ECLI:NL:RBOBR:2025:3401

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
01/074283-24
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag

Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 27 september 2023 betrokken was bij een verkeersongeval in ’s-Hertogenbosch. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, heeft geen snelheid geminderd bij het naderen van een onoverzichtelijke kruising en heeft geen voorrang verleend aan een van rechts komende scooter. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de bestuurder en passagier van de scooter zwaar lichamelijk letsel opliepen, waaronder een schedelbreuk en een hersenbloeding voor de bestuurder en een gescheurde milt en geamputeerd onderbeen voor de passagier. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en heeft hem een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden. De rechtbank heeft rekening gehouden met het geslaagde mediationtraject tussen de verdachte en de slachtoffers, evenals de psychische gevolgen van het ongeval voor de verdachte. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 2 juni 2025, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging heeft gehoord.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Locatie 's-Hertogenbosch
Strafrecht
Parketnummer: 01.074283.24
Datum uitspraak: 16 juni 2025
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1989] ,
wonende te [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 2 juni 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 20 mei 2025.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 september 2023 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Het Sterrenbeeld en/of De Grote Beer zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend:
- (bij een onoverzichtelijke kruising) geen snelheid te minderen bij nadering van het kruisingsvlak en/of
- geen voorrang te verlenen aan een voor verdachte van rechts komende bromfiets en/of
- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan te botsen en/of te rijden,

waardoor een ander:

- (genaamd [slachtoffer 1] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand en/of een schedelbreuk en/of een hersenbloeding en/of een of meerdere gekneusde ribben en/of een litteken,
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of
waardoor een ander:
- (genaamd [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde milt en/of een gescheurde nier en/of een gebroken sleutelbeen en/of een gebroken been en/of een geamputeerd (onder)been,

of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 september 2023 te ’s-Hertogenbosch, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto), daarmee rijdende op de weg, HetSterrenbeeld en/of De Grote Beer:- (bij een onoverzichtelijke kruising) geen snelheid heeft geminderd bij nadering van het kruisingsvlak en/of- geen voorrang heeft verleend aan een voor verdachte van rechts komende bromfiets en/of- tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is aangebotst en/of gereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

De formele voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in de vervolging worden ontvangen. Verder zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

Bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, waarbij hij het rijgedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig kwalificeert.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld. Evenmin kan worden aangenomen dat verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, dan wel dat zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven. Bij de beoordeling van de situatie moet verder het verkeersgedrag van de bestuurder van de bromfiets worden betrokken. Hij reed harder dan wettelijk was toegestaan en naderde ook met onverminderde snelheid de kruising.
Het oordeel van de rechtbank
Door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit vonnis gehecht.
Overwegingen over het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte op 27 september 2023 als bestuurder van een bedrijfsauto met een snelheid van ongeveer 50 km/u en zonder te remmen de gelijkwaardige kruising van Het Sterrenbeeld en De Grote Beer te ’s-Hertogenbosch naderde. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan de van rechts naderende scooter, die door [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) werd bestuurd en waarop [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) als passagier achterop zat. Verdachte is met zijn bedrijfsauto tegen de scooter van de slachtoffers aangereden, waardoor [slachtoffer 1] een schedelbreuk en een hersenbloeding heeft opgelopen en waardoor [slachtoffer 2] een gescheurde milt, een gescheurde nier, een gebroken sleutelbeen, een gebroken been en een geamputeerd onderbeen heeft opgelopen.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair is tenlastegelegd. De rechtbank beantwoordt die vraag als volgt.
Op grond van vaste jurisprudentie gaat het bij de vaststelling of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW om het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst van deze gedragingen en de overige omstandigheden van het geval. Vastgesteld dient te worden of verdachte verwijtbaar heeft gehandeld. Het komt er daarbij op aan of de verdachte tekortschoot in vergelijking met een gemiddelde andere persoon in vergelijkbare omstandigheden en met een vergelijkbare hoedanigheid. Niet ieder tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Maar van iedere verkeersdeelnemer mag in ieder geval worden verwacht dat hij zijn gedrag afstemt op de concrete verkeerssituatie en op andere, voor hem waarneembare of te verwachten verkeersdeelnemers.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van verwijtbaar handelen en als welke mate van schuld dit handelen vervolgens moet worden gekwalificeerd, is voor de rechtbank in de eerste plaats van belang dat verdachte bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse. Hij reed daar al enkele weken omdat hij in de buurt aan het werk was.
Daarnaast betrekt zij in haar beoordeling dat uit de verkeersongevallenanalyse blijkt dat de plaats van het ongeval een onoverzichtelijke kruising betreft, waarbij het zicht op van rechts naderend verkeer voor verdachte werd belemmerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het een moeilijk kruispunt is, waar hij in ieder geval grote auto’s wel van rechts ziet aankomen.
Van verdachte had verwacht mogen worden dat hij zijn snelheid zou minderen bij nadering van deze onoverzichtelijke kruising om te kunnen anticiperen op – en dus voorrang te kunnen verlenen aan – eventueel van rechts komend verkeer. Dit heeft verdachte echter niet gedaan. Vervolgens heeft hij ten onrechte geen voorrang verleend aan de van rechts komende scooter. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
De bestuurder van de scooter heeft ook verkeersfouten gemaakt door (naar schatting) harder dan de voor een scooter maximum toegestane snelheid van 45 km/u te rijden en eveneens geen snelheid te minderen bij nadering van de kruising. Dat neemt echter niet de schuld van verdachte aan het veroorzaken van het ongeval weg. In zijn algemeenheid geldt namelijk dat de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van het slachtoffer, schuld aan de zijde van verdachte niet opheft. Verkeersdeelnemers moeten altijd bedacht zijn op de mogelijkheid dat er iets onverwachts kan gebeuren, waaronder ook eventuele verkeersfouten van anderen.
De rechtbank merkt het letsel dat door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is opgelopen door het ongeval aan als zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, waarbij hij aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 27 september 2023 te ’s-Hertogenbosch, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, Het Sterrenbeeld en/of De Grote Beer zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig:
- bij een onoverzichtelijke kruising geen snelheid te minderen bij nadering van het kruisingsvlak en
- geen voorrang te verlenen aan een voor verdachte van rechts komende bromfiets en
- tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan te rijden,

