ECLI:NL:RBOBR:2025:3519

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
C/01/412494 / HA ZA 25-110
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voorlopige voorziening in verzekeringszaak met betrekking tot schending mededelingsplicht

In deze zaak vorderde Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en Achmea Zorgverzekeringen N.V. (hierna: Zilveren Kruis c.s.) een voorlopige voorziening in het kader van een geschil over de schending van de mededelingsplicht door een verzekerde bij het aangaan van een aanvullende ziektekostenverzekering. De verzekeraar had de naam van de verzekerde opgenomen in interne en externe registers als sanctie voor de schending van de mededelingsplicht. De Geschillencommissie Zorgverzekeringen had in een bindend advies de termijn van opname in het interne register van 8 jaar teruggebracht naar 1 jaar. Zilveren Kruis c.s. was het niet eens met deze beslissing en vorderde in de hoofdzaak vernietiging van het bindend advies op dit punt. In het incident vroeg Zilveren Kruis c.s. de rechtbank om toestemming om de naam van de verzekerde in de registers op te nemen voor de duur van het geding. De rechtbank weigerde deze vordering, omdat het vooralsnog niet aannemelijk was dat de hoofdzaak in het voordeel van Zilveren Kruis c.s. zou uitvallen. De rechtbank oordeelde dat de beslissing van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen voldoende gemotiveerd was en dat de belangen van de verzekerde niet onevenredig geschaad zouden worden door de kortere registratieduur. De rechtbank veroordeelde Zilveren Kruis c.s. in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/412494 / HA ZA 25-110
Vonnis in incident van 14 mei 2025
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
2. de naamloze vennootschap
ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna samen te noemen: Zilveren Kruis c.s.,
advocaat mr. H.J. Arnold te Leiden,
tegen
[ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] ,
advocaat mr. M.C. Hoogendam te Leusden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening,
  • de akte overlegging producties van Zilveren Kruis c.s.,
  • de incidentele conclusie van antwoord van [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] ,
  • de akte uitlaten productie van Zilveren Kruis c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
Het geschil in de hoofdzaak gaat over de gevolgen die Zilveren Kruis c.s. heeft verbonden aan het schenden van de mededelingsplicht door [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] bij het aangaan van een aanvullende ziektekostenverzekering. Volgens Zilveren Kruis c.s. had [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] die mededelingsplicht opzettelijk geschonden. Zilveren Kruis c.s. heeft een aantal maatregelen opgelegd aan [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] , waaronder opname van haar persoonsgegevens in de gebeurtenissenadministratie en het intern verwijzingsregister voor de duur van 8 jaar. [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] heeft een klacht ingediend bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (hierna: SKGZ). Op 19 november 2024 heeft de Geschillencommissie Zorgverzekeringen van de SKGZ een bindend advies gegeven, waarbij de hiervoor bedoelde termijn van 8 jaar is teruggebracht naar 1 jaar. De beslissing van de Geschillencommissie Zorgverzekeringen luidt – voor zover voor dit incident van belang – als volgt:
“(…)
De commissie beslist dat:
(…)
(ii) de ziektekostenverzekeraar de gebeurtenis respectievelijk de persoonsgegevens van verzoekster mag opnemen in de Gebeurtenissenadministratie, het IVR en het EVR voor de duur van maximaal één jaar tot 24 januari 2025;
(…)”
Zilveren Kruis c.s. is daarop een bodemprocedure begonnen waarin zij (uitsluitend) op dit punt vernietiging vordert van het bindend advies. Zij legt daaraan ten grondslag dat gebondenheid van Zilveren Kruis c.s. aan het bindend advies in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.2.
In het incident vordert Zilveren Kruis c.s. dat de rechtbank het Zilveren Kruis c.s. toestaat om de persoonsgegevens van [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] in de gebeurtenissenadministratie en het intern verwijzingsregister op te nemen, totdat de rechtbank in de hoofdzaak eindvonnis zal hebben gewezen, met veroordeling van [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] in de kosten van het incident.
