ECLI:NL:RBOBR:2025:3623

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
C/01/400618 / HA ZA 24-60 en C/01/404487 / HA ZA 24-316
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aannemingsovereenkomst en vertegenwoordigingsbevoegdheid in civiele rechtszaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Oost-Brabant, gaat het om een geschil tussen eisers en gedaagden over een aannemingsovereenkomst. Eisers hebben in de zomer van 2023 werkzaamheden aan hun woning laten uitvoeren door gedaagden, maar er ontstond een geschil over de uitvoering van deze werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd, wat heeft geleid tot schade aan de woning van eisers. De eisers hebben een schadevergoeding van € 104.990,74 gevorderd, gebaseerd op een rapport van een expertisebureau dat de gebreken heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade, omdat hij als contractspartij moet worden aangemerkt, ondanks dat hij niet de ondertekenaar van de overeenkomst was. De rechtbank heeft de vordering van eisers toegewezen en gedaagde veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met rente en proceskosten. In de vrijwaringszaak heeft gedaagde geprobeerd om gedaagde in de hoofdzaak aansprakelijk te stellen voor onbevoegde vertegenwoordiging, maar deze vordering is afgewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet voldoende heeft aangetoond dat er sprake was van onbevoegde vertegenwoordiging.

Uitspraak

RECHTBANK Oost-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Vonnis van 25 juni 2025
in de hoofdzaak met zaak- / rolnummer C/01/400618 / HA ZA 24-60 van

1.[eiser 1 in de hoofdzaak] ,

te [plaats] ,
2.
[eiser 2 in de hoofdzaak],
te [plaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers in de hoofdzaak] ,
advocaat: mr. T.G.L.M. Meevis,
tegen
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak], handelende onder de naam
[bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
en in de vrijwaringszaak met zaak- / rolnummer C/01/404487 / HA ZA 24-316 van
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
te [plaats] ,
eisende partij in vrijwaring,
hierna te noemen: [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
advocaat: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen
[gedaagde in de vrijwaringszaak] ,
te [plaats] ,
gedaagde partij in vrijwaring,
hierna te noemen: [gedaagde in de vrijwaringszaak] ,
advocaat: mr. J.P.M. Mol.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 januari 2024 met 18 producties
  • de aanvulling op dagvaarding van 6 maart 2024 met substantiëringsplicht
  • de incidentele conclusie van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van 6 maart 2024
  • de incidentele conclusie van antwoord van [eisers in de hoofdzaak] van 20 maart 2024 met 4 producties
  • de akte van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van 3 april 2024
  • het vonnis in incident van 1 mei 2024
  • de conclusie van antwoord in conventie met voorwaardelijke eis in reconventie van 12 juni 2024 met 1 productie
  • de conclusie van antwoord in reconventie van 24 juli 2024 met 11 producties
  • de akte met 3 producties van [eisers in de hoofdzaak] van 15 mei 2025.
1.2.
Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 mei 2024 met 2 producties
  • de akte van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van 29 mei 2024
  • de conclusie van antwoord in conventie met voorwaardelijke eis in reconventie van 14 augustus 2024 met 12 producties
  • de conclusie van antwoord in reconventie met akte in conventie van 15 mei 2025 met 6 producties
  • de tweede akte van [gedaagde in de vrijwaringszaak] van 15 mei 2025 met 2 producties.
1.3.
De mondelinge behandeling in de hoofd- en vrijwaringszaak heeft plaatsgevonden op 15 mei 2025, waar partijen met hun advocaten zijn verschenen. Partijen hebben vragen van de rechtbank beantwoord en hebben hun standpunten toegelicht. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt.
1.4.
Ten slotte is de datum voor vonnis nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

In de hoofdzaak
2.1.
[eisers in de hoofdzaak] hebben in de zomer van 2023 werkzaamheden laten verrichten aan hun woning door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] . De werkzaamheden zijn begonnen op 18 juli 2023 en omvatten het aanleggen van twee badkamers en twee wc’s, vernieuwingen aan de dakbedekking van de garage van [eisers in de hoofdzaak] en het mogelijk maken van een vaste trap naar de zolder.
2.2.
Op 25 augustus 2023 ontstaat een geschil over het al dan niet moeten aanleggen van een aardleiding. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] leggen de werkzaamheden neer.
2.3.
[eisers in de hoofdzaak] hebben op 8 september 2023 door expertisebureau Loyal Experts een inspectie laten uitvoeren naar de staat van het werk. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] waren daarbij aanwezig. Op de inspectiedag overhandigen [eisers in de hoofdzaak] een ingebrekestelling aan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , gedagtekend 7 september 2023, met de inhoud (voor zover relevant):
“Beste heer [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
Vandaag zijn wij tot de nare ontdekking gekomen dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] niet de eigenaar is van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ) maar u bent de eigenaar. Jullie hebben ons opzettelijk verkeerde informatie gegeven en u zelf anders voorgesteld. U gaf aan de elektricien te zijn en door [gedaagde in de vrijwaringszaak] ingehuurd te zijn voor ons verbouwing. De brief ingebrekestelling richten wij nu dus tevens aan u. U ontvangt daarom op 08 september 2023 tijdens de inspectie om 14.00uur deze brief.
[…]
Uitvoeren herstelwerkzaamheden
Ik heb u al gevraagd de herstelwerkzaamheden uit te voeren. Dat is niet gebeurd. U bent als eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] verantwoordelijk voor het afleveren van goed en veilig gemaakt werk en moet deze bij tekortkomingen herstellen. Zo is dat wettelijk geregeld. Ik stel u hierbij aansprakelijk voor eventuele schade die het gevolg is van het ondeugdelijke werk.
Afspraak maken en uiterste termijn
Ik hoor graag binnen 14 dagen wanneer u de gebreken gaat herstellen. Kunt u daarvoor contact opnemen met mij? Ik ben te bereiken op [telefoonnummer] . Als ik binnen twee weken niets van u hoor, overweeg ik vervolgstappen. De kosten die hieraan verbonden zijn, verhaal ik bij u. Ik ga er vooralsnog vanuit dat het niet zover hoeft te komen. In elk geval moeten de herstelwerkzaamheden binnen 4 weken na de datum van deze brief deugdelijk zijn uitgevoerd op uw kosten.”
2.4.