waardoor een ander:

- genaamd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk en een hersenbloeding werd toegebracht, en

waardoor een ander:

- genaamd [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde milt en een gescheurde nier en een gebroken sleutelbeen en een gebroken been en een geamputeerd onderbeen werd toegebracht.

De strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en maatregel

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een taakstraf voor de duur van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen te ontzeggen voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit bij oplegging van een straf rekening te houden met het geslaagde mediationtraject, de psychische gevolgen van het ongeluk voor verdachte en de mogelijkheid van schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanmerkelijk onvoorzichtig handelen in het verkeer. Door zijn snelheid niet te minderen bij het naderen van een onoverzichtelijke kruising en vervolgens geen voorrang te verlenen aan de van rechts komende scooter waarop de slachtoffers zaten, heeft hij een ongeluk veroorzaakt waarbij de jonge slachtoffers ernstig letsel hebben opgelopen. De slachtoffers hebben nog lange tijd last van de gevolgen van dit ongeluk (gehad). Een deel van het letsel is blijvend.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat verdachte open stond voor een mediationtraject met de slachtoffers en dat dit traject positief is afgerond. Uit de slotovereenkomst van het traject blijkt dat het gesprek tussen verdachte en de slachtoffers alle betrokken partijen goed heeft gedaan. De slachtoffers hebben daarbij ook aangegeven niet te willen dat verdachte nog straf krijgt of andere nadelige gevolgen ervaart door het ongeval. Verdachte heeft tijdens het mediationtraject en tijdens de terechtzitting oprecht berouw getoond en laten blijken het door hem aan de slachtoffers aangedane leed in te zien. Het ongeluk blijkt op psychisch vlak ook een grote impact op hem te hebben gehad. Verder heeft verdachte zijn volledige medewerking aan het onderzoek verleend.
Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval, acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uren passend. Kijkend naar de uitkomst van het doorlopen mediationtraject en de gevolgen van het ongeval voor verdachte zelf, ziet de rechtbank aanleiding om voornoemde straf geheel voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast dient naar het oordeel van de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid als strafmodaliteit aan verdachte te worden opgelegd. De rechtbank houdt - naast de uitkomsten van het mediationtraject - rekening met het feit dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn werk als ZZP’er te kunnen uitoefenen en ziet aanleiding om ook deze straf geheel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen en hieraan een proeftijd van 2 jaren te verbinden.

Toepasselijke wetsartikelen

De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, en 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

DE UITSPRAAK

De rechtbank:
verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
legt op de volgende straf en maatregel:
een taakstrafvoor de duur van
80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis,
voorwaardelijkmet een
proeftijd van 2 jaren;
en

een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;

voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.M. Hettinga, voorzitter,
mr. N. Flikkenschild en mr. C.S.M. Morel, leden,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,
en is uitgesproken op 16 juni 2025.