2.3.
[ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.4.
In artikel 223 Rv is bepaald dat iedere partij tijdens een aanhangig geding kan vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits de voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank stelt vast dat de provisionele vordering van Zilveren Kruis c.s. hieraan voldoet.
2.5.
Toewijzing van een vordering tot een voorlopige voorziening voor de duur van het geding als bedoeld in artikel 223 Rv is alleen mogelijk wanneer Zilveren Kruis c.s. daarbij voldoende belang heeft. De in het bindend advies bepaalde termijn van 1 jaar is inmiddels verstreken. De rechtbank kan de gevraagde voorlopige voorziening vooruitlopend op de in de hoofdzaak te nemen beslissing alleen toewijzen als aannemelijk is dat de vordering in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk zal worden toegewezen. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat dat niet het geval is. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
2.6.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen die hun geschil ter beslissing aan een bindend adviseur hebben voorgelegd, aan het bindend advies zijn gebonden. De in artikel 7:904 BW gegeven mogelijkheid om vervolgens de zaak aan de gewone rechter voor te leggen betekent niet dat de gewone rechter zijn eigen oordeel over het geschil in de plaats van het bindend advies mag stellen. De beslissing van de bindend adviseur is slechts dán aantastbaar indien de bindend adviseur, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in redelijkheid niet tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer een bindend adviseur buiten zijn opdracht is getreden of wanneer de inhoud van de beslissing gebaseerd is op ernstige fouten waardoor de inhoud niet klopt.
2.7.
Uit de gang van zaken blijkt dat aan de procedure bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen geen gebreken kleven. Hoor en wederhoor zijn toegepast, Zilveren Kruis c.s. heeft de gelegenheid gehad haar standpunt uiteen te zetten op schrift en tijdens een mondelinge behandeling. Met betrekking tot de registratieduur van 8 jaren heeft Zilveren Kruis c.s. voor de Geschillencommissie Zorgverzekeringen het volgende aangevoerd:
“De Gebeurtenissenadministratie en het Intern Verwijzingsregister (IVR) Zilveren Kruis heeft naast de klantadministratie, waarin klantgegevens worden vastgelegd, een Gebeurtenissenadministratie, waarin gebeurtenissen worden vastgelegd die van belang zijn voor de veiligheid en integriteit van Zilveren Kruis. De vastgelegde 'gebeurtenissen’ zijn gegevens van feitelijke aard met een uiteenlopend karakter, variërend van klachten van verzekerden tot screeningsverzoeken en gegevens over door de verzekerde gepleegde fraude. De vastgelegde gegevens in de Gebeurtenissenadministratie zijn alleen te raadplegen door medewerkers van de afdeling Speciale Zaken van Zilveren Kruis, niet door andere
medewerkers van Zilveren Kruis en evenmin door medewerkers van een andere financiële instelling.
De afdeling Speciale Zaken van Zilveren Kruis beslist na een belangenafweging of de gegevens in de Gebeurtenissenadministratie leiden tot een vermelding in het IVR van Zilveren Kruis. Het IVR fungeert als intern waarschuwingssysteem voor veiligheidsrisico's. Een dergelijke registratie is uitsluitend zichtbaar voor medewerkers van de Achmea-groep, op basis van het principe ‘hit/no hit’. De medewerkers die het register raadplegen krijgen de reden van de registratie niet te zien, maar dienen bij een melding contact op te nemen met afdeling Speciale Zaken, die adviseert over de te nemen beslissing.
De Gebeurtenissenadministratie en het IVR vormen het interne waarschuwingssysteem van Zilveren Kruis en de Achmea-groep waarvan Zilveren Kruis deel uitmaakt. Op registratie in deze registers zijn de AVG en de UAVG van toepassing. Hiervóór is vastgesteld dat tegen verzekerde een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld aan strafbare feiten bestaat. Een vaststelling die, op grond van artikel 33 lid 2 sub b UAVG ook voldoende is om de registratie in de interne registers te handhaven.