Op 9 september 2023 sturen [eisers in de hoofdzaak] een e-mail naar [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] met de inhoud:
“Beste [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
op vrijdag 8 september om 14:00uur kwam jij samen met [gedaagde in de vrijwaringszaak] bij ons (woning aan de [adres] in [plaats] ) voor de inspectie door de heer [A] . Omdat [gedaagde in de vrijwaringszaak] op 7 september te kennen heeft gegeven dat jij de eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] bent, heb ik jullie beide persoonlijk de ingebrekestellingsbrief overhandigd. Deze hebben jullie beide aangenomen in bijzijn van getuigen (.o.a. [A] ). Ik heb tevens je mailadres gevraagd om deze digitaal ook nog te kunnen versturen. Bij deze.
[…]”
2.5.
Op 14 september 2023 stuurt [gedaagde in de vrijwaringszaak] een e-mail naar [eisers in de hoofdzaak] met de inhoud:
“Geachte Fam. [eisers in de hoofdzaak] ,
Jullie wilden binnen 14 dagen antwoord wat juridisch geen enkele waarde heeft maar niettemiin het volgende:
Het lijkt ons verstandig om het rapport van de deskundige af te wachten en daarna in een gesprek tot elkaar proberen te komen.
Wij horen het gaarne? [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] - [gedaagde in de vrijwaringszaak] .”
2.6.
Op 19 september 2023 stuurt [gedaagde in de vrijwaringszaak] een e-mail naar [eisers in de hoofdzaak] met de inhoud:
“Geachte Fam. [eisers in de hoofdzaak] ,
Jullie laten niets meer horen,ook van de het rapport horen of zien we niets derhalve hierbij oa de rekening voor gedane werkzaamheden. Er staan nog diverse materialen en gereedschappen bij jullie in het huis. Wanneer kunnen we dit ophalen?
Betaling binnen 14 dagen anders zijn wij genoodzaakt via gerechtelijke weg tot invordering over te gaan.
[bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] - [gedaagde in de vrijwaringszaak] ”
2.7.
Op 20 september 2023 sturen [eisers in de hoofdzaak] een e-mail naar de mailadressen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] met de inhoud:
“Geachte heer [gedaagde in de vrijwaringszaak] en heer [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ,
Bij deze reageren wij op uw onderstaande email van gisteren 19 september 2023; Wij hebben nog niet eerder contact met jullie opgenomen omdat wij zelf op dit moment nog in afwachting zijn van het bouw inspectierapport. Mede ook gezien u in uw eerdere e-mail van 14 september jl. zelf heeft aangegeven de voorkeur te hebben om na het bouw inspectierapport inhoudelijk te willen reageren.
In afwachting van het bouw inspectierapport, behouden wij ons voor om nu nog niet inhoudelijk te reageren op de door jullie aangedragen onderwerpen.
[…]”
2.7.1.
Onder de e-mail van [eisers in de hoofdzaak] van 20 september 2023 staan voormelde e-mails van [gedaagde in de vrijwaringszaak] van 14 september 2023 en 19 september 2023.
2.8.
Op 6 oktober 2023 heeft Loyal Experts een rapport uitgebracht aan [eisers in de hoofdzaak] . Daarin heeft Loyal Experts een schadebegroting opgenomen van € 104.990,74.
2.9.
Op 8 november 2023 hebben [eisers in de hoofdzaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] per brief gesommeerd om binnen acht dagen een bedrag van € 104,990,74 te betalen.
In de vrijwaring
2.10.
De in randnummers 2.1 tot en met 2.9 vermelde in de hoofdzaak vaststaande feiten staan in de vrijwaringszaak eveneens vast.

3.De vorderingen

In de hoofdzaak
3.1.
[eisers in de hoofdzaak] vorderen - samengevat - veroordeling van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] tot betaling van € 104.990,74, vermeerderd met rente en kosten, daaronder begrepen de gemaakte beslagkosten. Dit alles uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Volgens [eisers in de hoofdzaak] hebben zij een overeenkomst gesloten met [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] (hierna: [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ). Hoewel [gedaagde in de vrijwaringszaak] degene was die de oorspronkelijke offerte heeft ondertekend, bleek volgens [eisers in de hoofdzaak] later dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] een eenmanszaak was die op naam stond van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Daarom is volgens [eisers in de hoofdzaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hun contractspartij. [eisers in de hoofdzaak] spreken [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] daarom aan tot vergoeding van de door hen geleden schade.
3.3.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] voert verweer. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers in de hoofdzaak] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers in de hoofdzaak] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers in de hoofdzaak] in de kosten van deze procedure.
3.4.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] voert aan dat hij niet de contractspartij is van [eisers in de hoofdzaak] . Hij heeft immers geen overeenkomst met hen getekend. Voor zover [gedaagde in de vrijwaringszaak] op naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft gecontracteerd, dient [gedaagde in de vrijwaringszaak] aangemerkt te worden als wederpartij van [eisers in de hoofdzaak] .
In de vrijwaringszaak
3.5.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft [gedaagde in de vrijwaringszaak] in vrijwaring opgeroepen. Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] als contractspartij aansprakelijk is voor de door [eisers in de hoofdzaak] gestelde schade, dan is deze schade ontstaan doordat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onbevoegdelijk is vertegenwoordigd door [gedaagde in de vrijwaringszaak] . [gedaagde in de vrijwaringszaak] was immers niet gevolmachtigd om namens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] te contracteren.
3.6.
[gedaagde in de vrijwaringszaak] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onbevoegdelijk te vertegenwoordigen. [gedaagde in de vrijwaringszaak] was namelijk wel degelijk vertegenwoordigingsbevoegd.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

Inleiding
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat er, mede door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , werkzaamheden aan de woning van [eisers in de hoofdzaak] hebben plaatsgevonden. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] stelt zich echter op het standpunt dat hij geen partij is bij de aan deze werkzaamheden ten grondslag liggende overeenkomst. Dat is het belangrijkst verweer van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Als [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] geen partij is bij de overeenkomst, dan dienen de vorderingen van [eisers in de hoofdzaak] – die een tussen hen en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] geldende overeenkomst als uitgangspunt nemen – te worden afgewezen.
4.2.
Volgens [eisers in de hoofdzaak] is [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hun contractspartij omdat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de natuurlijke persoon is achter de eenmanszaak [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] kan hij geen contractspartij zijn omdat hij de overeenkomst niet heeft getekend. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is alleen [gedaagde in de vrijwaringszaak] steeds in gesprek geweest met [eisers in de hoofdzaak] over de prijs en over andere financiële en zakelijke aspecten. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft hij nooit bijgedragen aan de totstandkoming van een overeenkomst en heeft hij uitsluitend voor [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] als onderaannemer opgetreden. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft [gedaagde in de vrijwaringszaak] de naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] misbruikt en was hij niet gemachtigd om namens [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] op te treden. Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft hij nooit de indruk gewekt richting [eisers in de hoofdzaak] dat zij met [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hadden gecontracteerd en evenmin dat hij wist dat zij dit dachten. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] stelt nooit op de hoogte te zijn geweest van de verschillende offertes die in omloop waren waarop het bedrijfslogo van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] te zien is.
