan zou zijn.
Partijen zijn het in ieder geval eens over het geplaatst zijn van enkele bomen waaronder vijf leibomen. De kantonrechter volgt de redenering dat de bomen voor een gedeelte niet levensvatbaar bleken. Op grond van de bedragen die globalerwijs bij de mondelinge behandeling zijn genoemd en de erkenning dat er nog enig bedrag betaald zou moeten worden, stelt de kantonrechter de hoofdsom vast op € 1.000,00 (dit gelet de waarde van bomen zoals daarover ter zitting gesproken is). Dit bedrag zal daarom worden toegewezen.
3.10.
De wettelijke handelsrente zoals in het gevorderde bedrag opgenomen wordt afgewezen omdat de werkelijke contractspartner een particulier was en vastgesteld is dat de factuur ook in dat opzicht onjuiste informatie bevat. Overigens is in het petitum alleen de wettelijke rente gevorderd.
3.11.
De buitengerechtelijke incassokosten worden al afgewezen omdat het de incasso van een kennelijk onjuiste factuur betreft.
3.12.
Gelet op de geconstateerde onregelmatigheden en nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten zo tussen hen gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Wappstars om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf heden tot de algehele voldoening;
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Godrie, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2025.