Zilveren Kruis acht voor deze registraties de duur van acht jaar proportioneel. Voorop staat dat de registraties in het IVR en de Gebeurtenissenadministratie zuiver intern zijn. De registraties hebben tot gevolg dat verzekerde niet langer gebruik kan maken van de diensten van de Achmea-groep waarvan Zilveren Kruis deel uitmaakt. Gesteld noch
gebleken is dat verzekerde een bijzonder belang heeft bij een financiële relatie met (juist) de Achmea-groep. Omdat financiële instellingen die geen deel uitmaken van deze groep geen toegang tot de persoonsgegevens van verzekerde in het IVR en de Gebeurtenissenadministratie hebben, wordt hij dus, na afloop van de registratie in het EVR, niet belemmerd in zijn mogelijkheden om met een andere financiële instelling een relatie aan te gaan. De Gebeurtenissenadministratie fungeert bovendien als het 'geheugen' van Zilveren Kruis en aan opname van die gegevens zijn op zichzelf nog geen directe gevolgen voor verzekerde verbonden.”
2.8.
De Geschillencommissie Zorgverzekeringen heeft daarover het volgende overwogen:
“6.9. Met betrekking tot de registraties geldt dat deze moeten voldoen aan de vereisten van
subsidiariteit en proportionaliteit. De ziektekostenverzekeraar heeft toegelicht dat de opgelegde maatregelen dienen ter bescherming van zijn belangen en die van de financiële sector. Dat de opgelegde maatregelen daartoe dienstig zijn en dat hetgeen hiermee wordt beoogd niet langs een andere weg kan worden gerealiseerd, wordt door de commissie onderschreven. Aan het vereiste van subsidiariteit is derhalve voldaan. Een andere vraag is die naar de proportionaliteit van deze maatregelen.
In dit geval heeft de ziektekostenverzekeraar de gebeurtenis ingeschreven in de
Gebeurtenissenadministratie en de persoonsgegevens van verzoeker opgenomen in het IVR
voor de duur van acht jaren vanaf 24 januari 2024. Verder heeft de ziektekostenverzekeraar de persoonsgegevens van verzoekster opgenomen in het Incidentenregister voor de duur van acht jaren vanaf 13 december 2023 en in het EVR voor de duur van één jaar vanaf 24 januari 2024. Ten aanzien van de duur van opname in de verschillende registraties overweegt de commissie als volgt.
6.10.
De inschrijving van de gebeurtenis in de Gebeurtenissenadministratie en het opnemen
van de persoonsgegevens van verzoekster in het IVR hebben een werking die beperkt blijft tot de ziektekostenverzekeraar en de rechtspersonen van het concern waartoe de
ziektekostenverzekeraar behoort. Van deze registratie zal verzoekster hinder ondervinden als zij een financiële dienst wil afnemen bij een rechtspersoon die behoort tot het concern van de ziektekostenverzekeraar. Voor de registraties in het EVR en het Incidentenregister geldt dat sprake is van een - al dan niet beperkte - externe werking.
De commissie acht de registratie in het EVR voor de duur van één jaar proportioneel, gelet
op de ernst van het feit en de houding van verzoekster tijdens de onderzoeksfase en daarna,
welke houding wordt gekenmerkt door ontkenning van het gebeurde. Ten aanzien van de
registratie in het Incidentenregister, de Gebeurtenissenadministratie en het IVR heeft de
ziektekostenverzekeraar gekozen voor registratie voor de duur van acht jaren. De commissie
overweegt dat van de ziektekostenverzekeraar een behoorlijke onderbouwing mag worden
verwacht voor de duur van de registraties. Dit geldt temeer nu hij ten aanzien van deze
registraties heeft gekozen voor de maximale duur van acht jaren. Dat de ziektekostenverzekeraar verzoekster liefst langere tijd niet als klant wenst en dat verzoekster van de registratie maar beperkt hinder ondervindt, overtuigt in dat verband niet.