4.3.
De rechtbank zal hierna eerst uiteenzetten welk toetsingskader in deze zaak van toepassing is. Vervolgens wordt uitgelegd waarom de rechtbank van oordeel is dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] partij is bij de overeenkomst. Daarna worden de overige aspecten van de vorderingen van [eisers in de hoofdzaak] besproken.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is partij in de aanneemovereenkomst
Toetsingskader
4.4.
In deze zaak hebben [eisers in de hoofdzaak] verschillende omstandigheden gesteld die volgens hen maken dat zij een overeenkomst hebben gesloten met [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . In de kern betogen [eisers in de hoofdzaak] dat dit het geval is omdat zij steeds met [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hebben gecontracteerd. In deze zaak staat echter vast dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] geen rechtspersoonlijkheid had of anderszins als zodanig contractspartij kan zijn, aangezien [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] slechts een handelsnaam is van de eenmanszaak van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Aangezien ook vast staat dat niet [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , maar [gedaagde in de vrijwaringszaak] feitelijk de handelingen heeft verricht die hebben geleid tot de totstandkoming van de overeenkomst, moet de rechtbank beoordelen of [gedaagde in de vrijwaringszaak] namens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de overeenkomst heeft gesloten. Hierbij zijn de volgende toetsingskaders van belang.
4.5.
De beantwoording van de vraag of iemand bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam en dus als contractspartij heeft opgetreden of als vertegenwoordiger van een ander, waarbij die ander dus als contractspartij moet worden aangemerkt, hangt af van hetgeen de betrokken partijen daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Niet uitgesloten is dat op enig moment na het sluiten van de overeenkomst een ander dan een van de oorspronkelijke contractspartijen in plaats van die oorspronkelijke contractspartij dient te worden aangemerkt als contractspartij. [1]
4.6.
Is een rechtshandeling in naam van een ander verricht, dan kan tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, op de onjuistheid van deze veronderstelling geen beroep worden gedaan. Dat staat in artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.7.
Voor toerekening van schijn van volmachtverlening kan ook plaats zijn wanneer de wederpartij gerechtvaardigd heeft vertrouwd op een volmachtverlening op grond van feiten en omstandigheden die de vertegenwoordigde betreffen en voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Van zodanige feiten en omstandigheden kan ook sprake zijn in geval van een niet-doen, waaronder het laten voortbestaan van een bepaalde situatie. [2]
4.8.
Partijen twisten over de vraag of er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [eisers in de hoofdzaak] . De stelplicht ligt in dit kader bij [eisers in de hoofdzaak] . Zij moeten onderbouwd stellen welke omstandigheden volgens hen maken dat, gelet op de in de vorige randnummers genoemde toetsingskaders, een overeenkomst tot stand is gekomen tussen hen en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft tot aan deze procedure niet weersproken dat hij contractspartij is
4.9.
Volgens [eisers in de hoofdzaak] hebben zij contact gehad met Sanisale – een sanitairbedrijf – met de vraag of zij een geschikte aannemer voor de door [eisers in de hoofdzaak] voorgenomen werkzaamheden konden aanraden. Sanisale heeft het telefoonnummer van [eisers in de hoofdzaak] doorgegeven aan [gedaagde in de vrijwaringszaak] , waarop [eisers in de hoofdzaak] door [gedaagde in de vrijwaringszaak] zijn gebeld. [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft zich vervolgens steeds gepresenteerd als eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en heeft een offerte uitgebracht met het bedrijfslogo, KvK-nummer en bankrekeningnummer van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en met de vermelding van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] naast zijn eigen naam in de ondertekening. Deze omstandigheden zijn met stukken onderbouwd en zijn niet door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] weersproken. Daarom komen ze vast te staan.
4.9.1.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft volgens [eisers in de hoofdzaak] zelf nooit medegedeeld dat hij als onderaannemer van [gedaagde in de vrijwaringszaak] optrad en heeft ook anderszins geen blijk gegeven van een bepaalde rechtsverhouding tussen hem en [gedaagde in de vrijwaringszaak] . Dit is door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet weersproken en komt daarom vast te staan.
4.9.2.
[eisers in de hoofdzaak] hebben verder gewezen op een brief van 7 september 2023 die zij aan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hebben overhandigd waarin zij melding maken van hun constatering dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in het handelsregister staat vermeld als eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en dat zij daarom ook [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in zijn hoedanigheid van eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in gebreke stellen voor het herstel van de gebreken die zij aan hun woning hebben geconstateerd. Ditzelfde hebben [eisers in de hoofdzaak] geschreven in hun e-mail van 9 september 2023 en de e-mail van 20 september 2023, waarvan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet heeft weersproken dat hij die heeft ontvangen. De e-mail van 20 september 2023 was bovendien een directe reactie op de – in die mail zichtbare – e-mails van [gedaagde in de vrijwaringszaak] van 14 september 2023 en 19 september 2023 die waren ondertekend met ‘ [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] – [gedaagde in de vrijwaringszaak] ’ en waarin [gedaagde in de vrijwaringszaak] in de wij-vorm correspondeert. Volgens [eisers in de hoofdzaak] heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] op geen enkel moment aangegeven dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet als contractspartij moet worden gezien. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft volgens [eisers in de hoofdzaak] überhaupt niet gereageerd en dat heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ook niet betwist. Wel is [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] verschenen bij de inspectie van 8 september 2023, terwijl [gedaagde in de vrijwaringszaak] daarvoor in eerste instantie als enige was uitgenodigd. Tijdens noch na de inspectie is door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] iets gezegd over de vraag of [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij was, terwijl [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] toen wel de op 7 september 2023 gedateerde brief in ontvangst heeft genomen. Tijdens de inspectie heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] zichzelf voorgesteld als ‘ [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ’. Ook deze gang van zaken is door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet betwist, waardoor deze komt vast te staan.
Tussenconclusie: wat vast is komen te staan
4.10.
De tussenconclusie is dat vast is komen te staan dat:
  • [eisers in de hoofdzaak] een offerte hebben getekend met het bedrijfslogo, KvK-nummer en bankrekeningnummer van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ;
  • [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] nooit uitlatingen heeft gedaan die wijzen op een bepaalde contractsrelatie tussen hem en [gedaagde in de vrijwaringszaak] of hem en [eisers in de hoofdzaak] ;
  • [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet heeft gereageerd op meerdere e-mails van [eisers in de hoofdzaak] waarin zij hem aanspreken in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en evenmin op het gegeven dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] in de onder deze mails zichtbare mails tekent met ‘ [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] – [gedaagde in de vrijwaringszaak] ’ en in de wij-vorm correspondeert;
  • [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is op verzoek van [gedaagde in de vrijwaringszaak] aanwezig geweest bij de inspectie van 8 september 2023 en heeft zich toen voorgesteld als ‘ [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ’. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft toen en na de inspectie ook niets gezegd over de contractuele betrokkenheid van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , terwijl hij sinds de inspectie wel wist dat [eisers in de hoofdzaak] hem aanspraken als contractuele wederpartij.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] was onder deze omstandigheden contractspartij
4.11.
De vraag is vervolgens of deze omstandigheden de conclusie dragen dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij was.
4.12.
[eisers in de hoofdzaak] voeren in dit verband aan dat zij er steeds van uit zijn gegaan dat zij met [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hadden gecontracteerd en dat zij zich niet hebben bekreund over de vraag wat of wie [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] was. Deze vraag is tot deze procedure tussen geen van de betrokkenen - [eisers in de hoofdzaak] , [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] – aan de orde geweest.
4.13.
In deze zaak doet zich daarom de bijzonderheid voor dat de procespartijen op geen moment tijdens de uitvoering van de werkzaamheden stil hebben gestaan bij de vraag tussen wie de overeenkomst was gesloten op basis waarvan de werkzaamheden werden uitgevoerd.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat hoewel [gedaagde in de vrijwaringszaak] steeds het aanspreekpunt is geweest voor [eisers in de hoofdzaak] , de offerte heeft getekend en zich aanvankelijk als ‘eigenaar’ van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft voorgedaan, [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] als contractspartij moet worden aangemerkt. Dat komt omdat [eisers in de hoofdzaak] er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat dit het geval was. Zij mochten er redelijkerwijs van uitgaan dat zij een overeenkomst sloten met het bedrijf [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , aangezien de offerte deze bedrijfsnaam en bedrijfsgegevens vermeldde. Wat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] dan precies was, was voor [eisers in de hoofdzaak] niet duidelijk en dat kon het ook niet zijn omdat geen van de betrokkenen daar helderheid over had verschaft.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat [eisers in de hoofdzaak] vervolgens mochten menen dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] – als eigenaar van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] – hun wederpartij was. Dit hebben zijn begrijpelijkerwijs afgeleid uit het gegeven dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , na raadpleging door [eisers in de hoofdzaak] van het handelsregister nadat het geschil over de kwaliteit van de werkzaamheden ontstond, een eenmanszaak bleek te zijn op naam van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Deze veronderstelling werd vervolgens ondersteund door omstandigheden die in de risicosfeer van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] liggen. Doorslaggevend is het feit dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] nooit heeft gereageerd op de correspondentie tussen [gedaagde in de vrijwaringszaak] en [eisers in de hoofdzaak] waarin [eisers in de hoofdzaak] aangaven in de veronderstelling te zijn dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij was en waarin [eisers in de hoofdzaak] er expliciet op wijzen dat zij aanvankelijk dachten dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] eigenaar was van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , maar dat zij uit het handelsregister hebben opgemaakt dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] dat was en dat zij zich daarom tot hem wendden. Het had voor [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] daarom duidelijk moeten zijn dat [eisers in de hoofdzaak] ervan uitgingen dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de contractspartij was en dat hij als natuurlijke persoon achter de eenmanszaak verantwoordelijk werd gehouden voor de gestelde achterblijvende kwaliteit van de werkzaamheden. Door op deze mails geheel niet te reageren, vervolgens wel bij de inspectie van 8 september 2023 te verschijnen en zich op geen moment uit te spreken tegen de suggestie dat [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en dus hijzelf contractspartij was, is het bij [eisers in de hoofdzaak] ontstane beeld mede ontstaan door toedoen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
4.16.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in ieder geval vanaf het moment dat hij niet weersprak dat hij partij was bij de overeenkomst, moet worden aangemerkt als partij in de aanneemovereenkomst met [eisers in de hoofdzaak] .
4.17.
De rechtbank volgt in dit verband dus niet het standpunt van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ‘was’ en dus met uitsluiting van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij was omdat [gedaagde in de vrijwaringszaak] naam onder de offerte stond. De enkele ondertekening door [gedaagde in de vrijwaringszaak] van de offerte doet namelijk niet af aan hierboven beschreven omstandigheden die zich ná het ondertekenen van de offerte hebben voorgedaan en die maken dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] zelf als contractspartij moet worden aangemerkt. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft verder niets aangevoerd dat maakt dat, in weerwil van die omstandigheden, [eisers in de hoofdzaak] er redelijkerwijs niet van uit konden gaan dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in plaats van [gedaagde in de vrijwaringszaak] hun contractspartij was.
4.18.
Het door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] geschetste scenario waarin [gedaagde in de vrijwaringszaak] de naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft misbruikt, doet ook niet af aan de conclusie dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij was. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft namelijk geen omstandigheden aangevoerd die maken dat dit scenario – zo daar al sprake van is geweest – voor [eisers in de hoofdzaak] kenbaar moest zijn ten tijde van hun aansprakelijkstellingen in september 2023. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft dit standpunt immers pas bij conclusie van antwoord voor het eerst naar voren gebracht.
Ten overvloede: overige stellingen van [eisers in de hoofdzaak] hoeven niet te worden beoordeeld
4.19.
[eisers in de hoofdzaak] hebben nog verschillende andere omstandigheden gesteld die volgens hen maken dat het voor [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] kenbaar was dat [eisers in de hoofdzaak] dachten dat zij met [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] hadden gecontracteerd en waarop [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] vervolgens niet heeft gereageerd. Zo zou er tijdens de werkzaamheden herhaaldelijk zijn gesproken over [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , zou de offerte door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] zijn gezien en was [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] betrokken bij onderhandelingen over meerwerk. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft deze omstandigheden betwist. De rechtbank hoeft niet te beoordelen of deze omstandigheden vast komen te staan, aangezien de voormelde vaststaande omstandigheden reeds het oordeel kunnen dragen dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] contractspartij is.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is schadeplichtig
Inleiding
4.20.
Volgens [eisers in de hoofdzaak] is [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Deze hield in dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] twee nieuwe badkamers zou opleveren en twee wc’s. Verder is overeengekomen dat de dakbedekking van het garagedak zou worden vernieuwd en dat een vaste trap naar de zolder mogelijk werd gemaakt. Volgens [eisers in de hoofdzaak] zijn de werkzaamheden niet, dan wel verkeerd uitgevoerd. Zij vorderen vervangende schadevergoeding en vergoeding van geleden schade.