De commissie concludeert dat de ziektekostenverzekeraar - met uitzondering van de registratie in het EVR - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de opgelegde maatregelen proportioneel zijn. Zij stelt de duur van de registratie in het Incidentenregister, de Gebeurtenissenadministratie en het IVR in goede justitie vast op een termijn gelijk aan de registratie in het EVR, namelijk één jaar.
(…)”
2.9.
Zilveren Kruis c.s. is het niet eens met de inhoud van de beslissing. Dat die beslissing haar onwelgevallig is, omdat zij [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] om begrijpelijke redenen gedurende een langere periode niet meer als klant wil hebben, betekent echter naar het voorlopig oordeel van de rechtbank nog niet dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Zilveren Kruis c.s. daaraan gebonden is. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat de beslissing over de termijn van registratie van de gegevens in het bindend advies voldoende is gemotiveerd. De Geschillencommissie Zorgverzekeringen heeft de argumenten van Zilveren Kruis c.s. gewogen en onvoldoende bevonden voor een langere termijn van registratie dan 1 jaar. Dat [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] voor de Geschillencommissie Zorgverzekeringen geen specifiek verweer heeft gevoerd tegen de termijn van registratie en de onderbouwing die Zilveren Kruis c.s. had gegeven daarom, anders dan het uiteindelijke oordeel, wel voldoende was, acht de rechtbank vooralsnog niet van belang. [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] verzette zich tegen alle maatregelen die waren opgelegd, zij wilde in het geheel geen registratie. Zij hoefde daarom niet specifiek in te gaan op de opgelegde termijn. De overige omstandigheden die Zilveren Kruis c.s. aandraagt ter onderbouwing van het beroep op vernietiging ( [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] kan diensten van andere zorgverzekeraars afnemen, [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] heeft geen omstandigheden aangevoerd die een kortere registratieduur van 8 jaar rechtvaardigen, er is sprake van verzwarende omstandigheden vanwege ontkenning fraude en gebrek aan medewerking aan het fraudeonderzoek) waren allemaal al bekend bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen en hebben desondanks niet tot een beslissing in het voordeel van Zilveren Kruis c.s. geleid. Ook dat leidt vooralsnog niet tot het oordeel dat de Geschillencommissie Zorgverzekeringen in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen. Dat de beslissing innerlijk tegenstrijdig is, volgt de rechtbank vooralsnog ook niet. Volgens Zilveren Kruis c.s. is het tegenstrijdig dat de Geschillencommissie Zorgverzekeringen enerzijds oordeelt dat de interne registraties dienstig zijn ter bescherming van de belangen van Zilveren Kruis c.s. en die van de financiële sector en niet langs andere weg kan worden gerealiseerd, maar anderzijds dat de registratieduur beperkt wordt tot 1 jaar. Dat betekent dat Zilveren Kruis c.s. zich na dat jaar niet meer kan beschermen tegen mogelijke nieuwe fraude door [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] . De rechtbank volgt daarin in het kader van dit incident niet. Het enkele feit dat de Geschillencommissie Zorgverzekeringen in dit geval een kortere termijn gerechtvaardigd vindt dan Zilveren Kruis c.s. wenst, maakt de beslissing nog niet innerlijk tegenstrijdig.
2.10.
De conclusie is daarom dat vooralsnog niet aannemelijk is dat de rechtbank in de hoofdzaak de vordering van Zilveren Kruis c.s. geheel of gedeeltelijk zal toewijzen. Er is ook geen sprake is van een andere grond die, ondanks het vorenstaande, voldoende belang bij de toewijzing oplevert. De gevorderde voorlopige voorziening wordt daarom geweigerd.
2.11.
Zilveren Kruis c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten aan de zijde van [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] op:
- salaris advocaat
614,00
(1,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af,
3.2.
veroordeelt Zilveren Kruis c.s. in de kosten van het incident, aan de zijde van [ gedaagde in de hoofdzaak en verweerster in het incident] tot op heden begroot op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Zilveren Kruis c.s. niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.