Tekortkomingen: rapport van Loyal Experts is bruikbaar en leidend
4.21.
[eisers in de hoofdzaak] beroepen zich ter onderbouwing van de door hen gestelde tekortkomingen aan de zijde van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] op een rapport van Loyal Experts. Dit expertisebureau is op 8 september 2023 langsgekomen om de staat van het werk op te nemen.
4.22.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft in algemene zin naar voren gebracht dat het rapport niet deugdelijk tot stand is gekomen omdat onduidelijk is wat volgens de rapporteur aan werkzaamheden was overeengekomen. Ook voert [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] aan dat het rapport van onjuistheden uitgaat met betrekking tot de opleveringsdatum en dat tijdens de inspectie geen gelegenheid is geboden aan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] om daadwerkelijk inbreng te leveren. Verder heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] aangevoerd dat het rapport niet objectief is omdat er sprake is van een partijdeskundige. De rechtbank merkt echter op dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de feitelijke constateringen in het rapport niet heeft betwist en ook niet heeft aangevoerd dat de constateringen buiten de overeengekomen werkzaamheden vielen. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft ook niet aangevoerd wat maakt dat de constateringen in het rapport geen blijk geven van gebrekkig werk of en waarom de motivering van het rapport ten aanzien van de gebreken niet juist is. Daarom komen de tekortkomingen zoals die in het rapport zijn geconstateerd vast te staan. Ook de door Loyal Experts voorgestelde wijze van herstel is door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet weersproken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de voorgestelde herstelwerkzaamheden redelijk zijn ter voltooiing van de overeengekomen werkzaamheden.
4.23.
In het rapport zijn, samengevat weergegeven, de volgende gebreken geconstateerd:
  • het gat in de zoldervloer waarop de vaste trap zou moeten worden aangesloten, is constructief ondeugdelijk;
  • bij het maken van het gat in de zoldervloer zijn de onderliggende trap en trapleuning ernstig beschadigd;
  • de elektrische bedrading is over verschillende plekken ondeugdelijk weggewerkt en sleuven zijn niet gedicht;
  • de badkamer en het toilet op de eerste verdieping is niet afgemaakt en moet, vanwege de gebrekkige bedrading, worden hersteld, ook moet er nog vloerverwarming worden aangebracht;
  • het toilet op de tweede verdieping heeft geen plafond en ventilator;
  • de badkamer met toilet op de tweede verdieping heeft geen plafond en ventilator;
  • een deur is ten onrechte afgevoerd en niet teruggeplaatst, het deurkozijn is scheef komen te hangen;
  • enkele leidingen dienen nog te worden voorzien van beugels en klemmen;
  • er is schade toegebracht aan een kozijn en de vensterbanken op de eerste verdieping, ook is een ruit beschadigd;
  • het toilet op de begane grond moet nog geheel worden afgemaakt;
  • er is sprake van beschadigd leidingwerk;
  • het glas in de voordeur is beschadigd geraakt tijdens de werkzaamheden;
  • de dakbedekking van de garage is ondeugdelijk aangelegd en dient opnieuw te worden gedaan;
  • de rioleringsbuizen achter de koof zijn niet aangelegd;
  • op zolder zijn verschillende elektrawerkzaamheden niet uitgevoerd;
  • het stucwerk zal op de plekken waar door [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] elektriciteitswerkzaamheden heeft uitgevoerd, door de noodzaak van het opnieuw aanleggen van de elektra opnieuw moeten worden gedaan;
  • een gasleiding is in een verkeerde – want niet-voorgeschreven – kleur opgeleverd.
4.24.
Verder noemt het rapport als schade:
  • de noodzaak om 20 weken een externe douchecabine te huren;
  • een huisstofzuiger ter waarde van € 200,- is door een uitvoerder gebruikt voor het opruimen van bouwstof, waardoor deze stuk is gegaan;
  • [eisers in de hoofdzaak] hebben € 20.800,- betaald aan [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , deze kosten moeten als verloren worden beschouwd.
Verzuim en omzettingsverklaring
4.25.
[eisers in de hoofdzaak] hebben onweersproken gesteld dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet heeft gereageerd op de ingebrekestelling van 8 november 2023 en ook nog geen stappen had ondernomen om herstel aan te bieden ten tijde van de inleidende dagvaarding (3 januari 2024). Op de dag van de inleidende dagvaarding – tevens de dag vanaf wanneer wettelijke rente wordt gevorderd – was [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] daarom in ieder geval in verzuim.
Grondslag schadevergoeding: vervangende schadevergoeding en wanprestatie
4.26.
De rechtbank merkt op dat [eisers in de hoofdzaak] wisselende grondslagen hebben aangevoerd voor de gevorderde schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [eisers in de hoofdzaak] toegelicht dat zij de werkzaamheden die zijn overeengekomen, alsnog door derden willen laten uitvoeren. De rechtbank begrijpt dit betoog zo, dat [eisers in de hoofdzaak] vervangende schadevergoeding wensen zodat zij het werk af kunnen maken en dat [eisers in de hoofdzaak] op grond van artikel 6:74 BW schade vorderen voor zover [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] fouten heeft gemaakt bij de uitvoering van de werkzaamheden. Dit hebben zij ook met zoveel woorden aangegeven in de inleidende dagvaarding. De rechtbank houdt het er daarom voor dat de inleidende dagvaarding moet worden opgevat als omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW. Dat was, gelet op de opbouw van de gevorderde schadebegroting, voor [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] ook kenbaar.
Tussenconclusie: [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is schadeplichtig
4.27.
De tussenconclusie is dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] toerekenbaar is tekortgekomen in de nakoming van de overeenkomst door op uiteenlopende wijzen ondeugdelijk werk af te leveren en vervolgens de werkzaamheden neer te leggen. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is daarom aansprakelijk is voor de schade die [eisers in de hoofdzaak] lijden door de gebrekkige uitvoering dan wel niet-voltooiing van de werkzaamheden.
4.28.
Voor zover de werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd of nog niet zijn voltooid, geldt dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de gevorderde vervangende schadevergoeding – die bestaat uit de kosten die [eisers in de hoofdzaak] moeten maken om de werkzaamheden alsnog (deugdelijk) uit te voeren – moet betalen. Deze schade wordt vastgesteld en begroot aan de hand van het rapport van Loyal Experts.
4.29.
Daarnaast moet [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de overige schade vergoeden die [eisers in de hoofdzaak] lijden door de tekortkomingen.
Schadebegroting
Inleiding
4.30.
[eisers in de hoofdzaak] vorderen een bedrag van € 104.990,74, inclusief btw. Dit bedrag is door Loyal Experts begroot. [eisers in de hoofdzaak] hebben volstaan met een verwijzing naar het rapport van Loyal Experts.
4.31.
Bij toewijzing van schadevergoeding begroot de rechter de schade op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is. Kan de omvang van de schade niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. Dat volgt uit artikel 6:97 BW. Het is aan [eisers in de hoofdzaak] om inzicht te geven in de omvang van de schade en om aan te geven hoe de gestelde schadeposten zijn te herleiden tot tekortkomingen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
4.32.
De schadebegroting van Loyal Experts valt uiteen in twee soorten schadeposten. Een bedrag van € 37.395,21 (exclusief btw) is opgebouwd uit verschillende kleinere posten die rechtstreeks verband houden met het herstel van de gebreken die Loyal Experts heeft geconstateerd in het rapport, dan wel rechtstreeks verband houden met het afronden van de werkzaamheden die niet zijn afgerond. Daarnaast heeft Loyal Experts een reeks stelposten aangevoerd die samen € 49.374,- (exclusief btw) bedragen.
Beoordeling € 37.395,21
4.33.
Voor het bedrag van € 37.395,21 geldt dat de posten minutieus zijn begroot en in deelposten zijn opgesplitst. De schadebegroting is door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet weersproken en komt de rechtbank ook niet onaannemelijk voor. Dit bedrag wordt daarom, vermeerderd met 21% btw, toegewezen.
Beoordeling stelposten
4.34.
Voor de stelposten van € 49.374,- geldt dat het bedrag (exclusief btw) als volgt is opgebouwd:
  • Timmerwerk herstellen/renoveren beschadigde trap: € 7.000,-
  • Loodgieterswerk badkamer en toilet 2e verdieping inclusief afmonteren en afkitten: € 2.000,-
  • Loodgieterswerk badkamer en toilet 1e verdieping inclusief afmonteren en afkitten: € 2.000,-
  • Water en afvoeren vastzetten: € 800,-
  • Herstellen beschadigde kunststof kozijnen en vervangen beschadigde vensterbanken: € 1.500,-
  • Stelpost sanitair toilet begane grond, inclusief betegelen, verder de riolering doorspoelen en controleren op obstructies: € 5.500,-
  • Buitendoucheunit, inclusief aan- en afvoerkosten: € 4.250,-
  • Vervangen rioleringssysteem vanaf de zolder naar beneden door een grotere diameter, inclusief betegeling: € 1.224,-
  • Elektriciteit en loodgieterswerk zolder: € 800,-
  • Stucwerk na herstel elektrawerkzaamheden: € 2.500,-
  • Herstel gasleiding: € 800,-
  • Verloren kosten familie [eisers in de hoofdzaak] en schade stofzuiger: € 21.000,-
4.35.
Stelposten zijn naar hun aard onzeker en voorlopig van aard. [eisers in de hoofdzaak] hebben toegelicht dat zij de nodige herstelwerkzaamheden slechts voor een deel hebben kunnen laten uitvoeren. Daaruit volgt dat zij nog geen concretere begroting hebben kunnen leveren. De rechtbank zal aansluiting zoeken bij de stelposten, aangezien [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niets heeft aangevoerd ter betwisting ervan. De rechtbank wijkt echter bij de hierna te noemen posten af van de begrote stelposten en zal uitleggen waarom.
4.36.
Voor de stelpost van € 21.000,- aan verloren kosten en schade stofzuiger geldt het volgende.
4.36.1.
[eisers in de hoofdzaak] hebben toegelicht dat het hier gaat om het bedrag van € 20.800,- dat zij reeds hebben betaald voor de verrichte werkzaamheden. Tussen partijen staat vast dat dit bedrag is betaald op grond van de aanneemovereenkomst. Aangezien [eisers in de hoofdzaak] om vervangende schadevergoeding verzoeken, is er geen grondslag om het door hen op grond van die overeenkomst betaalde terug te vorderen. De vervangende schadevergoeding laat de betalingsverplichting aan de zijde van [eisers in de hoofdzaak] immers ongemoeid.
4.36.2.
[eisers in de hoofdzaak] daarnaast aangevoerd dat zij, nadat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de werkzaamheden had gestaakt, hun stofzuiger hebben gebruikt om het woongedeelte schoon te maken van bouwstof. De stofzuiger is daardoor kapotgegaan. Het betrof een Miele Blizzard CX1 Red ter waarde van € 200,-. Het gaat hier om kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub a BW. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft de redelijkheid van het door [eisers in de hoofdzaak] maken van deze kosten niet betwist, zodat deze subpost wel wordt toegewezen.
4.36.3.
Voor de stelpost van € 21.000,- geldt daarom dat de rechtbank een bedrag van € 20.800,- afwijst en een bedrag van € 200,- toewijst.
4.37.
De stelpost voor het timmerwerk bij de trap bedraagt € 7.000,-. Loyal Experts heeft echter niet toegelicht hoe zij op dit bedrag is gekomen. Loyal Experts suggereert dat zowel de trap van de begane grond naar de eerste verdieping als de trap van de eerste verdieping naar de tweede verdieping dient te worden hersteld, terwijl het rapport uitsluitend meldt dat de laatstgenoemde trap beschadigd is geraakt. Op basis van het rapport en de door [eisers in de hoofdzaak] gegeven toelichting is ook niet inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden met dit bedrag zijn gemoeid. Dat had, nu de stelplicht ter zake van het bestaan van de schade die aan de schadebegroting ten grondslag ligt, wel op hun weg gelegen.
4.37.1.
Gelet op het beperkte aantal handvatten dat [eisers in de hoofdzaak] aldus heeft gegeven, ziet de rechtbank aanleiding om deze schadepost schattenderwijs te begroten op € 3.500,-, de helft van het begrote bedrag. Dit bedrag wordt toegewezen. Het meer gevorderde bedrag van
€ 3.500,- wordt afgewezen.
Wettelijke rente
4.38.
De gevorderde wettelijke rente vanaf datum dagvaarding wordt toegewezen, aangezien [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] op deze datum in verzuim was.
Slotsom gevorderde schadevergoeding
4.39.
Het voorgaande betekent dat het volgende bedrag aan schadevergoeding wordt toegewezen:
  • 37.395,21 + 21% btw =
  • (49.374,00 – 20.800,00 – 3.500,00) + 21% =
4.40.
Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 januari 2024, de datum van de inleidende dagvaarding.
Beslagkosten
4.41.
[eisers in de hoofdzaak] vorderen [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is, gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv, toewijsbaar. De beslagkosten worden vastgesteld op € 551,94 voor kosten deurwaardersexploten, € 314,- aan griffierecht en € 1.214,00 voor salaris advocaat (1,0 punt × € 1.214,00), totaal € 2.079,94.
Proceskosten
4.42.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Bij de begroting van de proceskosten van [eisers in de hoofdzaak] zal de rechtbank het griffierecht en het salaris gemachtigde begroten aan de hand van het tarief dat van toepassing is op de hoogte van de toegewezen vordering. Voor het griffierecht geldt dat voor een vordering van minder dan € 100.000,- in 2024 een griffierecht van € 1.325,- werd geheven. Van dit bedrag wordt de voor het verkrijgen van verlof voor het leggen van beslag geheven griffierecht van € 314,- in mindering gebracht. De proceskosten van [eisers in de hoofdzaak] worden al met al begroot op:
- kosten van de dagvaarding
140,17
- griffierecht
1.011,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.757,17
4.43.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beoordeling in de vrijwaring

Vordering in conventie
Waar gaat de vrijwaringszaak in conventie over?
5.1.
In de vrijwaringszaak spreekt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de vrijwaringszaak] aan omdat [gedaagde in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd ten aanzien van [eisers in de hoofdzaak] . Daardoor zegt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] schade te hebben geleden. Hij wordt nu immers aangesproken tot betaling aan [eisers in de hoofdzaak] . Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] was hij op geen manier betrokken bij het sluiten van de overeenkomst tussen [eisers in de hoofdzaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] en heeft [gedaagde in de vrijwaringszaak] op geen enkele manier overleg gevoerd met [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] of toestemming gevraagd om op deze manier te offreren. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] was slechts ter plaatse in zijn hoedanigheid van onderaannemer van [gedaagde in de vrijwaringszaak] en niet als hoofdaannemer van [eisers in de hoofdzaak] . Volgens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft [gedaagde in de vrijwaringszaak] met de offerte zitten knoeien en heeft hij zich schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
5.2.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] vordert een geldbedrag gelijk aan het bedrag waartoe hij in de hoofdzaak tot betaling wordt verplicht, vermeerderd met rente. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] verwijst voor wat betreft de omvang van zijn vordering verder naar de stellingen die [eisers in de hoofdzaak] in de hoofdzaak hebben ingenomen over de schadeplichtigheid van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
Toetsingskader
5.3.
De vordering van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is gegrond op de stelling dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] zich opzettelijk onbevoegdelijk heeft voorgedaan als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en dus als vertegenwoordiger van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
5.4.
Indien vast komt te staan dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft gehandeld zoals [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] zegt dat hij heeft gehandeld, dan pleegt [gedaagde in de vrijwaringszaak] een onrechtmatige daad jegens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de zin van artikel 6:162 BW, op grond waarvan hij verplicht zou zijn om de schade die [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] daardoor lijdt te vergoeden.
5.5.
De stelplicht voor de onbevoegde vertegenwoordiging en het aldus onrechtmatig handelen ligt bij [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
Betwisting [gedaagde in de vrijwaringszaak]
5.6.
[gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5.7.
[gedaagde in de vrijwaringszaak] erkent dat hij namens [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] een offerte heeft uitgebracht aan [eisers in de hoofdzaak] . Volgens [gedaagde in de vrijwaringszaak] was hij echter bevoegd om dat te doen. Dat was immers de opzet van de samenwerking tussen [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de vrijwaringszaak] . [gedaagde in de vrijwaringszaak] en [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] werkten ten tijde van de bij [eisers in de hoofdzaak] uitgevoerde werkzaamheden al enkele maanden zo samen. [gedaagde in de vrijwaringszaak] deed de acquisitie en regelde de financiële en contractuele zaken met de opdrachtgevers van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Deze samenwerking speelde al enige tijd toen de overeenkomst met [eisers in de hoofdzaak] werd gesloten.
5.7.1.
[gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft stukken in het geding gebracht die dit verhaal ondersteunen. [gedaagde in de vrijwaringszaak] wijst op een mailwisseling die hij op 22 augustus 2022 had met [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] over een model-offerte met het bedrijfspapier van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , waarop [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] reageert dat hij nog enkele wijzigingen wenst te zien. [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft verder gesteld dat hij visitekaartjes had gekregen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] om te gebruiken. Volgens [gedaagde in de vrijwaringszaak] werden de op te stellen offertes steeds afgestemd met [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] verrichtte vervolgens het uitvoerende werk. Contante betalingen nam [gedaagde in de vrijwaringszaak] in ontvangst. Als er een rekening aan een particulier werd gestuurd, dan was het echter juist [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] die een factuur opstelde met het briefpapier van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . De inkoop van materialen ging ook op naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] en die facturen gingen ook naar [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , aldus nog steeds [gedaagde in de vrijwaringszaak] . [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft in dat verband verschillende facturen ingebracht voor bouwmateriaal.
5.8.
[gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft het uitbrengen van de offerte aan [eisers in de hoofdzaak] ook steeds afgestemd met [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Dat blijkt onder meer uit een e-mail die [gedaagde in de vrijwaringszaak] naar [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft gestuurd op 19 juli 2023 met de titel ‘ [eisers in de hoofdzaak] 2 [plaats] ’ met als bijlage een op briefpapier van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] gestelde offerte, gericht aan [eisers in de hoofdzaak] .
Weerspreking door [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] van betwisting [gedaagde in de vrijwaringszaak] is onvoldoende
5.9.
De betwisting van [gedaagde in de vrijwaringszaak] houdt dus in dat hij wel degelijk bevoegd was om [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] te vertegenwoordigen. De vraag is of [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] deze betwisting op zijn beurt voldoende heeft weersproken. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval.
5.10.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft herhaaldelijk gesteld dat hij slechts als hulpkracht werd ingehuurd door [gedaagde in de vrijwaringszaak] en heeft een nauwere samenwerking in algemene zin betwist. Gezien de concrete stellingen van [gedaagde in de vrijwaringszaak] en de onderbouwing daarvan kon hij daarmee niet volstaan. Het had op de weg van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] gelegen om ter weerspreking van de stellingen van [gedaagde in de vrijwaringszaak] uit te leggen hoe de werkrelatie dan wél in elkaar stak. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft in dit verband aangevoerd dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] in voorkomende gevallen bevoegd was om [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] te vertegenwoordigen, maar alleen voor zover de opdrachtgever onvermogend was en daarom met een bouwdepot wilde werken. Deze stelling, die [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst heeft ingenomen, heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet onderbouwd. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft niet verwezen naar concrete projecten waarin deze bouwdepotconstructie werd gehanteerd. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft ook niet onderbouwd hoe deze volmachtconstructie precies vorm was gegeven en hoe en wanneer deze afspraken zijn gemaakt. Dat had, zeker in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde in de vrijwaringszaak] , wel op zijn weg gelegen.
5.11.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft bovendien niet uitgelegd hoe de projecten zijn gelopen ten aanzien waarvan [gedaagde in de vrijwaringszaak] de verschillende offertes en facturen op naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in het geding heeft gebracht. [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft ook niet weersproken bij deze projecten betrokken te zijn geweest.
5.12.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] heeft, tot slot, ook niet weersproken dat hij gedurende de werkzaamheden bij [eisers in de hoofdzaak] een e-mail heeft ontvangen van [gedaagde in de vrijwaringszaak] met als bijlage een aan [eisers in de hoofdzaak] geadresseerde concept-offerte op naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] . Evenmin heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onderbouwd welke stappen hij richting [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft ondernomen toen [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] er naar eigen zeggen tot zijn schrik achter kwam dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] offertes opstelde op naam van [bedrijfsnaam gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] .
5.13.
Al met heeft [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagde in de vrijwaringszaak] onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] hem onbevoegd heeft vertegenwoordigd. Dit komt daarom niet vast te staan.
Slotsom vordering in conventie
5.14.
Nu niet is komen vast te staan dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onbevoegd heeft vertegenwoordigd, is ook geen onrechtmatige daad van [gedaagde in de vrijwaringszaak] jegens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] komen vast te staan. Aangezien dit de enige grondslag is van de vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] , worden de vorderingen afgewezen.
Proceskosten in conventie
5.15.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Bij de bepaling van de proceskosten wordt uitgegaan van een gevorderd bedrag van meer van € 100.000,-, aangezien [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] de integrale, door [eisers in de hoofdzaak] ingestelde vordering op [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft willen verhalen. De proceskosten van [gedaagde in de vrijwaringszaak] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.123,00
Voorwaardelijke vordering in reconventie
Vordering behoeft geen behandeling
5.16.
De reconventionele vordering van [gedaagde in de vrijwaringszaak] is ingesteld onder de voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen. Volgens [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft in dat geval te gelden dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] zelf de veroorzaker is van de schade aan de woning van [eisers in de hoofdzaak] , aangezien [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] feitelijk uitvoerder was van de werkzaamheden. De voorwaardelijke eis in reconventie luidt dan dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] aan [gedaagde in de vrijwaringszaak] dat bedrag moet betalen waartoe [gedaagde in de vrijwaringszaak] jegens [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in conventie wordt veroordeeld. Aangezien de voorwaarde niet is vervuld, behoeft deze vordering geen behandeling.
Proceskosten in voorwaardelijke reconventie
5.17.
Voor wat betreft de proceskosten geldt het volgende. Indien de voorwaarde waaronder een voorwaardelijke eis in reconventie is ingesteld, niet wordt vervuld, dient voor de proceskostenveroordeling te worden bezien:
  • of de eis in voorwaardelijke reconventie ondeugdelijk is, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie moeten worden gebracht;
  • dan wel of de kosten daarvan nodeloos gemaakt of veroorzaakt zijn, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie kunnen worden gelaten;
  • dan wel of, gelet op de samenhang van de gedingen in conventie en reconventie, de eis in (voorwaardelijke) reconventie een redelijke vorm van verdediging vormt en de kosten daarvan op die grond ten laste van de in conventie in het ongelijk gestelde partij dienen te komen;
  • dan wel of geen van beide partijen als in reconventie in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd en een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege moet blijven.
5.18.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de voorwaardelijke eis in reconventie nauw samenhangt met de eis in conventie en een redelijke vorm van verdediging vormt en de kosten daarvan op die grond ten laste van de in conventie in het ongelijk gestelde partij dienen te komen. De rechtbank komt om de navolgende redenen tot dit oordeel.
5.19.
De eis in reconventie hangt, nu de voorwaarde ligt in de toewijsbaarheid van de vordering in conventie, rechtstreeks samen met de eis in conventie. Voor de redelijkheid van de verdediging geldt het volgende. [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de vrijwaringsprocedure voor het eerst het standpunt van de onbevoegde vertegenwoordiging heeft ingenomen. [gedaagde in de vrijwaringszaak] is dus niet eerder in de gelegenheid geweest om ter afwending van de vrijwaringsprocedure de aantijgingen in conventie te weerleggen en dus evenmin om inhoudelijk stelling te nemen over de onderlinge verantwoordelijkheden binnen het project bij de woning van [eisers in de hoofdzaak] in de omstandigheid dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] onbevoegd zou hebben vertegenwoordigd. [gedaagde in de vrijwaringszaak] heeft daarom geen actie kunnen ondernemen om een rechtsgang te voorkomen. Dat [gedaagde in de vrijwaringszaak] zich vervolgens genoodzaakt heeft gezien om zich in rechte ten volle te verdedigen is onder deze omstandigheden redelijk te noemen.
5.20.
[gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] wordt om voornoemde redenen in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
5.21.
De rechtbank neemt bij het begroten van de proceskosten tot uitgangspunt dat de voorwaardelijke eis in reconventie geen bepaalde waarde heeft. Dat doet de rechtbank omdat de vordering geen concrete waarde vermeldt en ook geen duidelijke aanwijzing bevat over haar waarde. De rechtbank gaat daarom uit van tarief II.
5.22.
De proceskosten van [gedaagde in de vrijwaringszaak] worden begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(2 punten x 0,5 × € 614,00)
Totaal
614,00

6.De beslissing

De rechtbank
In de hoofdzaak
6.1.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] om aan [eisers in de hoofdzaak] te betalen een bedrag van € 75.587,74, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 januari 2024 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 2.079,94,
6.3.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de proceskosten van € 3.757,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In de vrijwaring
in conventie
6.7.
wijst de vorderingen van [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] af,
6.8.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de proceskosten van € 4.123,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
6.9.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de proceskosten van € 614,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
6.10.
veroordeelt [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] in de proceskosten van € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde in de hoofdzaak / eiser in de vrijwaringszaak] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.Y. Ifzaren en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2025.

Voetnoten

1.Zie HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2034, rov. 3.1.2.
2.HR 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1456.
3.Zie HR 11 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9673, rov. 5.2.